Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Ik zag de lijken drijven op het water”
Negen doden en dertien zwaargewonden. 11 juli 1964, een bloedhete zaterdag, is tot vandaag de donkerste dag uit de Tourgeschiedenis. Op volle snelheid mist een tankwagen van de Tour een bocht en veegt veertig toeschouwers van de weg. Toch wordt er die dag een winnaar gevierd. Een Belg nog wel. Ward Sels: “De lijken dreven op het water. En wij, wij koersten voort.”
Een doordeweekse ochtend in Vorselaar, midden in de provincie Antwerpen. Ward Sels (76) heeft er het routeboek van 1964 bijgenomen. “Zie, hier staat het”, wijst hij naar een beduimelde bladzijde. “De negentiende etappe. Start in Bordeaux, aankomst in Brive. Recht door de Dordogne. Hier, het profiel staat erbij. Op het einde was dat nog redelijk lastig.” Hij slaat een bladzijde om. “En hier: een plan van de aankomst. Klopt, nu zie ik het weer. Op het einde lag nog een scherpe bocht naar links. De Italianen waren aan het meneren. Maar ik kwam erlangs en won. Ik was zeker twintig meter los. Mijn vierde ritzege dat jaar.”
En dan: “Maar dan was dat ander al lang gebeurd.”
“Accident très grave!”
Soms is een winnaar niet meer dan een voetnoot. Weet u wie er won op de noodlottige dag van Simpson op de Ventoux? (Jan Janssen) Of wie het haalde toen Casartelli op de flanken van de Portet d’Aspet het leven liet? (Richard Virenque)
In dat rijtje staat ook Ward Sels. Het is 11 juli in de Tour van 1964. Een ronde die twintig dagen eerder is gestart in het Franse Rennes en na passages in België en Andorra in de slotweek is beland. Van de 132 renners blijven er nog 81 over, van wie enkele dagen later Jacques Anquetil de allerbeste zal zijn. Het wordt zijn vijfde en laatste Tourzege. Maar dat is in die negentiende etappe richting Brive nog niet zeker. Straks wachten nog een klim naar de Puy de Dôme en een slottijdrit naar Parijs en dus doen de groten het rustig aan. Anquetil in het geel, Jan Janssen in het groen, Benoni Beheyt in zijn regenboogtrui. Alles wijst op een overgangsrit zonder geschiedenis. Tot…
Jan Janssen vertelt. “Plots begon een motorrijder druk naar ons te gebaren. Misschien was het wel de auto van Lévitan? ‘Accident très grave!’, riep hij altijd maar. ‘Accident très grave!’ Dat ging als een lopend vuurtje door het peloton. Er was iets gebeurd. Iets ernstigs. En het was niet ver voor de koers.”
Benoni Beheyt pikt in. “Ondertussen staken de eerste ambulances ons voorbij. Ook al zo raar. Maar nog altijd was niet duidelijk wat er aan de hand was. Tot we in dat klein dorpje kwamen en we rechts dat bruggetje over moesten. Dan zagen we het natuurlijk.”
Het is het ergste Tourongeluk ooit. Minuten eerder stond het volk nog rijendik in het minuscule Port de Couze. Allemaal dorpelingen, wachtend op het Tourcircus dat ze alleen van hun radio kennen. Tot er plots een tankwagen kwam aangereden. De vrachtwagen moest de helikopters en motoren van de politie van brandstof voorzien en reed voor de Tourkaravaan uit. Maar, zal maanden later op het proces blijken, de chauffeur heeft ’s middags flink wat wijn bij zijn lunch gedronken, zijn remmen werken slecht en de bocht die hem over het bruggetje van het Dordognekanaal moet leiden, is scherp. Te laat merkt hij de bocht op en hiermee zet hij een rampzalige keten van gebeurtenissen
Een beeld van de verschrikkelijkste dag uit de Tourgeschiedenis. Een tankwagen heeft een bocht gemist en negen dodelijke slachtoffers gemaakt.
