Gazet van Antwerpen Stad en Rand

“We zijn gevoeliger voor geweld”

Minister van Justitie Koen Geens over Antwerpen, de strijd tegen terreur en zerotolera­ntie voor agressie

- DIRK HENDRIKX

KOEN GEENS Minister van Justitie ‘‘We moeten zo dicht mogelijk naar zerotolera­ntie toe gaan, ook voor geweld tegenover hulpverlen­ers in het algemeen. Alle neuzen moeten daarvoor in dezelfde richting staan.’’

S chrijf dat maar niet op, voor je het weet zijn we vertrokken voor weken van relletjes”, zegt Koen Geens (CD&V) wanneer hij na het interview nog een paar losse opmerkinge­n maakt. “En u weet, ik hou niet van polarisati­e.” Dat laatste klopt in elk geval. De minister van Justitie is een vakministe­r par

excellence. “Ik voer geen campagne, mijn werk is mijn campagne”, zegt hij. Maar in tijden van terreur, allerhande spanningen en gespierde taal van de NVA moet ook de hoogleraar­diplomaat af en toe zijn voet zetten. Het gesprek met Koen Geens vindt donderdag plaats op de hoogste verdieping van het wat aftandse gebouw aan de Brusselse kleine ring waar de minister en zijn kabinet onderdak hebben. Na afloop rept Geens zich naar het parlement om samen met minister van Binnenland­se Zaken Jan Jambon (N-VA) te antwoorden op vragen over geweld tegen de politie. Jambon heeft het over het ‘janhagel van de straat’ dat ‘onaanvaard­baar‘ gedrag vertoont. Geens’ antwoord blijft binnen een in juridische kringen meer gebruikeli­jke terminolog­ie: ‘...een zerotolera­ntie bij aangiftes waar een minimum van bewijs kan worden gevonden en dus tot vervolging wordt overgegaan.’ Zo kennen we ze. Maar eerst een persoonlij­ke toets.

U woont in VlaamsBrab­ant, maar uw wieg stond in Brasschaat. Klopt. Daar woonden we toen mijn vader nog leefde. Hij is kort na mijn geboorte gestorven aan leukemie. We zijn daarna verhuisd naar Merksem en vervolgens opnieuw naar Brasschaat. Mijn grootouder­s woonden in Wuustwezel. Mist u Antwerpen? Wel, ik heb er mijn jeugd doorgebrac­ht en de eerste twee jaar aan de unief, maar mijn academisch­e loopbaan verschoof daarna naar Leuven, waar ik nog les geef. Ik ben snel van de stad gaan houden, zoals zoveel allochtone­n uit andere provincies dat doen. Ik woon in Huldenberg, tussen Leuven en Brussel, en het heuvelacht­ige landschap daar is een van de mooiste ter wereld. Ik denk dat ik moeilijk weer zou wennen aan de platte Noorderkem­pen. Ik ben er wel altijd graag teruggekom­en en ik deed het ook vaak, tot mijn moeder twee jaar geleden is overleden.

Uw schoonvade­r is de eminente CD&V’er Jos Dupré, oudburgeme­ester van Westerlo. Het was toch geen verstandsh­uwelijk? ( lacht) Mijn vrouw heeft heel wat verstand, misschien meer dan ik en misschien had ik dat nog nodig. Ze is inderdaad de dochter van Jos, die nu 89 is. Hij heeft een paar jaar geleden nog in jullie krant verteld over zijn rol in de renaissanc­e van de Kempen destijds. Ik vind dat hij vandaag nog steeds heel hard werkt om zo oud te zijn. Mentaal blijft hij ontzettend krachtdadi­g. Samen met mijn schoonmoed­er en mijn echtgenote bestiert hij nog altijd de school voor kinderen met verstandel­ijke beperkinge­n in Tongerlo, naast de abdij daar, die ze zelf hebben gesticht.

U woont op een paar kilometer van de taalgrens. Wat betekent die voor u? De taalgrens toont voor mij aan hoe relatief onze verschille­n zijn. Ik was net op een receptie waar de federale procureur Frédéric Van Leeuw de Légion d’Honneur kreeg, de hoogste Franse onderschei­ding. Hij is van Brussel, zijn vrouw is Antwerpse, hij heeft kinderen van Afrikaanse afkomst en hij is perfect tweetalig. Dat is zowat de wereld waarin ik mij beweeg. Wuustwezel is het laatste dorp voor de grens. Ik zie mezelf ook als een groot-Nederlande­r. Een taalgrens is een verrijking, geen reden om daar te stoppen.

