Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Welk monster doolt rond in de duistere Ruien?
De meest griezelige en angstaanjagende wezens houden oprecht van Antwerpen. Dat komt omdat onze stad hen een schuilplaats onder de grond biedt: de Ruien. Het is een paleis met zalen en gangen, vaak zo breed zijn als de straten bovengronds. Acht kilometers eeuwige duisternis, dat smeekt gewoon om verhalen. Zo vluchtte ooit de bekendste kwelgeest van Antwerpen, Lange Wapper, voor de oprukkende straatverlichting diep de Ruien in. Hij kreeg er mettertijd het gezelschap van moordenaars die nooit gevat werden en van misdadigers die zelfs wanneer ze aan de galg hingen, in de verbeelding bleven verder leven. Talloos waren ook de Antwerpenaars die getuigden van stemmen die hen toeriepen vanuit de riolen onder de straat. En arbeiders die in de Ruien werkten, vertelden van enorme wezens, ratten zo groot als beren, die door de gangen slopen. Zelfs in de modder en het slib van de Ruien zag men vreemde dingen kronkelen. De komst van de twintigste eeuw bracht niet alleen vooruitgang, maar boorde ook een bron van moderne verhalen aan. Mensen begonnen huisdieren te houden, niet enkel katten en marmotten, maar exotische troetels zoals slangen en vogelspinnen, schorpioenen en krokodillen. Vaak groeiden die vreemde dieren een tikkeltje boven de verwachting en werden ze een last in plaats van een hobby. En van de ene op de andere dag stond het terrarium of het aquarium plots leeg. Waar waren die piranha’s naartoe, de giftige schorpioenen en de sissende boa? Films en televisie reikten het antwoord aan: doorgespoeld in de toiletpot en zo recht de Ruien in. Ondergronds Antwerpen was een verzamelplek geworden voor typische urban legends. Verhalen die iedereen kende, maar altijd van horen zeggen. In oorsprong waren de Antwerpse Ruien open grachten die dienst deden als riool. Vanaf de zestiende eeuw begon men om hygiënische redenen met het overwelven van deze kanalen. Pas in 1882 ligt het Venetië van Antwerpen volledig ondergronds. Het resultaat is een staalkaart geworden van evenveel eeuwen architectuur. Geen enkele rui is identiek. Soms lopen ze honderden meters rechtdoor, soms volgen ze kronkelend de straatjes bovengronds. Een aantal zijn smal, haast claustrofobisch, andere geven de indruk overwelfde lanen te zijn. De breedste en hoogste rui is zelfs van omvang een ondergrondse kathedraal. En overal langs het parcours, acht kilometer in totaal, werd een vernuftig Middeleeuws aircosysteem voorzien: bakstenen schouwen die tot de dag van vandaag in de binnenstad boven de huizen uittorenen. Arbeiders tot diep in de negentiende eeuw vaarden dagelijks door de Ruien. Ze controleerden de staat van de gewelven en voerden herstellingswerken uit. In het donker werden ze enkel bijgelicht door fakkels. Vaak zagen ze ratten onderweg, die op de boord van het kanaal voor de toortsvlammen wegvluchtten. En hun schaduwen werden door het licht op de muren uitvergroot tot dansende reuzen. De arbeiders riepen elkaar dan toe of lachten om hun eigen angst. Het was een geluid dat door de gewelven weerkaatst werd en langs de rioolmonden tot op straat hoorbaar was. Toch waren de Antwerpse Ruien een gevaarlijke plek om in te werken. Het bleven riolen, en het vuil en afval dat er samentroepte, gistte en vormde bedwelmende gassen. En vermits de Ruien slechts één in- en uitgang hadden, konden die gassen amper ontsnappen. Menig arbeider op zijn bootje bracht daarom in een kooi een kanarievogeltje mee. Als de kanarie flauwviel, was het tijd om snel naar de uitgang te varen. Drie arbeiders in 1899 overleefden zo’n vluchtpoging niet. Vandaar dat het verhaal over moordenaars of misdadigers die zich schuil hielden in de Ruien, enkel geloofd werd door de mensen bovengronds. Wie in de Ruien zijn heil zocht, maakte steevast een dodelijke vergissing. Pas in 2001 zorgden de werken van Aquafin voor een gescheiden afvoer in de Ruien. Alle rioolwater uit de Antwerpse toiletpot vloeit sindsdien via een apart buizensysteem naar het zuiveringsstation op Het Zuid. Enkel het regenwater komt nog in de Ruien terecht en wordt zo rechtstreeks naar de Schelde afgevoerd. Het resultaat is een ondergronds Venetië dat properder en gezonder oogt. Wanneer de zon schijnt, zijn de kanalen droog en wandel je er over straten die met kasseien 200 jaar terug, in perfecte waaiervorm werden aangelegd. Maar welk ‘monster’ woont er dan nog wel diep onder de grond? Of leven er enkel ratten en miljoenen pissebedden? Gelukkig heeft de duisternis en de bijna constante temperatuur die in de Ruien heerst, toch één bizarre nieuwkomer uit verre en vreemde streken aangetrokken: de grote steatoda, familie van de zwarte weduwe. Ooit meegereisd met een schip uit Zuid-Amerika, belandde deze spin jaren geleden in onze stad. De Ruien zijn haar nieuwe thuis en ze woont er al met duizenden. De grote staetoda is klein en licht- en mensenschuw. Bovendien is haar gif niet dodelijk, te vergelijken met een wespensteek. In de Ruien is ze vindbaar op plaatsen waar niemand komt. Het monster van de Ruien: niet zo indrukwekkend als men zegt... DANIEL CAMPAERT