FOTO AFP
in gang. Tevergeefs remt hij uit alle macht. De tankwagen raast op volle snelheid door, recht de massa in, ramt de brugleuning, vaagt alles en iedereen weg en verdwijnt in het water.
Woest op Anquetil
In zijn woonkamer in Vorselaar moet Ward Sels 53 jaar later iets wegslikken.
“En toen kwamen wij daar aan. Ik zal dat beeld nooit meer vergeten. Die camion had al die mensen op zijn weg geschept. Recht in het water, zo’n vijf meter diep. Dat was grellig. Je zag de lijken op het water drijven. Gruwelijk. En heel veel gewonden. Ge kunt dat niet beschrijven. Vrouwen stonden te schreien, mannen waren aan het roepen. Het peloton stopte onmiddellijk. Automatisch.”
Ook Benoni Beheyt kan het beeld zo weer oproepen.
“Er zijn daar ooit foto’s van verschenen. Hoe wij daar met zijn allen op die brug staan. Niet wetende wat doen. Ook ik, met mijn regenboogtrui, sta daar ergens tussen.”
Hoelang ze daar gestaan hebben, weet vandaag niemand meer precies. Ward Sels houdt het op minder dan tien minuten. “Langer kan niet”, zegt hij. “We moesten maken dat die weg vrij was voor de ambulances. Ik weet dat ik bij Jacques heb gestaan. Anquetil. Ik deed wat de gele trui deed.”
Dat laatste herinnert ook Jan Janssen zich. “De mensen richtten hun woede op Anquetil. ‘Salopard!’, riepen ze. Smeerlap. Alsof Anquetil er ook maar iets aan kan doen. Maar de droefenis was daar totaal. En van verdriet komt woede. De mensen moesten het aan iemand kwijt.”
Anquetil zal er later nooit uitvoerig op willen terugkomen. “C’était
horrible”, is het weinige dat hij er over vertellen zal. “Een meisje probeerde mij met zich mee te sleuren, gek van woede en verdriet. Ze schreeuwde als
een wilde: Help mij, help mij!’”
Alles lukte
De jonge Ward Sels kan het op dat moment allemaal moeilijk plaatsen. Hij weet sowieso al niet wat hem die Tour allemaal overkomt. Hij is pas 22, een neoprof nog, en leek voorbestemd om zijn allereerste Tour in de schaduw van zijn kopman Rik Van Looy te rijden. Maar na een valpartij in de allereerste rit is Van Looy snel weer naar België verdwenen, waardoor Sels in een mum van tijd is uitgegroeid tot de nieuwste sensatie.
“Ik had eerder dat jaar al twee ritten in Parijs - Nice, een etappe in de Vuelta en het Belgische kampioenschap gewonnen”, zegt Sels die in 1966 ook de Ronde van Vlaanderen zal winnen. “Om maar te zeggen dat ik wel met de fiets kon rijden.”
Maar in Frankrijk lijkt Sels werkelijk alles te lukken. Winst in rit 1, twee dagen geel, opnieuw winst in rit 11, de beste in rit 14. In de Belgische pers verschijnen al artikels met vader en moeder Sels. Of ze hun succesvolle zoon op de slotdag gaan opwachten in het Parc des Princes, vraagt de reporter van dienst.
“Ik vraag niet beter dan hem daar te mogen begroeten”, lezen we uit de mond van moeder Sels. “Onze Ward heeft zich dapper geweerd. Maar de vraag is: kan ik ook mee? Een moeder van elf kinderen heeft haar handen vol.”
Ward Sels, ritwinnaar in 1964 “Gruwelijk was het. Ge kunt dat niet beschrijven.” Ward Sels, ritwinnaar in 1964 “We zijn automatisch gestopt aan die brug. Ik stond naast Anquetil. Ik deed wat de gele trui deed.”