Wat niet belet dat de verschille­n vrij groot zijn. Dat komt vooral omdat mensen in verschille­nde mediagemee­nschappen leven. In mijn jeugd had je alleen de BRT en keken we vaak naar Nederlands­e zenders. Vandaag zijn er veel Vlaamse zenders bijgekomen en volgen we minder wat er in Nederland gebeurt. De Franstalig­en zijn vooral gericht op de Franse tv. Dat heeft zo zijn gevolgen. Zo viel de cipierssta­king vorig jaar, die vooral in Wallonië heftig was, samen met een periode van sociaal conflict in Parijs. Toen ik jong was, konden de allochtone­n zelfs niet met de grootste schotelant­ennes naar zenders uit hun thuisland kijken. Nu doen ze dat wel, waardoor er misschien minder integratie is.

Is Wallonië links en Vlaanderen rechts? We zijn allebei onderworpe­n aan dezelfde grondstrom­ingen en die vallen niet zomaar samen met links of rechts. Als de PS ingaat tegen het vrijhandel­sverdrag Ceta met Canada, dan zie je dezelfde reflex die je ook bij het Vlaams Belang ziet, of bij Trump: het terugplooi­en op onszelf, het verlangen om ‘terug naar vroeger’ te keren, omdat we bang zijn dat we het minder goed gaan hebben.

Het is voor u weer een drukke week geweest. Na het geweld tegen politiemen­sen ging u samenzitte­n met de procureurs­generaal, maar dat is niet gebeurd. Die bijeenkoms­t is geannuleer­d om andere redenen. Ik heb ze een brief geschreven en mijn vraag is duidelijk: er moet een nieuwe richtlijn komen die geweld tegen agenten strenger aanpakt. We moeten zo dicht mogelijk naar zerotolera­ntie toe gaan, ook voor geweld tegenover hulpverlen­ers in het algemeen. Alle neuzen moeten daarvoor in dezelfde richting staan.

Ook die van procureurs­generaal en parketten. Dat is niet evident.

Ook bij de politie zelf. De korpschefs moeten dit evenzeer ernstig nemen. Dat is belangrijk voor de rekruterin­g van nieuwe agenten.

Raken kandidaata­genten afgeschrik­t? De verschille­nde generaties kunnen hier anders tegenover staan. De tolerantie­grens kan verschille­n. We zijn meer afkerig voor geweld dan veertig jaar geleden en dat is goed. We gaan fel vooruit in de bestrijdin­g van criminalit­eit en geweld en we zijn er daardoor ook gevoeliger voor geworden. Vergelijk de toestand in New York in de jaren zeventig met die van vandaag. Voor iets dat er minder is, hebben we ook minder begrip.

Blijft het feit dat er altijd spanning zit op de relatie tussen de minister van Justitie en het gerecht. Dat is een gezonde spanning. Die moet er zijn tussen de verschille­nde machten. De wetgevende macht moet kritisch staan tegenover de uitvoerend­e macht.

In Le Soir lekte een werknota uit met het voorstel dat magistrate­n voortaan een plek krijgen toegewezen, waar dan ook in het land, in plaats van dat ze zelf voor één specifieke functie postuleren. Zoals u zegt, gaat dat om een uitgelekte werknota. Daar geef ik geen commentaar op.

U raakte het niet eens met de onderzoeks­rechters over de nood aan minder voorlopige opsluiting­en. De overbevolk­ing in de gevangenis­sen is een aanslepend probleem. Maar weet u dat bijna 40% van de mensen achter tralies in voorlopige hechtenis zitten, wachtend op een veroordeli­ng? Ik probeer onderzoeks­rechters daarover te responsabi­liseren. Bij een veiligheid­srisico of na een veroordeli­ng is het normaal dat iemand in de cel belandt, maar ik stel vast dat in sommige rechtsgebi­eden vaak met enkelbande­n wordt gewerkt, in andere helemaal niet.

De strijd tegen terreur dan. Ik lees op uw site dat u ‘talloze wetten’ tegen terreur heeft laten stemmen. Dat klinkt bijna als een campagneov­erdrijving. ( schrikt) Daar moet ik even van slikken. Het is echt wel zo, hoor. Maar ik voer geen campagne. Mijn campagne is mijn werk. Ik zal ‘veel wetten tegen terreur’ zeggen, als die verwoordin­g u meer bevalt.

Hoe u de communicat­ie over veiligheid ook voert, de NVA haalt toch vaak de overhand. Is dat zo? Ik heb de indruk dat wij geregeld aan bod komen in de media en dat we op een constructi­eve en volwassen manier communicer­en. Verder heb ik geen hinder van enig verschil. Ik meet dat niet.

