Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Het Schijn, de rivier zonder bron
Rivier die eeuwenlang van levensbelang was voor stad Antwerpen begint in... koeienwei in Westmalle
Is het een beek? Is het een loop? Is het een rivier? Wat is het Schijn eigenlijk? En waar is in godsnaam de bron? Hoezo, er is geen bron? Welke rivier heeft er nu geen bron? Het (Groot) Schijn dus.
Waag het nooit om over de bron van het Schijn te spreken. Dat is als eeuwige sneeuw op de top van de Wezenberg of een fietspad op de Turnhoutsebaan in Borgerhout. Er bestaat namelijk helemaal niet zoiets als een bron van het Schijn. Nergens borrelt er fris water uit de grond dat dan besluit om zich een weg naar beneden te zoeken, zoals dat gebeurt in het Noord-Franse gehucht Le Catelet, waar de dorpelingen het vervolg van hun bronnetje l’Escaut noemen. Het Schijn heeft – net als de Netes – geen bron. Maar we kunnen wel precies aanduiden waar de enige onzijdige rivier in ons taalgebied begint: in een koeienwei in de Meirenstraat in Westmalle.
Vlak voor die koeienwei staat een eigenaardige houten constructie, overduidelijk nieuw. Het ziet eruit als een gestileerde m met een gebroken linkerpoot. En op de volledige gevel staat een foto waarop een meisjesgezicht en een paar-
denkop kunstig in elkaar overvloeien. Aan de overkant van de straat ligt de gigantische meubelfabriek van Mintjens. Een tiental vrachtwagens staat klaar aan de laadkades. Worldwide Fine Oak
from Belgium, roept de slogan op hun flanken. Dat ook het vreemde houten gebouw een soort reclame is voor de meubelgigant, is de eerste gedachte. Maar dat is alleszins niet de bedoeling geweest, zegt Greet Lemmens van de Mintjens Group, een van de grootste meubelproducenten van het land. “Het is geen m, maar een stoel op zijn kop”, zegt ze. “En als je het zou omdraaien, zie je er ook de letters w en t in.”
Die letters staan voor Wim Tellier, de conceptuele kunstenaar die vier jaar geleden duizend vlotten met elk een foto van 16 vierkante meter op de Schelde liet drijven. We Drift heette dat kunstproject. Deze bizar ogende schuur in Westmalle heeft hij Chairhouse gedoopt. “Het is een volledig passief huis, waar Wim binnenkort niet alleen zijn atelier zal hebben, maar ook zal komen wonen met zijn gezin”, zegt Greet. “Onze baas, Carl Mintjens, is een grote fan van Wim Tellier. Vorig jaar hebben 2.500 schoolkinderen in de wei voor de fabriek samen een krab gevormd voor een ander van zijn kunstwerken. Met een drone hebben ze daar foto’s van genomen.”
Een krab aan het Schijn, dat moet een primeur geweest zijn. Want precies in die wei begint dus de rivier die eeuwenlang van levensbelang is geweest voor Antwerpen. Vandaag is er geen krab te bekennen op de wei, alleen grote, witte koeien. Nieuwsgierige beesten, want ze komen meteen aangestormd wanneer we over het hek kruipen. Gelukkig houden ze op een respectvolle afstand halt, want het zijn stevige kastaars, blonde d’Aquitaine-koeien van de Blommerschothoeve van Carl Mintjens, elders in Malle. Mintjens, de zoon van stichter Karel, is immers niet alleen een meubeltycoon, maar ook een gediplomeerd dierenarts en gerespecteerd fokker van deze stamboekkoeien.
Natte plek
In het midden van de wei, evenwijdig met de straat, loopt een rechte gracht, aan beide zijden afgebakend met prikkeldraad. Dat is het Schijn. De rivier begint hier. Zomaar, in de buurt van een knoestige Amerikaanse eik. “In de Kempen heb je veel rivieren die op deze
manier beginnen”, zegt Jens Verwaerde.
