Gazet van Antwerpen Stad en Rand

“Die pintjes van Ibiza moest ik er wel af trainen”

De comeback van Anderlecht­doelman Frank Boeckx

- KOEN VAN UYTVANGE

Faut le faire. Kampioen spelen met een herniapati­ënt in doel. Anderlecht deed het. Vandaag is ruglijder Frank Boeckx (30) eindelijk terug, nog geen drie maanden na de operatie die hem zijn plaats in doel kostte en zijn vakantie behoorlijk verpestte. Alhoewel. “Platliggen en je laten bedienen, dat is eigenlijk wel ideaal.” Behalve als de kilootjes er dan aanvliegen en je tot het aangapen van Chris Froome veroordeel­d bent. Boeckx over pillen, Rock Werchter, Mile Svilar en zijn vage toekomst.

Frank Boeckx is terug. Verlost van de pijn in de rug. Op zijn eerste wedstrijds­electie is het nog even wachten, maar dat de 30-jarige doelman de afgelopen week al met de groep hervatte, is een verrassing. “Sneller dan velen hadden verwacht. Dankzij de medische staf en het werk dat ik erin heb gestopt. Eindelijk kan mijn seizoen beginnen.”

Hoezeer heb je de laatste maanden van vorig seizoen de pijn verbeten? “De wedstrijde­n op zich waren nog zo geen probleem, maar op training moest ik wel doorbijten om die wedstrijd te halen. Dat was niet meer houdbaar. De problemen zijn begonnen in januari. In de rug zelf had ik weinig problemen, maar de hernia straalde uit naar een zenuw in mijn hamstrings. Tegen mei was die hernia drie keer zo groot geworden. Ik heb mij erdoor geworsteld op ontsteking­sremmers en pijnstille­rs. Na de wedstrijd stopte ik dan drie dagen omdat mijn maag het anders niet meer trok. Een operatie was onvermijde­lijk.”

Heb je dan niet stevig doorgefees­t meteen na het seizoen? “Neen, daags na de laatste wedstrijd was het Gala van de Profvoetba­ller van het Jaar. De ochtend nadien moest ik me aanmelden in het ziekenhuis. Nuchter... (lachje) Ik heb niet echt vakantie gehad, behalve dan de eerste 21 dagen na de operatie. Tot de wonde genezen was, mocht ik niets doen. Drie weken was dat. Niet douchen, niet zwemmen. In het water moest ik speciale pleisters dragen om de wonde vrij van bacteriën te houden.”

Trok jij niet naar Ibiza? “Ja. Maar ik mocht alleen liggen en me laten bedienen... Wat op zich wel ideaal was.” (lacht)

Jij lag daar zelfs op paarse handdoeken. In een short van Anderlecht zelfs. “Euh, die handdoeken waren de keuze van het Hard Rock Hotel in Ibiza. Daar had ik niets mee te maken. En die shorts van Anderlecht, die zijn eigenlijk ideaal om mee te zwemmen. En ik mocht toch maar tot mijn middel in het water.”

Met die verplichte rust was het zeker lastig om niet stevig in het vlees terug te keren?

“Eten, drinken, platliggen en de genen van een Boeckx. (lacht) Dan weet je op voorhand dat je in de voorbereid­ing harder en meer zal moeten trainen. Eens ik mocht hervatten, kwam ik eerst naar Anderlecht voor cardio, vooraleer ik in Antwerpen revalidati­etraining deed. Die cardio is saai, maar dat waren de pintjes van Ibiza die eraf moesten.” Hoeveel extra pondjes zeulde je mee? “Dat viel wel mee. Eens ik weer begonnen was, vlogen die kilo’s er meteen af.”

Je oogt alleszins al scherper dan een paar weken terug. “Echt? Ik sta niet dagelijks op de weegschaal. Zolang ik me maar goed voel. Ik weet dat ik erop moet letten.”

Ondertusse­n zocht je ook verstrooii­ng op Rock Werchter en de Gentse Feesten. “Ik verdien ook wel eens een vrije dag na een week trainen. Maar dat was wel altijd beredeneer­d. Naar Werchter ging ik bijvoorbee­ld speciaal voor Dropkick Murphys.”

Dat is een punkband uit Boston. Bewoog je je dan naar het gewoel op de eerste rijen? “Neen, mijn enige beweging was met mijn arm. (gebaart dat hij een glas drinkt en lacht) Ik ben zelfs niet gebleven voor de Foo Fighters. Omdat ik ze al vaak gezien heb, maar vooral omdat ik vreesde dat ik het anders daags nadien wel zou bekopen op training. Dus heb ik me rond acht uur al naar huis laten voeren door mijn vriendin. De gedachte dat je niet mag overdrijve­n, speelt voortduren­d in je achterhoof­d. Zelfs na een dagje winkelen met mijn madam denk je: ‘Als ik nu maar geen dag extra moet revalidere­n’. Want leuk is anders.”

Dus keek je dagelijks naar de Ronde van Frankrijk? “Veel ja. En dan zo’n saaie Tour. Wat een drama. Wachten op een aanval die er nooit kwam.”

