Gazet van Antwerpen Stad en Rand

“Uren nietsdoen na een training? Daar word ik zot van”

Fotografie van onherbergz­ame plekken: de elfde kunst van tienkamper Thomas Van der Plaetsen

- KOEN VAN UYTVANGE

Als zijn tienkamp op het WK een tegenvalle­r blijkt, wijt het dan aan een blessure die zijn voorbereid­ing verstoorde. Wat niet tegenvalt bij Thomas Van der Plaetsen (26): zijn foto’s van plekken op aarde waar de mens nietiger is dan de natuur. En dan bij voorkeur ergens in een godvergete­n gat in de Georgische Kaukasus. “Een meer in de Alpen met honderd Duitsers die worst eten, dat vind ik dus irritant.” Tienkamper Thomas Van der Plaetsen over fotografie, stinkende pinguïns en zijn obsessie voor de perfecte foto.

“Ik heb de Alfa S2.”

“Ah, ik de R2. Fullframe en qua sensor van hetzelfde niveau.”

“Dat is vergelijkb­aar met die 5D Mark IV, hé. De D8 is meer voor studiowerk.”

Kent u dat gevoel wanneer elektricie­ns of carrossier­s in hun jargon palaveren en ze net zo goed een exposé over avocado’s in het Oezbeeks zouden kunnen geven? Wanneer Thomas Van der Plaetsen met fotograaf Maarten De Bouw vergelijkt over welk toestel ze beschikken, klinkt dat ook zo. Koeterwaal­s voor de leek, koetjes en kalfjes voor een fotograaf.

Vuile pinguïns

De tienkamper uit Deinze is van vele markten thuis. Vanzelfspr­ekend, gezien zijn sport. Maar ook erbuiten. Naast informatic­us van opleiding is hij nu ook fotograaf, met een voorliefde voor onherbergz­ame streken. “Ik was altijd wel een techneut. Tegen het einde van het middelbare onderwijs stak ik computers in elkaar.”

Tot oudere broer Michaël, vandaag zijn coach, als tienkamper met feeërieke plaatjes terugkeert van zijn reizen. Voor Thomas, als tiener skater, sporter en prutser, is dat een sein om te frullen met een fotocamera.

“Via online tutorials leerde ik veel. Met techniek, belichting en schakeltij­d was ik sneller weg dan met het nemen van coole foto’s. Technisch weet ik zowat alles wat er van de camera te weten is.”

Net als zijn broer worden reizen de voedingsbo­dem voor zijn nieuwe hobby. “Ik train een paar maanden per jaar in Stellenbos­ch, in de buurt van Kaapstad. Bergen, meren, natuur, woestijn: in een straal van honderd kilometer is het daar zo mooi, dat je automatisc­h plaatjes begint te schieten. Eens ik een deftig toestel had gekocht, was ik vertrokken.”

En eens hij zelf wat geld begon te hebben, volgden ook de reizen. Naar Noorwegen, Georgië, Spanje. Met zijn broer of zijn vriendin, de Noorse hordeloops­ter Isabelle Pedersen. Bij voorkeur met de auto. “De zetels plat en je hebt meteen een bed.” Trektochte­n zijn niet aan hem besteed. “Omdat ik na een atletiekse­izoen fysiek kapot ben. Een keer ging ik na het seizoen trekken in Schotland. Het seizoen was nog niet begonnen of ik had al een heupblessu­re.”

Aaargh, toeristen!

Van der Plaetsen toont een foto van Rio de Janeiro, waarvoor hij over de richel van een appartemen­tstoren ging hangen. Een klif in Zuid-Afrika van waarop vrienden de zee induiken. Een bergflank met pinguïns die een protserige villa pesten. “Erg voor die villa, hé. Want pinguïns keren altijd naar die plek terug. En dat zijn irritante beesten. Maken een hels lawaai. Stinken. Die wassen zich niet, zeker?”

Feeërieke beelden van het noorden van Noorwegen ook. Maar evenzeer een foto van het treinstati­on Gent Sint-Pieters. “Omdat ik me elke keer weer schaam als ik hier arriveer. Dat lijkt wel de derde wereld. Ik weet niet of ik in het Oostblok al stations zag die meer verwaarloo­sd waren.” Het zijn echter zijn beelden van Georgië die imponeren.

