Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“De Tour stelt niks voor in vergelijking met het boerenleven”
Op de naTourcriteriums wordt hij even luid toegejuicht als Chris Froome of Oliver Naesen. Frederik Backaert (27) vandaag in Mechelen aan de slag brengt kleur in de koers. En niet alleen door zijn haar. De boerenzoon was een van de ontdekkingen in de Tour en ontvangt ons op zijn boerderij. “Een landbouwer heeft geen rustdagen. Zijn seizoen duurt 365 dagen.”
Herman en Alexander De Croo zijn niet meer de bekendste inwoners van Michelbeke, deelgemeente van Brakel. Op een boogscheut van de politici, naast de kerk, woont Frederik Backaert met zijn ouders Christian en Christine op de SintMichaëlshoeve. De renner van Wanty-Groupe Gobert stal in de Tour met zijn aanvalslust en sympathieke tv-optredens de harten bij het wielerpubliek en beseft dat zijn populariteit fameus de hoogte is ingejaagd. “Ik rij alle negen criteriums. Dat is gemakkelijk geld en het is plezant. En je moet toch trainen”, zegt hij. “In Aalst heeft het anderhalf uur geduurd voor ik mij na de koers kon kleden. Ik heb nog een toertje gereden en heb constant handtekeningen moeten uitdelen en op de foto moeten staan. Je moet toch iets terugdoen voor al die mensen die komen kijken. En in Sint-Niklaas was er woensdag zelfs een speciale prijs voor de beste aanvaller in de koers. Thomas De Gendt klopte mij en kreeg een hakbijl. Maar er lag daar nog zo’n exemplaar. Ik sprak de organisator aan: Ik kan er ook wel zo eentje gebruiken, om hout te klieven op de boerderij. Ik kreeg die bijl meteen. Handig.” Papa Christian pikt in: “Hij heeft twee jaar voor niks gekoerst, laat hem nu maar wat geld verdienen. Alles is meegenomen. Het blijft misschien niet duren.” Gezond boerenverstand dus ten huize Backaert. “Sommige renners beseffen niet hoe mooi ons leven wel is”, zegt Frederik. “Natuurlijk is koersen lastig, zeker in de Tour. Maar die duurt maar drie weken. Een landbouwer werkt meer dan twaalf uur per dag, zeven op zeven. Zonder rustdagen. Zijn seizoen duurt 365 dagen.”
Backaert leeft voor zijn vak, zelfs even alle remmen lossen na drie weken Tour is er niet bij. “Ik ben ’s avonds op de Champs-Elysées niet meer uitgegaan en ook na een criterium drink ik geen pintjes. (lacht) Enkel karnemelk.”
Oneerlijke concurrentie
De wielergroupies zijn er ook aan voor de moeite, want net voor de Tour leerde Backaert een meisje kennen. “Het is nog pril, ik ken zelfs haar naam niet”, lacht Christian. “Maar plots was ze daar in Parijs.” Op de boerderij Backaert-Lampaert (“Neen, mijn mama is geen familie van Yves. Al zaten we wel samen op de landbouwschool in Roeselare”) lopen zo’n 200 koeien rond. Er is 90 hectare weide, waarop ook aardappelen, bieten, bonen, maïs en andere gewassen worden gekweekt. “Mijn ouders krijgen hulp van mijn nonkel. Ik help niet veel meer, alles moet wijken voor de koers, hé. Ik ben prof en wil er het maximum uithalen. Natuurlijk spring ik soms een beetje bij, dat kan geen kwaad. Zeker in de winter. Het liefst breng ik de koeien binnen, dat is niet veel werk. Want onze border collie Fleur kan dat eigen-
lijk in haar eentje. (lacht) Maar ik kan alle boerderijtaken aan, alleen kaas kan ik niet maken. Hilaire (Van der Schueren, ploegleider, red.) heeft trouwens niet graag dat ik werk.”
Toch is het de bedoeling dat Frederik het hier allemaal overneemt, hij heeft ook een bachelor agro- en biotechnologie. Al ziet de toekomst voor de landbouwers in ons land er niet rooskleurig uit. “Er stoppen er veel”, beseft Backaert. “We strijden op de wereldmarkt en kunnen met iedereen concurreren, maar hebben te maken met oneerlijke concurrentie. Als je in de supermarkt het vlees uit Argentinië bekijkt, weet je genoeg. Ze kunnen ginder goedkoper produceren: ze steken die koeien gewoon op de weide, er is daar plaats genoeg. Hier moet je op een beperkte ruimte intensief produceren. Vandaar dat we hier met Belgisch witblauw zitten, een ras dat snel vlees produceert. Er is ginder ook veel minder controle. Je kan het vergelijken met een schoenenfabriek in Vlaanderen en in China. Maar het grote probleem zijn de arbeidskrachten. Alleen zal ik het niet kunnen doen. Zelfs met een vrouw erbij die fulltime meewerkt, lukt het niet. Personeel is duur en vind je tegenwoordig ook niet meer. Het is geen nine-to-fivejob. Om 17.00u kan je niet zeggen: Salut en tot morgen. Ik heb nog een zus, maar zij heeft een goede job in de voedingssector. Maar het is hier een familiebedrijf dat overgaat van generatie op generatie. Ik wil dit niet laten verloren gaan.”
Frederik Backaert, de toekomstige minister van Landbouw, spreekt. “Politiek zegt mij niks. Een goede boer heeft trouwens geen tijd om aan politiek te doen. De kloof is ook groot, politici beseffen niet hoe het er aan toegaat bij ons. Niet alleen de politici trouwens, ook de gewone mens. En de prijs van de tarwe en de melk is in tien jaar alleen maar gedaald. Je kan alleen nog geld verdienen met afgewerkte producten.” Vandaar dat er in de hoeve ook zulke producten worden verkocht: boter, melk, karnemelk en kaas (aanraders: De Michelbeke, een gekruide hoevekaas, en De Triverius, een delicatesse met fenegriekzaad). Die dagverse boerenproducten, het is het geheim achter de sterke benen van Backaert. “Tja, bijna alles wat ik eet, wordt hier gemaakt: aardappelen, bonen, het vlees... En mijn ma maakt fantastisch lekkere karnemelkpap, met rijst erbij. Dat eet ik drie à vier keer per week. Ik eet gewoon mee met mijn ouders. Mijn ma maakt soms apart rijst voor mij, zodat ik niet iedere dag aardap- pelen moet eten.”
Buschauffeur pesten
Backaert kreeg zijn kans als prof dankzij Hilaire Van der Schueren. Hij tekende intussen bij voor een ex- tra seizoen. “Net voor de Tour, mis- schien iets te snel. Maar aan de an- dere kant: Wanty is de ideale ploeg voor mij. Ik mag hier voluit mijn kans gaan. Bij een ploeg als Lotto zou ik bijvoorbeeld veel meer moeten knechten. En ik wil volgend voorjaar echt knallen vanaf de Om- loop Het Nieuwsblad. Die eendagskoersen in het voorjaar zijn echt mijn ding. Ik ben een geleidelijke groeier, word ieder jaar steeds een beetje beter. En door de Tour te rijden, moet ik in principe sterker zijn. Ik heb die drie weken ook goed verteerd, dat is zeer hoopgevend. De sfeer in de ploeg is ook goed. We hebben de buschauffeur in de Tour zot gemaakt. Hij heeft drie keer ge- dreigd om naar huis te gaan. (lacht) Maar hij is toch gebleven.”