Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Brussel lijkt ons vergeten”
Syrisch gezin na anderhalf jaar nog altijd niet uitgenodigd voor interview
Amar (25) en Walid Hamza (28) vluchtten eind 2015 uit Syrië. Anderhalf jaar na hun asielaanvraag werden ze nog niet uitgenodigd voor een interview in Brussel. Zolang dat niet gebeurt, kunnen ze geen hereniging met hun zoontje Adam (3) aanvragen.
Zeker drie keer per dag gaat Amar Walid-All Jaloud naar de brievenbus in de Korenbloemstraat in Massenhoven, waar ze woont in het Lokaal Opvang Initiatief van het OCMW van Zandhoven. Het koppel spreekt al een mondje Nederlands en heeft een prima relatie met de buren. Negen maanden geleden werd hun zoontje Karim geboren. Alles lijkt goed te gaan, maar het gezin wordt verteerd van verdriet.
Bij hun vlucht uit Raqqa, het ISbolwerk in Syrië, lieten ze hun zoontje Adam achter bij de moeder van Walid in Libanon. “In december 2015 zijn we gevlucht omdat de situatie in Raqqa onhoudbaar werd. De golven op zee zijn op dat moment heel wild. We durfden Adam, toen twee jaar, niet mee in een boot nemen”, vertelt Walid. “Mijn moeder, een weduwe van 67, zou tijdelijk voor hem zorgen. We namen afscheid en beloofden hem zo snel mogelijk te komen halen.”
Altijd maar wachten
Ruim anderhalf jaar na hun asielaanvraag in België werden Walid en Amar nog altijd niet uitgenodigd voor een interview bij het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen in Brussel. Terwijl hun papieren voor hun dossier al lang in orde zijn. Zolang ze niet op gesprek kunnen en daar een positief of een negatief advies krijgen, kunnen ze ook de hereniging met hun zoontje Adam, die nu drie jaar en zeven maanden is, niet aanvragen. Zo’n aanvraag tot gezinshereniging duurt ook meestal nog maanden, maar dan hebben Amar en Walid tenminste iets om naar uit te kijken. “Soms denken we dat ze ons in Brussel vergeten zijn”, zegt Amar.
Ook het OCMW van Zandhoven, dat het gezin begeleidt, drong al aan op een versnelling door de specifieke omstandigheden met zoontje Adam. “We kregen te horen dat het niet ging. Omdat we maar blijven wachten, hebben we drie weken geleden vanuit het OCMW en met de advocaat van het gezin een aangetekende brief gericht aan het kabinet van staatssecretaris voor Asiel en Migratie Theo Francken, die prat gaat op snelle procedures en een humaan beleid”, zegt Jasmin Schellekens, die vanuit het OCMW van Zandhoven het Syrische vluchtelingengezin begeleidt. “Wij zien hoe dit gezin kapot gaat aan het gemis. Adam lijdt hier ook erg onder. Er zijn periodes dat hij amper praat. Soms wil hij Amar geen mama meer noemen, als ze via het internet bellen. Het vooruitzicht dat ze hun zoontje waarschijnlijk dit jaar niet meer gaan zien, maakt hen radeloos.”
Gemis met de dag erger
Amar is Syrische, Walid komt uit Libanon, maar het gezin woonde in Raqqa samen met Amars ouders, broers en zussen. Die ontvluchtten samen het oorlogsgeweld en worden sindsdien opgevangen in een Lokaal Opvang Initiatief van het OCMW van Zoersel. Ook zij ontvingen nog geen uitnodiging om op interview te komen bij het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen. “Waarschijnlijk omdat hun aanvraag als één dossier wordt beschouwd”, zegt Schellekens.
Amar en Walid kwamen eerst in Turnhout aan. “Daarna werden we naar Leuven overgeplaatst en vervolgens ging het naar een opvangcentrum in Binche. Sinds vorig jaar wonen we in Massenhoven. In oktober 2016 werd Karim geboren”, zegt Amar. “Ik had helemaal niet de bedoeling om weer zwanger te worden, maar omdat ik Adam niet kon vergeten, dacht ik dat een baby mij misschien zou helpen. Sinds Karim er is, vergelijk ik hen voortdurend. Adam is een prachtig kind. Het gemis lijkt nog erger te zijn geworden. Adam reageert ook erg jaloers op Karim. Omdat hij wel knuffels krijgt van ons, en hij niet. Soms zegt hij dat wij zijn ouders niet meer zijn. Dan breekt mijn hart. Of hij vraagt of we Karim meebrengen als we hem komen ophalen in Libanon. Dan pak ik Karim naar buiten en duw ik hem onder een auto, zegt Adam.”
Ondraaglijk
Amar huilt als ze het vertelt. Ook Walid heeft het moeilijk. “Hadden we hem destijds toch moeten meenemen in het bootje? Nu leeft hij tenminste nog, troost ik mezelf, maar het wordt stilaan ondraaglijk. Ik kan Karim wel knuffelen, maar er zit voortdurend een krop in mijn keel die ik niet weggeslikt krijg. In november wordt hij vier. Hij zou hier naar school kunnen, nu krijgt hij geen les.”
Amar toont foto’s van Adam op haar gsm. Op sommige is een blinkende vloer te zien en mooie, witte muren met kunst. De vertrekhal van de luchthaven, zo blijkt. “Waarom moet je dat kind daar altijd mee naartoe sleuren?”, vraag ik mijn schoonmoeder soms. “Blijkbaar wil Adam altijd naar de vliegtuigen gaan kijken, in de hoop dat een vliegtuig hem ooit meeneemt naar België.”