Hoe voel je je nu? “De last in de rug is weg. De zenuw in mijn hamstrings, die is nog altijd beschadigd. Het gaat nog een tijd duren eer die weer hersteld is. Dat is het enige wat nog pijn doet, ‘s ochtends als ik opsta. Op training

voel ik niets.”

Wanneer mogen we jou terug verwachten? Moet jij eerst matchritme opdoen bij de beloften?

“Dat is nog niet besproken. Eerst zien hoe vlot ik de trainingen verteer. Matchritme voor een keeper, dat is raar, hé. Het ritme op training ligt hoger dan in wedstrijde­n, dus ik weet niet of ik daar nood aan heb.”

Ondertusse­n is jouw plaats onder de lat ingenomen door Matz Sels. Dat is toch nog van een ander kaliber dan Davy Roef vorig seizoen. Heb je al met René Weiler gepraat over jouw status?

“Dat hoeft niet. Er valt niet veel te zeggen. Hier zijn vier keepers die alle vier willen spelen. Drie zijn dus minder content. Wat kan ik anders doen dan het niet aanvaarden?”

Vertrekken. Op tafel kloppen. Nu moet het toch moeilijker zijn dan vorig seizoen om je neer te leggen bij een bijrol.

“Neen, niet spelen is altijd ambetant. En als je speelt, wil je blijven staan. Ik heb hier een kans gekregen toen niemand in mij geloofde. Dan ga ik nu niet met deuren slaan omdat ik even niet speel. Daarvoor is mijn respect en mijn dankbaarhe­id tegenover de voorzitter en meneer Van Holsbeeck te groot. Je mag niet leven in het verleden, dat heeft de trainer al vaker gezegd. Die clean sheets, die titel, daar win ik dit jaar niets mee. Ik moet gewoon ballen pakken op training. Al is het tegen Buffon, ik moet maar het beste geven van mezelf.”

Hoe bekijk jij de situatie rond Mile Svilar? “Ik hoor wel wat links en rechts, maar dat zijn de keuzes van de club, van hemzelf. En zijn entourage natuurlijk. Een jongen van 17 maakt niet alle keuzes zelf. Ik weet niet wat er precies speelt. Ik ben pas weer aan het trainen.” Je noemde Svilar vorig seizoen al “te ongeduldig”. “Heb ik dat gezegd?” Ja. (lacht) “Hij ís ongeduldig. Ik kan me voorstelle­n dat hij zich wil tonen, maar je mag geen stappen overslaan. Davy Roef heeft ook lang op zijn kans gewacht, heeft die gekregen en dat was met wisselend succes. En Davy is een pak ouder dan Mile. Al mag ik hen eigenlijk niet vergelijke­n. Over Roef gesproken: die is fantastisc­h aan het trainen. Die heeft stappen gemaakt. Enfin, ik wens Davy het beste. Svilar en Sels ook. Maar er zal er straks slechts één echt content zijn: hij die speelt.” Teodorczyk is ook blij dat zijn maatje terug is. “Ik zei het hem net nog: ‘Nu ik meetrain, zal hij weer makkelijke­r scoren. Ik zal wel wat ballen binnen laten, dat je weer vertrouwen kan opdoen’. Waarop hij: ‘Je bent de droom van elke spits. Zo’n slechte keeper...’ (lacht) Ach, misschien is zijn eerste balbehande­ling niet top, maar hij weegt toch nog altijd op een verdedigin­g. Zoals hij druk zet, daar profiteert de ploeg ook van. We mogen ons niet blindstare­n op de goals die hij vorig jaar wel vlot maakte. Dat kan zo weer veranderen. Je moet hem ook in stelling brengen, natuurlijk.”

Je beurt Teodorczyk op, afgelopen weekend kalmeerde je Trebel na de match... “Neen, Trebel vluchtte meteen naar binnen omdat hij een stamp had gekregen en ijs wilde leggen. Ik dacht ook dat hij ontgoochel­d was dat hij slechts mocht invallen en wilde hem alleen maar zeggen dat hij de supporters moest groeten. ‘Ik ben helemaal niet boos’, zo zei hij. De manier waarop hij het zei, leek dan weer dat hij wel boos was.” (lacht)

Waar we naartoe wilden: ondanks bijna drie maanden afwezighei­d blijf je een leider.

“Met lange ij of met korte? (lacht) Ik heb geleden, maar nu probeer ik een ander soort leider te zijn, ja.”

Herman Van Holsbeeck vindt dat jij na jouw carrière in het voetbal moet blijven. Met jouw sociale vaardighed­en ziet hij wel wat in jou. “Dat heeft hij mij ook al gezegd. Maar het staat nergens op papier, dus we zien wel. Feit is wel dat ik al op mijn achttiende zei dat ik later keeperstra­iner wilde worden. Eventueel met jeugd werken, jonge gasten als Svilar raad geven, dat zit in mij. Maar echt diep heb ik daar nog niet over nagedacht. Eerst nog wat voetballen.”

Die speelminut­en worden jou wel gegund. Ook buiten Anderlecht ben je plots heel populair geworden. “Tja, dat komt goed uit. Dan kan ik mezelf zijn. Ik ben liever een goeie keeper dan een toffe knul. Maar als je het een niet bent, moet je maar sympathiek zijn, hé.”

 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium