Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Sympathiek zonder, lafaard met helm
Waarom Stoffel Vandoorne maar beter oplet voor zijn teammaat Fernando Alonso
Stoffel Vandoorne laat geen gelegenheid voorbij gaan om te benadrukken dat hij blij is met Fernando Alonso als teammaat. De Spanjaard leert hem veel bij, motiveert en houdt iedereen scherp. De vraag is of Alonso zijn Belgische teamgenoot even respectvol behandelt. Want het minste wat gezegd kan worden, is dat Alonso tegenover zijn collega’s niet altijd de fijnste mens is gebleken.
17 jaar Formule 1. 275 grands prix. 2 wereldtitels. 32 zeges. De cijfers van Fernando Alonso klinken als een klok. Alleen: het laatste lijntje van dat indrukwekkende lijstje overwinningen werd ondertussen al vier jaar geleden geschreven, in Spanje. Sindsdien zit Fernando Alonso in het sukkelstraatje. Niet door zijn schuld, wel door de amechtige bolides die hij moest besturen. Zoals de McLaren-Honda van 2017. De 35-jarige Spanjaard heeft een goede manier om dat niet aan zijn hart te laten komen. Naar eigen zeggen zet hij tegenslag om in positieve energie. Dat laat hij dit jaar ook blijken, met uitspraken als “De beste race van mijn leven” (na zijn opgave in Melbourne), “Ik heb gereden als een beest” (na zijn opgave in China) of “Ik reed nooit beter dan dit seizoen” (na een veertiende plaats in Bahrein). Maar Alonso heeft in het verleden ook al bewezen dat hij die positieve energie haalt uit het verpletteren van zijn teamgenoot. Giancarlo Fisichella, Nelson Piquet jr., Romain Grosjean, Jarno Trulli, Felipe Massa, Jenson Button: allemaal gingen ze voor de bijl. En toen die psychologische oorlogsvoering een keer geen resultaten opleverde – zoals in 2007, toen Lewis Hamilton in zijn rookieseizoen sterker bleek dan verwacht – dan aarzelt Alonso niet om het hele team in zijn val mee te sleuren. Zodat ook zijn teammaat naast de prijzen grijpt. Onder de gordel Niet iemand om blind te vertrouwen, zo lijkt. Wat Felipe Massa enkele jaren na zijn samenwerking met Alonso ook bevestigde. “Een heel sympathieke kerel eigenlijk, Fernando”, stelde de Braziliaan. “Toch naast de piste. Maar eens hij zijn helm opzette, veranderde dat. En al helemaal als ik het waagde om sneller te gaan. Dan stelde Fernando alles in het werk – boven en onder de gordel – om binnen het team een voordeel te verwerven.” Moet Vandoorne zich dan zorgen maken? Misschien niet, maar enige waakzaamheid is toch geboden. Er was bijvoorbeeld die weinig collegiale uitspraak van Alonso na de kwalificaties voor de GP van Rusland. “Ik klop hier mijn teammaat met zeven tienden”, stelde hij toen. “Nochtans reed hij met dezelfde wagen en wist hij voor hij in de F1 zat alles te winnen wat er te winnen viel.” Dat Vandoorne in die kwalificaties niets meer had te zoeken – hij zou door een gridstraf toch als laatste vertrekken – daar maakte Alonso geen gewag van. Niet dat hij daarvoor door de McLaren-teamleiding op de vingers werd getikt. Alonso wordt door de top van het Britse team immers in de watten gelegd. Een barslechte F1-bolide? Dan zorgen ze toch voor een deelname aan de Indy 500, met een competitieve wagen? Fernando Alonso richt een eigen kledinglabel op en weigert nog langer de McLaren-kledinglijn te promoten? Geen probleem. Goed, misschien hoeft die weinig gezonde situatie niet lang meer te duren. In de aanloop naar zijn thuisrace gaf Alonso maar wat graag te kennen dat hij voor 2018 een competitieve wagen zoekt. Dat hij in het najaar de knoop zal doorhakken. Het is nog maar de vraag of nog veel teams happig zullen zijn om het Spaanse woelwater in hun rangen op te nemen.
GERT VERMERSCH