Gazet van Antwerpen Stad en Rand

Wilfried Peeters zwaait Tom Boonen uit met groots afscheidsf­eest aan Zilvermeer in Mol

Ploegleide­r Wilfried Peeters zwaait renner/vriend uit met groots afscheidse­venement

- WIM VOS

Vijftien jaar lang hoorden ze samen. Zag je de ene, dan was de andere nooit ver weg. Tom Boonen (36) en Wilfried Peeters (52). De renner en zijn ploegleide­r. Met een criterium aan het Zilvermeer van Mol neemt Peeters vandaag afscheid van Tom Boonen. En met een beetje spijt in het hart. “Ik ga het missen. Die twee uur van de koers naar huis dat we samen in de auto zaten en onze babbel deden. Voortaan zal ik de radio moeten opzetten.” Een monoloog van de man die wel doorgaat.

“Ik heb getwijfeld, ja. Was deze afscheidsw­edstrijd nog nodig? Ook omdat Tom zelf er aanvankeli­jk vragen bij had. Nóg eens een afscheid, Fitte? En ik begreep hem wel. Het is al maanden de laatste hier, de laatste daar… Hij nam op de duur meer afscheid dan dat hij koerste. Maar vandaag ben ik blij dat we ermee doorgezet hebben. Als je ziet wie er allemaal komt. Dat rijtje namen van renners en ex-renners, mooi toch? Tom beseft het nu ook. Dit gaat iets anders worden. Een laatste keer koersen met al zijn vrienden van vroeger. Het gaat plezant worden. En eerlijk: als ik mijn hart liet spreken, moést ik dit gewoon organisere­n.” “Ik zal Tom missen. Dat ontken ik niet. Als je vijftien jaar lang met elkaar werkt, is dat normaal. Ook omdat het met Tom dubbel was. Er was onze profession­ele band, maar er was ook een familiale, vriendscha­ppelijke band. Zelfs al heb ik dat altijd gescheiden proberen te houden. Echt waar: ik heb er alles aan gedaan om ni niet altijd als de man van Boonenn te worden bekeken. Het heeft niet geholpen, want ik heb die stempel toch.” “Maar ik heb dat nooit ge gewild. Zelfs op ploegverga­der deringen. Dan ging het over Tom en was het direct van: Fitte, bel jij hem eens. Dat ik letterlijk moest zeggen dat ze hem evengoed z zelf konden bellen. Net zoals ik somssom vroeg om eens niét in de volgw volgwagen te zitten bij een koers van Tom. Ik heb hem zelfs benadeeld. Herinner je je de Omloop Het Nieuwsblad in 2015 (Ian Stannard won tegen drie renners van Quick.Step, red.)? Als ik daar mijn hart laat spreken, zetten we alles op Tom in de spurt. Maar ik dacht: Dan zullen ze weer zeggen dat Peeters nog maar eens voor Boonen koos. Dat is vaker gebeurd. Soms voelde ik mij ambetant dat ik weer de kaart-Boonen moest trekken, terwijl ik vandaag weet dat we het misschien nog veel vaker hadden moeten doen. Uiteindeli­jk was hij de gast die voor de ploeg de meeste koersen won.” “Gelukkig heeft Tom dat zelf ook nooit erg gevonden. Hij is nooit een ikpersoon geweest. Was hij egoïstisch­er geweest, hij had nog meer kunnen winnen. Maar Tom kon evengoed voor iemand anders rijden. Dat maakt hem tot de renner die hij is. Hij kon met iedereen opschieten. We hebben ooit eens geprobeerd een lijst samen te stellen: welke renners wilde hij graag bij de ploeg en welke absoluut niet? Hij kon geen vijf renners opnoemen van wie hij niets moest weten. Dat zegt genoeg.”

Kempenaars onder mekaar

“Waarom het altijd zo goed geklikt heeft tussen ons? De vraag is mij al duizend keer gesteld. Ik weet het niet. Kempenaars onder mekaar, zeker? Verder kom ik niet. Een West-Vlaming is heel anders. En Tom was iemand die graag mensen rond zich had die hij vertrouwde. Altijd weer dat familiale gevoel, hé. Het is de voornaamst­e reden waarom hij vijftien jaar bij Quick.Step is gebleven. Mocht hij voor het geld gekozen hebben, hij had de ploegen voortduren­d tegen mekaar laten opbieden en om de twee jaar ergens anders kunnen rijden. Maar dat deed hij niet.” “Of ik daar dan een rol in gespeeld heb? In het begin van zijn carrière zeker wel. Zijn manager Paul De Geyter zegt nog altijd dat het dankzij mij is dat Tom voor Quick.Step heeft gekozen. Maar evengoed waren onze wegen wel gescheiden. Op zeker ogenblik kreeg hij een voorstel van een Franse ploeg (in 2008 van Bouygues Télécom, red.). Hij mocht een soigneur meenemen, een mecanicien, en ook een ploegleide­r. Ik heb toen telefoon gekregen van Patrick Lefevere. Op zijn gekende manier: Ga maar mee, hé. Doe maar wat je wil. Dan heb ik Patrick moeten duidelijk maken dat ik dat helemaal niet van plan was. Ik zat al zo veel jaar bij hem. Ik zou Tom echt niet blind gevolgd hebben.” “In mijn herinnerin­g heb ik Tom altijd gekend. Zijn vader was beroepsren­ner, ik was amateur, we woonden in dezelfde streek, en dan ken je mekaar. Zo simpel was dat bij ons in de streek. Ik kwam dan al bij André en

Agnes over de vloer. Logisch dat ik Tom volgde toen hij begon te koersen. Zonder meer. Hij was een van die vele jeugdrenne­rs die het eens proberen. Je zag wel dat hij sterk was en je vroeg je wel eens af: Zou dat iets worden? Maar dat hij zo goed zou worden? Niemand in de streek wist dat.” “Tot hij Belgische kampioen bij de beloften werd en de Zuidkempen­se Pijl won. Ik was dat jaar voor het eerst peter van de organisere­nde wielerclub en reed met een paar gasten rond. Tom heeft altijd gezegd dat dit zijn grootste stunt bij de jeugd was. Wat kan kloppen. Zeker 25 kilometer lang heeft hij daar een jagend peloton twintig, dertig seconden achter zich gehouden. Kan niet, zeiden ze. Maar ik durf met 110 procent zekerheid zeggen dat het allemaal normaal is gebeurd. Daar is geen motard of auto aan te pas gekomen. Dat was puur op eigen kracht.” “Maar wat mij het meest is bijgebleve­n, is zijn derde plaats in Roubaix bij de beloften – achter ne Rus. Ik zat die avond met Patrick Lefevere aan tafel en stuurde Tom aan tafel een sms: En maat? Hoe was het? Hij stuurde terug: Derde. Niet gelogen: ik heb direct dat sms’je aan Patrick laten zien en zei: Feverke, die moet je pakken.” “Moeilijk is het nooit geweest om ploegleide­r te zijn van Tom. Ook dat wil ik gerust bekennen. Tom heeft van zichzelf zoveel koersinzic­ht. De eerste twee jaar heb ik hem af toe moeten bijsturen. Ik herinner me de eerste Roubaix die hij won. Eurosport pakte uit met iets nieuws. Voor het eerst hingen er camera’s in de auto. Nadien heb ik die beelden teruggezie­n. Eigenlijk was dat telecomman­do. Nu in tweede positie blijven, nu niet op kop komen, juist voor de bocht passeren… Ik gaf de ene instructie na de andere en Tom deed precies wat ik zei. Maar dat was in het begin. Na drie jaar wist hij beter dan wie ook wat hij in de koers moest doen.”

“In al die jaren ben ik nooit echt kwaad geweest op hem. Ontgoochel­d, hooguit. Dat je zegt: Verdomme, jongen, hoe is het mogelijk? Maar op die vent kan je niet kwaad worden. Frank Vandenbrou­cke had dat ook. Op een andere manier, maar die mannen hébben iets.” “Zoals met die cocaïneaff­aire. Achteraf bekeken zijn we toen nog dichter naar elkaar toe gegroeid. Natuurlijk kon dat niet. En ja, Tom hád een voorbeeldf­unctie. Ik heb hem dat ook gezegd. Maar als iedereen die zo’n misstap maakt morgen in het water springt, zit de zee vol.” “Wat mij meer stoorde, was dat sommigen zeiden dat ik ook in de fout was gegaan. Zoals een vader verantwoor­delijk is voor zijn zoon, zo vonden zij dat ik verantwoor­delijk was voor Tom. Zever. Eén: omdat zelfs de beste vader niet kan garanderen dat zijn zoon nooit iets fout doet. En twee: alsof ik Tom zijn polleke moest vasthouden.”

Aan de open haard

“Bang dat hij in een zwart gat gaat vallen, ben ik niet. Ook al ben ik ervan overtuigd dat hij nog twee jaar had kunnen doorrijden. Mocht Tom een renner van een ander niveau geweest zijn, hij had dat ook gedaan. Alleen: als je zo veel gewonnen hebt als hij en de laatste twee jaar is het wat minder, krijg je toch maar kritiek. Dan is het beter dat je stopt.” “Het enige wat ik hem gezegd heb, is dat hij goed moeten weten wat hij wil in de toekomst. Renners zijn gewend om alle dagen weg te zijn. Tom Boonen gaat nooit de man worden die van 8 tot 4 werkt en dan vanaf 4 uur met zijn kindjes aan de open haard zit. Maar ik ben er gerust op. Deze week zei hij het al: Fitte, ik heb geen vijf minuten tijd meer. Zoals een echte gepensione­erde. Die mannen hebben ook nooit tijd.” “Hij gaat zijn ding wel vinden. Met zijn auto’s, maar ook in de koers. De fiets gaat hem nooit loslaten. Ik hoor nu al dat Specialize­d met hem iets wil doen, dat Patrick een deal wil sluiten. En in dat nieuwe leven zal er ook nog wel plaats zijn voor mij. Denk ik, hoop ik. Ik ben niet de man die alle dagen aan zijn telefoon zal hangen, maar ik ben deze week nog wel bij hem thuis geweest. Dan spring ik eens binnen bij Lore. Dat moet blijven kunnen. We gaan mekaar niet uit het oog verliezen. Het grote voordeel is dat we in mekaars buurt wonen. Dat was anders met Museeuw. Die woonde in de Vlaanders. In het begin belden we elkaar tweemaal per week, dan nog één keer, en op de duur verwatert dat. Tom zal ik wel blijven zien.” “Misschien maakt het dat wel minder emotioneel straks. De voorbije weken heb ik er sowieso weinig last van gehad. Hoewel: in Roubaix, zo zei Tom Steels mij, was ik blijkbaar stiller dan normaal. En in de Scheldepri­js, voor eigen volk, merkte ik het ook bij mezelf. Maar voorts: het leven gaat voort, hé. Wat ik het meest zal missen, zijn die uren in de auto na de koers, van hotel op weg naar huis. Dan deden we onzen babbel. Soms over de koers: hoe hij het gezien had, hoe ik het gezien had. Maar evengoed praatten we over dingen die helemaal niets met de koers te maken hadden. Dat is voorbij. Straks zal ik mijn radio moeten opzetten. En dan vind ik spijtig. Maar dat zullen we dan wel inhalen als we eens goed gaan eten, zeker?”

 ?? FOTO PHOTO NEWS ?? Wilfried Peeters met Tom Boonen, een onafscheid­elijk duo. “Waarom het altijd zo goed geklikt heeft tussen ons? De vraag is mij al duizend keer gesteld. Ik weet het niet. Kempenaars onder mekaar, zeker?”
FOTO PHOTO NEWS Wilfried Peeters met Tom Boonen, een onafscheid­elijk duo. “Waarom het altijd zo goed geklikt heeft tussen ons? De vraag is mij al duizend keer gesteld. Ik weet het niet. Kempenaars onder mekaar, zeker?”
 ??  ??
 ??  ??
 ?? FOTO BERT DE DEKEN ??
FOTO BERT DE DEKEN

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium