Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Ik ben door het oog van de naald gekropen”
“Geen moment was ik zeker van de eindoverwinning. Ik ben op de Peyresourde door het oog van de naald gekropen. Ik kreeg een geweldige hongerklop op 10 km van de finish. Hadden ze me aangevallen op drie of twee kilometer van de top, dan had ik deze Tour misschien verloren.” Pas gisteren biechtte Chris Froome op hoe diep hij in het rood was moeten gaan op de dag dat hij het geel aan de Italiaan Fabio Aru had moeten afstaan. Uiteindelijk won hij deze Tour met slechts 54 seconden voorsprong. Een monoloog in vijf bedrijven.
Over zijn onzekerheid
“Ik heb ondertussen opnieuw kunnen vaststellen dat de ChampsElysées nooit ontgoochelt. Voor Marseille was ik geen moment zeker dat ik deze Tour kon winnen. Ik was blij toen ik zaterdagmorgen losreed en voelde dat ik goede benen had. Zaterdagmiddag stonden we nog met drie binnen de halve minuut. In die 22,5 km heeft het zich allemaal afgespeeld. Ik heb er vooral voor gezorgd de verliezen overal te minimaliseren. Ik heb veel aan mijn team te danken. Dan denk ik vooral aan Rodez, waar ik in één klap 25 seconden inliep op Aru.”
Over eindwinst zonder ritwinst
“Elke eindzege is uniek, heeft een eigen verhaal. Het maakt me echt niets uit dat ik dit keer geen ritzege behaalde. Daar was het me nooit om te doen. Je kan je uit de naad rijden om een overwinning te pakken en daarna cash de rekening betalen. Een Tour is als een oorlog van drie weken. Win je bijkomend een veldslag? Oké, maar het draait voor mij om dat geel
van de Champs-Elysées. Persoonlijk vond ik het allermooiste moment toen ik zaterdag het stadion van Marseille binnenreed en ik Bardet in het vizier had. Al moest ik wel nog heelhuids door de laatste twee bochten raken.
Ik heb ook in een paar ritten technische problemen gekend (de etappe over de Mont du Chat en de fietswissel
naar Le Puy-en-Velay, red.). Ik moest bergop geweldige inspanningen doen om opnieuw in de kopgroep te komen. Daardoor had ik niet de energie om zelf nog wat te forceren. In de Tour moet je aldoor proberen de beste oplossing te vinden. Om de Tour te winnen, moet je gewoon de regelmatigste zijn van het pak.”
Over zijn bijnainzinking
“Ik ben de man met de hamer net niet tegengekomen in de etappe met aankomst op Peyragudes. Ik viel daar zonder brandstof. Ik had snel door dat het niet ging, want op tien kilometer van de finish ging het licht al uit bij mij. Ik voelde dat ik in gevaar was, dat ik dicht bij een inzinking zat. Plots, alsof ik tegen een muur botste. Het was voor mij ook een shock. Ik heb mijn ploegmaats toen gevraagd om trager te rijden. Ik ben blij dat ik dit voor alle rivalen verborgen kon houden. Ik wist ook wel dat op Peyragudes zelf de concurrentie alle remmen los zou gooien.
In de rit naar de Izoard legde AG2RLa Mondiale een hoog tempo op aan de voet van de klim. Bardet viel me dan aan op de steilste stroken. Hij deed me veel pijn. Als Romain nog een betere tijdrijder wordt, kan hij misschien op meer mikken. Ik heb veel respect voor hem, zowel voor de renner als de mens. Hij is een mooie ambassadeur van deze sport. Ik begreep ook wel dat ik zaterdag uitgefloten werd. Een Fransman, op eigen grond, die begint als tweede aan de slottijdrit... En dan nog in Marseille.”
Over zijn aanpassingsvermogen
“Je moet je altijd aanpassen aan het Tourparcours. Dat is de sleutel van mijn succes. Al van toen ik het tracé zag, wist ik dat dit een editie was waarin het moeilijk was om grote verschillen te maken. Elke Tour is een ander verhaal. Het is aan de renner om zich telkens opnieuw aan te passen. Was bijvoorbeeld Tom Dumoulin erbij geweest, dan had ik het verschil moeten maken in de cols, want hij is gewoon een betere tijdrijder. Nu was het anders. Mijn tegenstanders werden Romain Bardet, Rigoberto Uran en Fabio Aru: drie goede klimmers. Het was aan hen om het geel te gaan zoeken hoog in de bergen.”
Over ouderdom
“Het wordt er in de toekomst zeker niet makkelijker op. Ik word ouder
(32 jaar, red.), maar ik vind dit geen handicap. Misschien denk ik er binnen twee, drie jaar anders over, maar nu beschouw ik het eerder als een voordeel dat ik op al mijn ervaring als geletruidrager kan terugvallen. Elk jaar opnieuw denk ik zelfs dat ik nog altijd kan doorgroeien. Ik leer nog elke dag bij en voel dat ik me nog altijd aan het ontwikkelen ben, dat ik een completere renner aan het worden ben. Ik ben de jongste jaren een betere daler geworden en positioneer me ook beter in het peloton dan enkele jaren geleden. Tactisch kan ik wel nog veel beter worden. Ik ben geen jongen die veel bij het verleden blijft stilstaan, maar altijd vooruitkijkt. Al besef ik wel dat ik ondertussen dicht genaderd ben bij namen als Anquetil, Merckx en Indurain. Ze hebben mee de geschiedenis van de mooiste koers ter wereld gemaakt. Ik vind het gewoon een grote eer dat ik in één adem met hen wordt genoemd. Al blijf ik een renner met een eigen stijl.” (glimlacht)