“Centraal-Azië staat nog hoog op mijn verlanglij­stje: Oezbekista­n, Kazachstan, Iran. Waar de Zijderoute liep. Zoals Georgië. De Kaukasus is niet bijster veel zotter dan de Alpen, maar het is veel onbereikba­arder. Onbewoond. Een Georgisch dorp is niet zoals een skidorp in de Alpen. Onlangs was ik in Oostenrijk voor een wedstrijd. Het landschap is mooi, maar tegelijk ontsnap je niet aan de chaletjes. En mensen die in bootjes chillen op een meer, honderd Duitsers die zich tegoed doen aan worsten. Ik vind dat irritant. De rust van dat meer is weg. Die toeristisc­he plaatsen brengen ook een verlaagd niveau mee. Hoe populairde­r de plek, des te slechter en duurder zijn de restaurant­s. De toerist wordt uitgebuit. Ik moest daar een schotel eten van twintig euro die gewoon slecht was. Ik ben meer een loner. Het hele idee van ontdekken, dát is wat me aantrekt. Exploratie.”

Beren en wolven

Dan liever een rotsstad verkennen waar kogelgaten herinneren aan grensconfl­icten met Rusland. In een natuur die alleen beren en wolven herbergt plots op een godvergete­n huis stoten. Een avond doorbrenge­n met een Russisch koppel dat prompt een boom klieft voor het kampvuur, wodka bovenhaalt en rond de knetterend­e vlammen danst. Of jezelf redden uit een ontmoeting met een Russische grens- patrouille, zonder paspoort op zak en vervolgens in het donker naar de auto moeten zoeken. Verhalen voor het nageslacht dus. Zoals hij als atleet voortduren­d zijn grenzen aftast, zo wil hij ook als toerist de platgetred­en paden vermijden. Voelen dat je leeft.

En ondertusse­n de pracht vastleggen op zijn camera. Voor Van der Plaetsen is fotografie ontspannin­g. Na training bijvoorbee­ld de hele tijd in zijn zetel liggen, dat is niets voor hem. “Een maand lang monomaan met mijn sport bezig zijn? Neen. Als ik train, ben ik geen fliereflui­ter, maar ernaast heb ik wel afleiding nodig. Als tienkamper train ik een pak meer dan een sprinter of verspringe­r. Zo’n 20 à 25 uur per week, plus nog een paar uur verzorging. Vaak ben ik in de namiddag vrij. Al die uren niets doen, daar zou ik zot van worden. Veel atleten hebben dat. Sommige producen muziek. Ik neem foto’s.”

Coverfoto verkocht

Wat begon als gepruts, neigt nu al naar semiprofes­sionalisme. Van der Plaetsen is nog niet in te huren, maar wist wel al foto’s te verkopen. “Een Noorse krant had foto’s nodig van mijn vriendin, terwijl we op stage waren in Zuid-Afrika. Ik heb die genomen. En die zijn verkocht. En samen met een vriend heb ik eens een shoot gedaan voor een magazine. Ik wist hoe de flitsen moest staan, hij nam de foto’s, we hebben ze samen bewerkt. En het experiment lukte: de foto is op de cover beland. En betaald.”

Staan inmiddels ook op zijn cv: foto’s van een zwangersch­ap en een kunstige shoot voor een dansgezels­chap. “Foto’s op reis, daar ligt geen druk op. Die opgezette shoots wel. Dan krijg je flitsen die niet afgaan of verkeerd staan, de wind die de flits omver blaast, welke comman- do’s moet ik geven om mensen spontaan te laten kijken... Dan merk ik dat er nog veel is dat ik niet kan. Het is zoals het verschil tussen een kampioensc­hap een training. Op een tornooi verwachten mensen iets. Op training moet je alleen je best doen.”

Gemiste kans

Fotograaf Stephan Vanfletere­n, bekend voor zijn doorleefde portretten, zei onlangs op Radio 1 dat hij heeft moeten leren genieten van de gemiste foto. De wereld gewoon bekijken, zonder camera in de aanslag: een fotograaf mag dat. Het is wat Van der Plaetsen nog niet kan. “De beste fotomoment­en van de dag zijn ’s avonds en ’s ochtends. En dat zijn dan meestal de momenten waarop ik moet trainen. In Georgië ben ik een keer om half zes ’s ochtends opgestaan en een berg opgeklomme­n omdat ik een shot absoluut wilde. Maar dat lukt doorgaans niet. We passeerden laatst in Oostenrijk met de bus aan een plek die een perfect plaatje opleverde: een heuvel met een kerk, met de Alpenpieke­n in verschille­nde lagen erachter, waartussen dan nog wolken hingen. Maar ik zat op een rijdende bus. Dus ben ik nadien met de huurauto teruggered­en naar die plek. De wolken waren weg, de mooie foto dus ook. Kansen die ik mis, dat gevoel bekruipt me steeds vaker. Tijd krijgen, die luxe moet je toch hebben als fotograaf?”, richt Van der Plaetsen zich weer tot onze fotograaf. De realiteit is anders. Een beroepsfot­ograaf krijgt evenmin tijd. “Misschien wordt fotografie iets voor na de carrière. Maar misschien ook niet.”

 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium