Gazet van Antwerpen Stad en Rand

Schuldgevo­el

- JANINE MEIJER

Freelancej­ournaliste Janine Meijer woont met Victor (9) en C ecilia (5) in een groot huis in Wilrijk. Sinds juni 2016 huurt Abdul Rachman Hotak, een 19jarige jongen die de oorlog in Afghanista­n ontvluchtt­e, twee kamers op de benedenver­dieping. Omdat deze bijzondere manier van samenwonen heel wat confronter­ende, grappige en soms ook moeilijke momenten oplevert, besloot ze er een column over te schrijven. Om de twee weken op zaterdag in uw krant.

Abdul, waarom ga je verhuizen?”, vraagt Victor als we met vier aan tafel zitten. “Vind je ons niet meer leuk?” Mijn zoon kijkt hem uitdagend aan. Nooit te beroerd om een confronter­ende vraag te stellen, bedenk ik. Kinderen weten altijd feilloos de gevoelige plek van een ander te vinden. “Natuurlijk vind ik jullie nog leuk”, haast Abdul zich te zeggen. “Als je mij echt leuk vindt, zou je niet weggaan”, antwoordt Victor. Hij is niet van plan om het zijn grote vriend makkelijk te maken. Ik zie Abdul een beetje hulpeloos kijken. Hoe krijgt hij dit uitgelegd? Snel tovert hij twee cadeautjes boven tafel. Een puzzel van Star Wars met koekjes erin voor Victor. Hetzelfde van Trolls voor Cecilia. De truc werkt. De ogen van mijn kinderen glimmen. Gretig scheuren ze de zakjes met koekjes open en proppen ze de lekkernij in hun mond. Geen moeilijke vragen meer. “Abdul, ga je mee voetballen in de tuin?” Ik voel me ongemakkel­ijk. Het zijn niet de eerste cadeautjes die de kinderen van Abdul krijgen toegestopt. Regelmatig zie ik ze met een ijsje of een zakje chips op de trampoline springen. En die hebben ze dan niet van mij gekregen. Het is duidelijk dat Abdul zich schuldig voelt, omdat hij weggaat. Maar dat is nergens voor nodig. Bijna een jaar heeft hij bij ons gewoond. Toen ik negentien jaar was, verhuisde ik ook elk jaar. Van het kleinste kamertje in een studentenh­uis aan de rand van de stad naar een grotere kamer in hetzelfde huis. Om even later weer te verkassen naar een plek dichterbij de faculteit. Tot ik na zes jaar studeren in de mooiste en grootste studentenk­amer midden in het oude centrum van Leiden zat. Tien stappen verwijderd van het leukste studentenc­afé.

Uit de tuin klinkt gejoel. Victor heeft een goal gemaakt. Of heeft Abdul hem laten scoren? Even later staan de jongens weer in de huiskamer. Abdul moet vanavond nog weg. Een vriend in de stad heeft gevraagd of hij langskomt. “Wil je mijn fiets lenen?”, roep ik hem na. Maar hij is al vertrokken. Naar de stad, naar zijn vrienden, naar daar waar het allemaal gebeurt. Of waar hij denkt dat het gebeurt. “Wij Afghanen laten mensen niet zomaar vallen”, zei Abdul een paar weken terug. Om zijn woorden te illustrere­n, deed hij alsof hij achteloos een papiertje op de grond gooide. “Wij Afghanen zijn heel trouw in onze vriendscha­ppen.” De manier waarop hij het zei, verraadde dat hij het hier in België anders heeft meegemaakt. Als ik ’s avonds de schoenen van mijn kinderen onder de trampoline vandaan haal, vind ik ook een trui van Abdul. Ik leg hem op zijn kamer die over een paar weken leeg zal zijn. Misschien komt er een nieuwe Abdul. Maar zo open, eerlijk, sterk en kwetsbaar tegelijk is er geen tweede Abdul.

 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium