Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Het brandt in de Sint-Pauluskerk!
Broodje Antwerpen
Verhalen van vroeger vervagen mettertijd. Soms worden ze ook stevig aangedikt. En soms zijn ze gewoon ook niet waar. In deze reeks leggen we de Antwerpse stadslegendes of broodjeaapverhalen aan de leugendetector.
Aflevering 3: In 1968 brandde het in de Sint-Pauluskerk, en waardevolle kunstwerken werden door omwonenden, ook hoeren uit het Schipperskwartier, in veiligheid gebracht.
De legende:
De lente van 1968 begon als een warme zomer. In de nacht van 2 op 3 april was het zelfs drukkend warm in de binnenstad van Antwerpen. De straten van het Schipperskwartier, rond de Sint-Pauluskerk, gonsden van lawaai en drukte. Toen, in 1968, lag de haven nog niet buiten de stad en meerden de boten aan langs de Scheldekaaien en in de dokken van het Eilandje. Het Schipperskwartier was de wijk waar alle matrozen zich thuis voelden: een buurt vol volkscafeetjes en met tientallen uitstalramen, waar meisjes van plezier elke avond werkten. Maar plots, zo tegen middernacht, ontstond er beroering in de straten. Een brandgeur dreef door de wijk en de mensen wilden weten waar die vandaan kwam. “De kerk!”, riep iemand uit. “Het dak van onze kerk staat in brand!” Het nieuws verspreidde zich als een vuurtje. Op de Veemarkt, naast de Sint-Pauluskerk, stroomden de cafeetjes leeg, werden de terrasstoelen omvergelopen, en keek de massa toe hoe de vlammen uit hun parochiekerk sloegen. ‘We moeten iets doen’, leken de mensen te denken. De Sint-Pauluskerk hing vol met schilderijen van Rubens, Jordaens en Van Dijck, en zelfs de biechtstoelen en het houtwerk waren ooit door grote meesters gemaakt. De massa kwam in beweging. Buurtbewoners en matrozen, hoeren en hun klanten, allen repten zich als één man, met gevaar voor eigen leven, de kerk in. De schilderijen werden van de muren gehaald, de biechtstoelen uitgebroken en het houtwerk losgerukt, terwijl het gensters van het brandende dak regende en een klok van vier ton zelfs neerstortte uit de toren en een gat van anderhalve meter in de kerkvloer sloeg. Alle kunstwerken werden uit de kerk gedragen en in veiligheid gebracht. In huizen en in hoerenkoten, in kamers, gangen en in dozen. Achteraf, nadat de brand geblust was, werd alles netjes teruggebracht. Niet één kunstwerk werd gestolen.
De waarheid:
De lente van 1968 begon inderdaad als een warme zomer. In de nacht van 2 op 3 april stak er zelfs een bries op die in de binnenstad zwoel aanvoelde. De straten van het Schipperskwartier, aan de voet van de Sint-Pauluskerk, waren verloederd en in verval. De haven die ooit in de stad stopte, was aan een verhuisbeweging begonnen richting het noorden van onze stad. In een huisje van de wijk, het leunde letterlijk tegen de gevel van de kerk aan, brandde elke avond licht. Hier woonde een kleermaker met zijn gezin. Op 2 april ’s avonds liet de man per ongeluk zijn strijkijzer aan staan. Het toestel raakte oververhit en de kamer op de tweede verdieping, onder het dak, vulde zich met rook. Meteen werd de brandweer gebeld die om 22u ter plekke kwam. De stekker werd uitgetrokken en het huis verlucht. De brandweer vertrok opnieuw naar de kazerne. En de kleermaker haalde opgelucht adem. Hij lette niet meer op zijn strijkijzer, dat langzaam bleef verder smeulen. Uiteindelijk vatte het vuur zodat de kamer en het dak begonnen te branden. Gensters werden door de warme wind naar boven gedragen en deden het dak van de kerk vuur vatten. Rond middernacht werd de brandweer opgeroepen, met de melding dat de SintPauluskerk in brand stond. Ondertussen zat de familie Peleman, die op een zevende verdieping op Linkeroever woonde, voor het raam te genieten van het uitzicht op de stad aan de overkant.
“Plots zag ik een rosse gloed boven de oude stad hangen”, vertelt Bert Peleman. “Ik nam mijn verrekijker en zag dat het de Sint-Pauluskerk moest zijn. Meteen ben ik met mijn zoon in de wagen gestapt en ernaartoe gereden.” Het houten dakgebinte van de kerk stond in een mum van tijd in lichterlaaie. Omdat het kerkgebouw vol waardevolle kunstwerken hing, was ook de gouverneur ter plaatse gekomen. Hij liet het leger vorderden, genietroepen uit Brasschaat schoten te hulp. De brandweer begon de eerste kunstwerken de kerk uit te dragen. Moeizaam door de voorpoort en zo de Veemarkt op. De massa die daar stond, keek verbijsterd toe. Toen kwam de zee in beweging. Met tientallen tegelijk stormden de mensen de kerk in en begonnen ze de brandweerlui te helpen. Frans Baudouin, ereconservator van het Museum van Schone Kunsten, herinnert zich de bewuste avond. “Ik werd om half twee ’s nachts door de politie uit mijn bed gebeld en ben naar de Sint-Pauluskerk gereden. Ik kreeg daar de opdracht om de reddingsactie van de kunstwerken te coördineren en vooral ook greep te krijgen op de tientallen vrijwilligers. Die waren op eigen houtje bezig om dingen naar buiten te sleuren en ik dacht: die gaan nooit naar mij luisteren. Maar tot mijn verbazing werden alle bevelen die ik gaf onmiddellijk opgevolgd. Je moet je dat voorstellen, in een brandende kerk en ’s nachts. Eén gigantisch schilderij, De Aanbidding der Herders, hing tien meter hoog en moest uit de lijst gesneden worden omdat het vasthing aan de muur. Onze ladders waren te kort, ze reikten maar tot de onderkant van het doek. Wel, twee van de vrijwilligers zijn zonder aarzelen de ladders opgeklommen en vervolgens via de lijsten aan de zijkant van het kunstwerk tot helemaal boven geklauterd. Ik durfde amper te kijken. Achteraf bleken die helden en waaghalzen advocaat D. Meinerzhagen en academiestudent Jan Steeman te zijn.” Alle kunstwerken die men naar buiten bracht, werden tijdelijk opgeslagen in een garage aan de overkant van de Veemarkt. Bijna tweehonderd hulpverleners werkten de hele nacht door, zij aan zij met evenveel anonieme vrijwilligers: Antwerpenaars, zoals vader Peleman en zoon, die van heinde en verre toestroomden om te komen helpen, buurtbewoners die na het horen van de sirenes uit hun bed waren gestapt, matrozen die in de buurt waren, voorbijgangers en jawel, ook hoertjes uit de wijk die mee in de gaten hielden dat er niets gestolen werd. Alle kunstschatten die in de kerk hingen werden gered. Achteraf bij het natellen, bleek niets verdwenen of ontvreemd. De brand van de Sint-Pauluskerk is daarom een gebeurtenis met een aparte invulling: de realiteit van het verhaal zal altijd mooier blijven dan het verhaal zelf.