Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Elke centimeter grond is met bloed doordrenkt”
Slag om Passendale: grootste bloedbad op Belgische bodem ooit begon honderd jaar geleden met gigantische explosie onder Duitse linies
Amper acht kilometer terreinwinst én 450.000 doden, gewonden en vermisten. Dat was het dramatische resultaat van de Derde Slag om Ieper, bij de Britten beter gekend als de Slag om Passendale, door hen verbasterd tot Passion Dale (lijdensdal). Morgen is het precies honderd jaar geleden dat het voorspel van het grootste bloedbad op Belgische bodem ooit begon.
“No gentlemen!”, antwoordde veldmaarschalk sir Douglas Haig beslist. Buiten kletterde die ochtend van 7 oktober 1917 de regen tegen de ramen van zijn hoofdkwartier in het kasteeltje van Beaumerie (Montreuil) in het zoveelste noodweer dat al dagenlang over Vlaanderen en Noord-Frankrijk raasde. Voor hem stonden sir Hubert Gough, opperbevelhebber van het Britse Vijfde Leger (en een absolute vechtersbaas), en sir Herbert Plumer, opperbevelhebber van het Britse Tweede Leger. Elk leger goed voor 80.000 tot 100.000 manschappen. Tevergeefs hadden beide topgeneraals zich ’s nachts over hun stafkaarten gebogen en overlegd hoe ze hun baas zouden overtuigen om zijn idee van een grote en beslissende overwinning op de Duitsers, zijn Flanders Of
fensive, op te geven. Hun vraag was duidelijk: stop nu na twee maanden eindeloze gevechten dit offensief, aan het front is het één ondoordringbare modderzee, onze jongens sneuvelen met duizenden, dit is waanzin.
Maar Haig vond dat zijn beide legercommandanten te pessimistisch waren. Dat ook Londen zich zorgen maakte, tja wat wil je met politici. De troepen hadden de voorbije dagen toch vooruitgang geboekt? En het weer? Morgen schijnt misschien de zon… Op de kaarten van Haig stonden forse aanvalspijlen getekend voor de volgende ‘beslissende aanval’ op 10 oktober: het zoveelste nutteloze offensief. Objectieven zoals Langemark, Passendale, Hooge, Sint-Juliaan en Poelkapelle waren nog slechts namen op de kaart en bestonden niet meer.
Geschiedenismicrobe
Beter dan wie ook kent de nu gepensioneerde baggerbootkapitein Marcel Weerts, een rasechte Antwerpenaar, deze geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog. Marcel is zo door de geschiedenismicrobe gebeten dat hij – met zeshonderd boeken over die oorlog – vorige maand naar Langemark verhuisde om dichter bij zijn hobby te wonen.
“Heb je die obussen gezien?”, vraagt hij ons als we aanbellen. Even later zien we ze langs de weg liggen of zelfs in de gaten van telefoonpalen steken: vers bovengehaalde, roestige obussen. Nog steeds komt dat oorlogstuig na elke winter boven.
Langs prachtige weggetjes met schitterende uitzichten op de Kemmelberg loodst Marcel Weerts ons langs twee merkwaardige ‘vijvers’ naar een hoog uitkijkpunt te midden van zeer uitgestrekte akkers. Een bosje en een hoeve staan eenzaam bovenop deze heuvel: Spanbroekmolen. Amper twintig meter verder in het bosje ligt opnieuw een tachtig meter brede, vredige vijver: de Pool of Peace.
Bij deze vijvers, in feite kraters, begon op 7 juni 1917 het voorspel van wat het grote Vlaanderen-offensief van Douglas Haig moest worden. Haig had beslist dat na drie jaar stellingenoorlog de Duitsers voldoende leeggebloed waren om de genadeslag te krijgen. Rond Ieper zaten de Britten al drie jaar in een salient, een ongemakkelijk bruggenhoofd met de Duitsers boven hen op de lichte glooiingen. Zuidelijker rond Mesen en Wijtschate waren het de Duitsers die zo’n uitstulping in handen hielden, maar ook daar zaten de Duitsers in hun voordeel: hogerop.
In een eerste fase zouden de Britten dat front rond Mesen rechttrekken door de Duitsers te verjagen. Kwestie van de Britse rechterflank veilig te stellen. Na die klus zou de hoofdtroepenmacht uit de Ieperboog breken, via Passendale doorstoten naar Roeselare en dan met een zwaai de Duitse kusttroepen in de rug aanvallen. “Mesen was de grootste en enige overwinning uit dit offensief”, sneert Marcel Weerts. “Wat volgde waren bloederige pyrrusoverwinningen.”
Geheime tunnels
De beginfase was écht spectaculair. Ruim een jaar lang groeven gemobiliseer- de mijnwerkers in het grootste geheim elke nacht langs het zuidelijke front 21 mijngangen tot onder de Duitse stellingen. Sommige tunnels, zoals die van Spanbroekmolen, waren meer dan vijfhonderd meter lang en lagen dertig meter diep. Daar werd telkens 25 tot 35 ton springstof opgestapeld. Klaar voor het grootste vuurwerk uit de geschiedenis.
