Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Beste ronderenner van jongste dertig jaar
Hij is regelmatig kwaad geweest op ons. Als hij weer eens vond dat we veel te veel de nadruk legden op zijn vele valpartijen. Of als dat forse contract dat hij in zijn beste jaren bij de Nationale Loterij uit de brand had gesleept, nog maar eens werd aangehaald. Of, nog vervelender, als we schreven dat hij toch wel erg weinig won. Niemand die dan zo goed kon mokken als Jurgen Van den Broeck. Terwijl hij beter had moeten weten. Net in die kritiek school altijd het grootste compliment. Aan middelmaat zouden we nooit zo veel woorden vuilmaken. Het zijn alleen de toppers die kritiek krijgen.
En een topper wás Van den Broeck. Toch in zijn allerbeste dagen. Tweemaal top vijf in de Tour. Dankzij de dopingstrapatsen van de concurrentie staat er vandaag zelfs een Tourpodium op zijn palmares. Dan kan je praten tot je een baard hebt: dat is een prestatie om U tegen te zeggen. Sinds Van Impe in 1981 heeft geen andere Belg hem die podiumplek voorgedaan. En je moet al zéér optimistisch zijn over de rondecapaciteiten van De Plus en co om te hopen dat Van den Broeck snel een opvolger zal hebben. Daarom, voor eens en voor altijd: puur cijfermatig is Jurgen Van den Broeck de beste ronderenner die dit land de laatste dertig jaar gekend heeft. Hulde daarvoor. Nog meer omdat hij nooit overliep van puur talent. Kon hij een stukje tijdrijden? Zeker, anders word je geen wereldkampioen in die discipline bij de junioren. Maar bij de profs kon je altijd wel een dozijn renners opsommen die hem hierin moeiteloos konden kloppen. Idem dito voor zijn klimkwaliteiten. Natuurlijk kon Van den Broeck bergop meer dan zijn man staan. Maar dat gevleugelde van de pure lichtgewichten had hij nooit . Bij Van den Broeck was alles werken, zweten en zwoegen. Maar net dat maakt het alleen maar meer bewonderenswaardig. Hij bouwde zijn loopbaan op werkkracht. Als de ‘jonge benen’ van vandaag – Wellens en co – sinds enkele jaren een huis huren in het zuiden om aan hun klimcapaciteiten te schaven, is dat mede dankzij Van den Broeck. Maanden en maanden heeft hij, vaak in zijn eentje, in de Sierra Nevada of op de Teide op Tenerife doorgebracht. Omdat hij besefte: wie als Vlaams renner niet gemaakt is voor de kasseien, moet elders investeren in zichzelf. Van den Broeck was er een pionier in, én een voorbeeld.
Naast die fraaie ereplaatsen in de Tour is het dat wat u straks moet onthouden van Van den Broeck. Die twee individuele profzeges – een rit in de Dauphiné en die Belgische titel in het tijdrijden – zíjn weinig, maar niet elke renner moet je taxeren op zijn aantal overwinningen. Op zijn manier, met veel vallen en opstaan – vaak letterlijk – veroverde Van den Broeck zich, in de best bezette wedstrijd van het jaar, tot tweemaal toe een plekje tussen de allergrootsten. Dan heb je het maximum uit je carrière gehaald. Als straks het grote Belgenverhaal van de Tour in deze eeuw wordt geschreven, zal er onmiskenbaar een flinke alinea aan hem besteed worden. Zoveel Belgen kunnen dat niet zeggen.