Gazet van Antwerpen Stad en Rand

“Mijn moeder komt niet meer kijken, ze kan de kritiek op mij niet aan”

- GUILLAUME MAEBE

We geloven hen wel als ze zeggen dat het jammer is dat er vijf scheidsrec­hters faalden voor hun (fysieke) tests. “Niet goed voor het imago van de arbitrage”, zeggen Limburgers Wesley Alen en Bert Put. Maar feit is dat de twee nieuwkomer­s in de Jupiler Pro League nu wel sneller hun kans zullen krijgen. Al moet het vooral ook plezant blijven.Hoe hard hebben jullie afgezien tijdens die fysieke tests? Alen: “Wij hebben onze leeftijd nog wat mee, hé.” (lacht) Put: “En ik heb me er ook hard op voorbereid. Je moet weten dat ook wij zes keer in de week trainen: in groep of individuee­l. Na onze werkuren, want wij zijn nog geen semiprof (Alen is accountman­ager, Put werkt op de financiële dienst van een ziekenhuis, red.).” Alen: “Bert en ik komen uit dezelfde streek. We kunnen al eens samen gaan trainen, wat het natuurlijk ook leuker maakt.”

Put: “Het is altijd goed als je iemand hebt die je wat kunt jennen. Of die jou wat jent. Dat zorgt ervoor dat je beter en gemotiveer­der gaat lopen. Het gebeurt geregeld dat, als we op onze route een zandheuvel zien liggen, we tegen elkaar zeggen: Om ter eerst? En dan wil je niet verliezen.” Al die opoffering. En dan zie je tijdens die testen ervaren refs gewoon stoppen omdat ze conditione­el niet sterk genoeg zijn. Alen: “Die testen zijn niet zoals de Ten Miles in Antwerpen. Je start niet samen en je merkt eigenlijk niet wie er allemaal gestopt is. Op zo’n dag kijk je vooral of je er zelf door bent.”

Want jullie blijven toch concurrent­en. Dat er vijf refs niet geslaagd zijn, is goed nieuws voor jullie.

Alen: “Eerlijk: ik heb liever dat iedereen slaagt. Als er veel scheidsrec­hters falen voor hun tests, dan krijgt de arbitrage in het algemeen een slecht beeld. Dat vind ik jammer.” Put: “Eigenlijk nemen wij het woord concurrent nooit in de mond. Wij scheidsrec­hters moeten wat aan hetzelfde zeel trekken. Als wij met de elitegroep trainen, peppen we elkaar ook constant op om het beter te doen. Maar nu zullen we misschien sneller een kans krijgen, dat is waar.”

Jullie trainen samen met de refs uit de Jupiler Pro League. Kan er in de kleedkamer al eens gelachen worden met, bijvoorbee­ld, iemand die niet slaagde voor zijn tests? Put: “Een steekje moet wel kunnen, maar dat gaat dan eerder over andere dingen.” Alen: “Als iemand in het weekend een foute beslissing nam, kan er wel eens wat gelachen worden. Vergelijk het met een speler die voor een leeg doel staat en mist.” Is er geen plaats voor grappen en grollen? Put: “Deugnieter­ij zoals een tas verstoppen doen we niet echt, nee. Meestal lachen we gewoon met elkaar.” Alen: “We denken wel na over een initiatier­itueel voor nieuwe refs. Gelukkig zijn wij daar zelf aan ontsnapt.” (lacht)

Zijn jullie scheidsrec­hter geworden omdat een carrière als voetballer er niet in zat?

Put: “Mijn vader is altijd lijnrechte­r geweest, vandaar.” Alen: “En mijn vader was scheidsrec­hter. Ik heb zelf ook altijd gevoetbald, maar op een gegeven moment heb ik moeten kiezen tussen fluiten en zelf spelen. Ik wou echt naar de top van het Belgische voetbal. Dat kon alleen als ref.”

Al moest je daar als tiener wel elk weekend verwensing­en voor ondergaan. Dat kan toch niet jullie droom geweest zijn?

Put: “Als je op je vijftiende of zestiende start, moet je wel sterk in je schoenen staan, ja.”

Alen: “Toen ik als jonge gast in vierde provincial­e stond te fluiten, hoorde ik echt alles.”

Put: “Als er vijftien man staat, heb je alles gehoord wat die mensen gezegd hebben. Hoe lager je gaat, hoe persoonlij­ker de kritiek ook wordt. Mijn moeder kwam in het begin nog wel eens kijken naar mijn matchen, maar zij kon dat niet zo goed aan. Ze trok het zich allemaal wat te veel aan.” Was er altijd een veilig gevoel? Alen: “Ik heb eens een paar degradatie­matchen gefloten waar je echt merkte dat voetbal in de eerste plaats emotie is. Dan waren er wel wat supporters die dingen op het veld gooiden.” Put: “Ik heb in vierde provincial­e ooit eens een wedstrijd moeten schorsen en dat was ook wel pittig. Ik was daar even niet goed van. Als jonge arbiter is het belangrijk om een vangnet te hebben.”

Een psycholoog of mental coach lijkt geen overbodig luxe.

Put: “Bij de eliterefs is er nu een mental coach (Jef Brouwers, red.), maar ik heb daar nog geen gebruik van gemaakt.” Alen: “Ik ook niet. We worden ook begeleid door Frank (ex-ref Frank De Bleeckere, red.), bij wie je altijd terechtkun­t voor raad.”

En als je het helemaal niet meer weet, is bidden ook een oplossing. Put: “Ik was ooit eens vierde man bij een Servisch drietal en die gingen na hun opwarming hun kleedkamer in om een minuut intens te bidden. Daar zaten ze dan, muisstil op een bankje met hun paternoste­r. Dat is ook een manier om je voor te bereiden.” Alen: “De beste raad die je een ref kan geven: verwacht het onverwacht­e. Er kan altijd iets geks gebeuren. Het feit dat jij alles in goede banen moet leiden in een sport die jouw passie is, blijft natuurlijk geweldig.”

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium