Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Ruzie over politiek: aanhanger Erdogan steekt woordvoerder Gülenbeweging neer
Sinds juli vorig jaar al is het in ons land abnormaal droog en zeker de afgelopen weken is dat voelbaar. Er was even een verbod op het ‘verspillen’ van ons kostbare drinkwater en nog steeds vraagt de Vlaamse minister van Leefmilieu om er zuinig mee te zijn. Wat was dat even anders tijdens de grote droogte van 18571858, die erg leek op die van nu, maar waarop de overheid heel anders reageerde.
Alessandra De Mulder (22) uit Sint-Niklaas sloot zopas haar bachelorjaren geschiedenis aan de Universiteit Antwerpen af met een interessante scriptie:
De droogte van 1857-1858 als katalysator voor de modernisering van de watervoorziening in de provincie Antwerpen.
“Het was de eerste ‘moderne’ droogteperiode in de West-Europese geschiedenis”, zegt De Mulder. “En de omgang met droogte toen, laat sporen na tot vandaag.”
“In 1857-1858 was een warmere gemiddelde temperatuur an sich niet meteen een ramp, maar de combinatie met een veel lagere gemiddelde neerslag tegenover andere jaren was wel een probleem”, zegt De Mulder. “In de kranten werd vaak verslag ge- daan over de droogte, vooral over de invloed ervan op de nakende oogst. De reserves waren al aangesproken. Veel kranten legden de oorzaak van de stijgende marktprijzen bij de droogte en klaagden aan dat ze de boeren dwong om hun vee aan spotprijzen te verkopen door een tekort aan voeder om de winter door te komen. Dat tekort was al voelbaar in juli 1858, toen haver door gerst moest worden vervangen.”
Menselijke resten
Een paar maanden later stuurde het Antwerpse provinciebestuur een enquête rond waarin gemeentes konden aangeven of er sprake was van een algemeen watertekort of enkel gebrekkig drinkwater, wie daarbij hinder ondervond en welke maatregelen best genomen konden worden. “Zo drong het gemeentebestuur van Kontich aan op werken, door te verwijzen naar het gevaar voor kinderen toen een poel – slechts 4 meter van de dorpsschool verwijderd – in 1858 zo uitzonderlijk droog was komen te staan, dat hij een indringende geur verspreidde. Toen werd algemeen nog aangenomen dat de kleur en geur van water iets vertelden over de aanwezigheid van ziekteverwekkers”, vertelt De Mulder. “Het gemeentebestuur van Boom vroeg om subsidies voor het plaveien van de Grote Markt, omdat er bij harde regen of wind, na lange droogte, menselijke resten naar boven kwamen door de aanwezigheid van een oud kerkhof.”
Waterpompen
Gemeenten verwezen vaak naar de dichtbevolkte en of arbeiderswijken als oorzaak van het waterprobleem, zegt De Mulder. “In Beerzel stond de dorpspomp bijna droog, omdat die in de wijken van de ‘werkende menigte’ te veel werd gebruikt. In Aartselaar schreef men dat de droogte ‘slechts’ de armeren trof, aangezien zij enkel toegang tot gemeenschappelijke putten hadden. Als die droog stonden, moest men een halfuur wandelen naar de Vlier aan de grens met Wilrijk.”
“Tot dan bestond de drinkwatervoorziening enkel nog uit waterputten”, zegt De Mulder. “Maar men zag dat veel meer mogelijk was. Anders dan vandaag werd niet opgeroepen om minder water te verbruiken, maar men ging juist op zoek naar méér water, door toepassing van technologische vernieuwingen uit de industrie. In de briefwisseling van de gemeentes en in de pers weerklonk de hoop dat de weersomstandigheden in de nabije toekomst voorspelbaar én controleerbaar zouden worden. Er was – alleszins bij de elite – een enorm geloof in het menselijk kunnen.”
Mentaliteitswijziging
De uitbouw van het waternet volgde en aan water was geen grens. “Rampen en vooral de twee wereldoorlogen en hun dreiging hebben voor een shift in onze mentaliteit gezorgd”, zegt De Mulder. “We hebben de grenzen van ons kunnen en ingrijpen gezien. Intussen hebben we als gevolg van de klimaatverandering ook extremer weer gekend en overheerst het gevoel dat we het weer niet kunnen controleren, en dat wíj ons moeten aanpassen. Onuitputtelijk water, het kon niet eeuwig blijven duren.”
SYLVIA MARIËN