De Duitsers, die ettelijke zwaar bewapende terugval-linies hadden, hadden natuurlijk iets in de smiezen, maar ontdekten nooit wat hen te wachten stond. In de ochtend van 7 juni 1917 zouden alle mijnen gelijktijdig om 03.10u exploderen, waarna de Britse artillerie direct zou losbarsten om een gordijnvuur te leggen voor de snel oprukkende Britse infanterie.
Exact om 3u10 schudde de aarde en leek de wereld te vergaan. De legende wil dat men de aardbeving tot in Londen voelde. Met een serie gigantische explosies ging heel de Duitse linie met bunkers en al de lucht in. Wie het daar overleefd had, kwam “wankelend, spierwit, verwilderd en halfgek van angst tevoorschijn”, aldus de Britse schrijfster Lyn MacDonald. Ondertussen sloegen duizenden obussen in en ratelden de mitrailleurs. Zoals gepland werd de Mesen-heuvelkam snel veroverd. En toen viel het offensief stil.
Grote aanval op 25 juli
Haig wou uit de Ieperboog breken, maar snelle troepenverplaatsingen waren niet zijn sterkste kant. De Britse regering lag dwars, tussendoor begonnen de Duitsers zelf een offensief. Uiteindelijk zou de grote aanval op 25 juli beginnen. Negen dagen daarvoor begonnen ruim drieduizend kanonnen vanuit de Ieperboog de Duitse linies dag en nacht te bestoken. De
LYN MACDONALS
Uit Passendale 1917 ‘‘Het hele terrein was één vieze, slijmerige massa met botten en stukken vlees in ontbinding.” ‘‘Om 6u stonden de soldaten tot hun knieën in de modder, om 8u stonden ze tot aan hun middel in het moeras.’’
startdatum moest uitgesteld worden tot de ochtend van 31 juli. Dat betekende dat de artillerie al die tijd moest blijven schieten, stoppen kon natuurlijk niet meer. “4,2 miljoen granaten tegen ‘slechts’ 3 miljoen bij Mesen”, weet Marcel. Zonder het Duitse tegenvuur mee te tellen.
Daardoor schoten de Britten hun eigen opmars stuk. Niet alleen bleek al dat gedonder uiteindelijk de zwaar gebetonneerde Duitse stellingen maar matig beschadigd te hebben. Veel erger was dat die miljoenen obussen tientallen vierkante kilometer West-Vlaamse kleigrond totaal hadden omgeploegd en alle irrigatiesystemen grondig hadden vernield: alle beekjes en greppels waren weggeschoten. En op 31 juli begon wat bij élk van de volgende aanvallen steeds weer het geval zou zijn: ongewoon zware regenval. Zelfs de officieren werden er bijgelovig van. Binnen de kortste keren was heel de zone een enorme modderbrij.
Wie de huiveringwekkende beschrijvingen leest ( zie citaten), kan alleen maar diep medelijden hebben met de stormtroepen die in deze omstandigheden keer op keer wekenlang moesten oprukken terwijl de Duitsers vanuit hun zorgvuldig voorbereide stellingen op elke beweging een moordend vuur lieten neerkomen. Elke hoop stenen was een Duitse versterking, elk bosje een wirwar van kapotgeschoten boomstronken in diepe modder.
Met Marcel Weerts wandelen we langs het boeiende Memoriaal Museum Passendale met zijn geconserveerde loopgrachten en dugout, een soort ondergrondse kazerne. Maar hij brengt ons ook langs het nabije Tyne Cot (met 12.000 graven het grootste soldatenkerkhof van het Commonwealth), het Polygoonbos en het Hooge aan de achterkant van Bellewaerde. Wat nu een pretpark is met uitgelaten kinderen was ooit een van de meest dramatische gehaktmolens uit het Passendale-offensief: elke centimeter grond is hier met bloed doordrenkt. Op het Tyne Cot Cemetery wijst Marcel ons op de muurplaten: meer dan 35.000 namen van Commonwealth-soldaten van wie nooit iets werd teruggevonden. “Op de Menenpoort waren ze met 55.000 namen van vermisten begonnen. Toen daarop geen plaats meer was, hebben ze hier op Tyne Cot bijkomende platen gehangen. Ook dat volstond niet. In Ploegsteert staan nog eens 11.500 namen van nog andere vermisten. Op het Duits kerkhof van Langemark liggen zo’n 40.000 Duitsers begraven, anoniem”, vertelt Marcel Weerts.
“Op 12 november 1917, kort na de verovering van wat ooit Passendale was, stopte Haig dan toch zijn offensief”, vat Marcel samen. “Na honderd dagen had hij veroverd wat volgens zijn plan al de eerste dag veroverd had moeten worden. En in maart 1918 heroverden de Duitsers alles opnieuw.”