Jens is 49 jaar en onze gids. En niet zomaar een. Hij is een bioloog met specialisatie in ecohydrologie, zeg maar alles wat met water in de natuur te maken heeft. Bovendien is hij de voorzitter van Natuurpunt Schijnvallei, de Antwerpse afdeling van de Vlaamse natuurbeschermingsvereniging. Elke millimeter van het Schijn heeft hij al verkend. Hij is al bijna dertig jaar voorzitter, van in de tijd dat de vereniging nog niet was opgegaan in Natuurpunt en nog recht voor de raap ‘Red de Schijnvallei’ heette. En in die dertig jaar hebben hij en zijn makkers bijzonder veel verwezenlijkt, maar daarover later meer. Want we staan dus nog maar aan het begin van het Schijn. “Het is een natte plek, waar water vanuit verschillende punten samenvloeit om zich dan verder een weg te zoeken. Meer is het niet”, zegt Jens.
Het is moeilijk te geloven, want de bodem van de gracht ziet er met een beetje goede wil wel wat vochtig uit, maar ‘water’ zou echt een te groot woord zijn. “Dat heeft natuurlijk ook veel met de uitzonderlijke droogte van de laatste maanden te maken”, zegt Jens. “Er is geen constante aanvoer van water, zoals bij rivieren met een bron als de Schelde.”
Twee hazen stoeien wat verderop in de wei en slalommend tussen de Aquitaanse koeienvlaaien volgen we de bedding. Slechts hier en daar zien we een – op het eerste zicht stilstaand – plasje water. “In de middeleeuwen al hielden de paters in deze streken zich bezig met het rechttrekken van al die natuurlijke waterloopjes”, zegt Jens. Dat voelt een tikkeltje vreemd aan in het begin, want we kennen het Schijn voornamelijk in zijn lieflijk meanderende vorm in het Rivierenhof, een idyllisch plaatje. Hier is hij dus recht op recht tot hij een paar graden draait in de richting van het kruispunt van de Meirenstraat en de Oudebaan. Daar, ter hoogte van knooppunt 70 van het wandelnetwerk Kempense Hoven, stroomt de ‘rivier’ – al spreken ze in de eerste kilometers ook nog over ‘de Moerbeek’ – de eerste van zijn talloze duikers in.
Adders onder het gras
Door nog een wei kruist het prille riviertje een nog veel prillere verkaveling aan het smalle straatje Waterlaet. Riolering is er blijkbaar nog niet, want onder een pijp, afkomstig uit een gloednieuw huis, die in een zijbeekje van het Schijn uitkomt ligt een berg schuim. Het weinige water in de loop heeft een roestige kleur. “Dat heeft niet met vervuiling te maken, maar met de aanwezigheid van ijzer in de grond”, verduidelijkt Jens.
Nog eens 50 meter verder duikt de rivier voor de eerste keer onder de Turnhoutsebaan, die ze in Westmalle koppig de Antwerpsesteenweg noemen. Het is de eerste én meteen de voorlaatste keer dat het Schijn de N12 kruist. Die komen we pas opnieuw tegen wanneer we bijna aan het einde van de rit zijn, aan het Cogelsplein naast de Ring in Deurne.
Aan de overzijde van de N12 verandert de Moerbeek van naam en wordt ze de Risschotse Loop, maar wij mogen gewoon het Schijn blijven zeggen, of beter nog het Groot Schijn, want er is er ook nog een kleintje, maar die komen we pas veel later tegen. Hij loopt door een aantal villawijken en dan een heel stuk door het honderden jaren oude Zoerselbos, tussen de grove dennen en de Corsicaanse dennen. Echt veel breder wordt de rivier hier nog niet. Ook als je niet Nafi Thiam bent, spring je er nog makkelijk over. Aan de rand van het bos, waar de rivier even naar het westen afbuigt om ten noorden van Halle zijn weg te vervolgen, zaten tot in de jaren tachtig nog adders. “Helaas zijn die ondertussen uitgestorven”, zucht Jens.
Stiekem toch een heel klein beetje opgelucht dat we niet op een giftige slang kunnen stappen, zetten we onze verkenning voort.
JENS VERWAERDE Voorzitter Natuurpunt Antwerpen ‘‘In de middeleeuwen hielden de paters in deze streken zich al bezig met het rechttrekken van al die natuurlijke waterloopjes.’’