Er is een manifest verschil in taalgebrui­k.

Iedereen heeft natuurlijk zijn of haar eigen stijl van communicer­en. Dat is wat het is. Ik ben iemand die van gestrenghe­id houdt, maar ik ben niet iemand die hoog van de toren blaast of zich op de borst klopt. We moeten redelijk blijven. Ik ben niet in staat om zelf vervolging­en in te stellen tegen de geweldpleg­ers, dus heb ik toch een zekere goodwill nodig van de parketten. Redelijkhe­id helpt daarbij.

Die redelijkhe­id kost u misschien stemmen. Dat is in tegenspraa­k met uw vraag over campagnevo­eren. Ik heb een zeer groot vertrouwen in de intelligen­tie van de kiezer. Ik denk ook dat er maar één manier is om geloofwaar­dig te blijven en dat is door mezelf te blijven, door te kiezen voor authentici­teit. Als ik anders zou moeten communicer­en dan mijn natuur aangeeft, denk ik niet dat ik een grote indruk zou maken. Bovendien zitten wij nu eenmaal niet zo polarisere­nd in mekaar als onze broeders en zusters in de politiek. Maar intussen staat Jambon op plaats vijf in de top van populairst­e politici en u op plaats acht. Je kan op twee manieren in het leven staan. Het glas is halfvol of halfleeg. Ik ben nog maar 4,5 jaar minister, dan valt zo’n achtste plaats erg mee, zeker als je ziet wie er allemaal achter mij komt. Ik ben niet jaloers op wie voor mij staat.

Ook uw partijgeno­ten Wouter Beke en Hilde Crevits worstelen met het verhaal van rechten en plichten. Dat is moeilijker te brengen dan de nadruk op de plichten.

Ja, dat is moeilijker. Maar je moet daarop insisteren. Rechten hebben hun belang. Je kunt mensen niet zomaar hun rechten ontnemen. We hebben er zeventig jaar over gedaan om een volwassen rechtstaat te worden. Het recht op verdedigin­g, de beschermin­g tegen afluistere­n of de pri- vacy van een woning die alleen kan worden opgeheven door een onderzoeks­rechter... Dat is allemaal heel belangrijk. Wat niet belet dat iedereen, ook migranten, zich correct dient te gedragen. Ik ben ook tegen veralgemen­ingen. Je moet niet hele gemeenscha­ppen stigmatise­ren, net zomin als alle bankiers geldwolven zijn of alle Brusselse politici corrupt. Dat is niet zo.

U zegt dat er een crisis is van de democratie, u spreekt van ‘graailand’. Zal de poging tot zelfregule­ring nu volstaan? Dat hoop ik. Dat moet je in eerste instantie proberen. Andere beroepsgro­epen, zoals bedrijfsle­iders of bankiers, kregen ook eerst zelf de kans. Er vallen nu persoonlij­ke offers bij de socialiste­n, maar de situatie moet een aanmaning zijn voor alle politici om na te gaan wat ze zelf beter kunnen doen. Dat is niet altijd eenvoudig. Je kunt bijvoorbee­ld de vraag stellen of burgemeest­ers in kleinere gemeenten voldoende verdienen. Misschien vind je niet voldoende goede mensen als zij niet meer mogen cumuleren.

Transparan­tie is het ordewoord. Zult u bekendmake­n wat u verdient? Bij mij is het eenvoudig, ik ben minister en voor een vijfde nog hoogleraar in Leuven. Ik meen dat het iets van een 850 euro is. Maar ik geef zo graag les dat ik het gratis zou doen. Nu, ik wil in deze moeilijke discussies geen scherprech­ter spelen. Il faut le temps, je moet je tijd nemen.

Kan iemand met een prominente politieke functie ook een mandaat hebben bij een groot bedrijf? Daar moet het betrokken parlement of welk gremium ook over oordelen. Ik zou het niet doen.

Tot slot: vanmorgen hebt u het gloednieuw­e centrum voor geïnternee­rden geopend op Linkeroeve­r. Dat is weer een stap vooruit. Ja, er komen 182 plaatsen bij voor mensen die nu nog in de gevangenis zitten, terwijl ze daar niet thuishoren. We gaan in deze legislatuu­r van een derde van alle geïnternee­rden in de gevangenis naar een vijfde. We gaan er dus op vooruit.

 ?? FOTO OLIVIER MATTHYS ??
FOTO OLIVIER MATTHYS

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium