Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Wat je aan Antwerpen geeft, krijg je altijd terug”
Gelauwerde schrijver Jeroen Olyslaegers wordt de nieuwe columnist van uw stadsmagazine
Van een stad kun je het hart zien, je kunt de aders zien lopen, een stad is een lichaam. En dat lichaam moet je liefde geven. Alles wat je aan de stad geeft, krijg je trouwens terug. Dat is mooi.”
Schrijver Jeroen Olyslaegers zit met een bolleke in de hand op een terras op het Mechelseplein. Zo zullen we hem vanaf nu vaker zien: in een café, op een terras, in een park, nadenkend over een nieuwe column. Vanaf 2 september schrijft hij er elke week een voor ons stadsmagazine CittA. De winnaar van de Fintro Literatuurprijs wordt onze vaste columnist. En hij heeft er zin in. Die prijs kreeg hij voor zijn roman Wil over de Jodenrazzia’s in Antwerpen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Een beklijvend boek over agenten die aan die razzia’s moeten deelnemen, een boek dat aan je blijft kleven als je het gelezen hebt en waarin de stad Antwerpen een hoofdrol speelt. De roman wordt intussen al in zeven talen uitgegeven. “Het is een waanzinnig jaar geweest”, zegt Olyslaegers glunderend. “Heel druk, maar heel positief. Fantastisch.” Intussen werkt hij hard aan een volgende roman, schrijft hij monologen, bouwt hij samen met zijn vrouw een rituelenbureau uit en wil hij alweer een volgend Geefplein voor armen organiseren.
Waarom wil je die wekelijkse column er nog bijnemen? Het moment is er. Mijn relatie met Antwerpen staat op scherp. Ik weet eigenlijk niet of ik hier nog elke dag van de week wil zijn. Ik vraag me af of het niet tijd is om afstand te nemen. Ik heb de stad nodig, maar tegelijk verlang ik naar rust en stilte. En dus is het interessant om precies nu over Antwerpen te schrijven. Ik ga met die columns mezelf ervan proberen te overtuigen dat ik hier nooit meer weg wil. En waarom in Gazet van Antwerpen? En niet een ander blad? Ik wil gelezen worden door de Antwerpenaar en ik wil vooral niet in een of ander kamp worden ingedeeld. Ik ben een sociale mens en ik stel altijd het belang van de gemeenschap boven dat van het individu, maar ik pas niet in een hokje. In een krant die dicht bij de mensen staat, kan ik over mijn stad schrijven en voel ik me vrij. Dat bevalt me.
En is het alleen de hang naar rust die je doet twijfelen aan de stad? Of is er meer aan de hand? Er is meer. Ik maak me ernstig zorgen over de toekomst van Antwerpen. Neem nu de luchtkwaliteit. Die is hier echt héél slecht. Er wordt ook almaar minder geïnvesteerd in groen en nu dreigt weer een hele rij bomen te worden gekapt. Ik word daar ontzettend kwaad van. Het is onvoorstelbaar dat de bestuurders van Antwerpen het zo ver hebben laten komen. Soms denk ik: in deze vervuilde stad heb ik mijn zoon laten opgroeien. Was dat nu wel zo’n goed idee?
Er komen betere tijden. De beslissing over de bomen is opgeschort. Er is eindelijk een akkoord over Oosterweel en we krijgen een overkapte Ring. Dat is waar en daar ben ik blij om. Maar dat is vooral de verdienste van de Antwerpenaren zelf, niet van de politiek. Ik vind dat de politici zich veel te weinig de vraag stellen: worden mijn kleinkinderen beter van ons beleid? Ze missen langetermijnvisie. Het is omdat de Antwerpenaren zelf via de actiecomités zijn opgekomen voor de leefbaarheid van hun stad, dat het tij gekeerd is. Het is omdat de Antwerpenaren van hun stad houden, dat er nu echt iets verandert. Ik hou van de Antwerpenaren. Ik hou vooral van hun humor. Eigenlijk neemt een Antwerpenaar zichzelf zelden ernstig, maar je moet al bijna Antwerpenaar zijn om dat te begrijpen. Een Antwerpenaar is een beetje als een hond. Je moet met hem willen spelen. Je moet willen discussiëren, willen van mening verschillen. Daar leeft een Antwerpenaar van op. Anders kwijnt hij weg. Die vergelijking is niet beledigend bedoeld. Het is een compliment.
Je praat over Antwerpenaren alsof je er zelf geen bent. Strikt genomen ben ik dat ook niet. Ik kom van Kontich, maar deze stad is mijn thuis. Ik woon hier, ik ken deze stad en ik heb het gevoel dat ik hier iedereen ken (dat klopt, want tijdens het gesprek worden we wel drie keer aangesproken door kennissen van Jeroen, red.). En toch ben ik nog altijd op zoek naar haar ziel. Elke stad heeft een ziel en elke stad heeft haar trauma’s. Daar ben ik me bewust van geworden door Wil te schrijven. Ik leg een pijnlijk stuk geschiedenis van deze stad bloot, maar dat doe ik uit liefde. Antwerpen mag de duistere kanten van zijn verleden niet wegstoppen, maar moet ze net erkennen en ermee leven. Weet je, van een stad kun je het hart zien, je kunt de aderen zien lopen. Een stad is als een lichaam. En je moet dat lichaam liefde geven. Dat doe ik met dit boek. En als je iets geeft, krijg je zo veel terug. Je kunt niet geloven hoeveel mensen me over die razzia’s aanspreken, hoe geschokt veel mensen in Zurenborg zijn omdat ze nooit geweten hebben dat uit de huizen in hun straat Joodse families met geweld zijn weggesleurd. Daarom organiseren we volgende week ook een herdenking. Veel mensen hebben daar nood aan.
Je volgende boek gaat ook over Antwerpen. Ja, maar over de stad in de zestiende eeuw. Ook een donkere tijd. Toen heeft Antwerpen een zware knak gekregen. De stad had een overdreven optimistisch geloof in de handel. Antwerpen leefde dankzij de Schelde. Toen die werd afgesloten, bleek pas hoe afhankelijk ze was. Ook dat is een trauma waarover ik wil schrijven.
Serieuze onderwerpen allemaal. Je columns worden toch niet zwaarmoedig? Nee, nee, dat is niet de bedoeling. Zoals ik al zei: ik ga op zoek naar de ziel van mijn stad, al zal ik natuurlijk wel eens kritisch uit de hoek komen. Dat kan ik niet laten. Ik maak me zorgen over de stad, maar die zorgen zullen mijn columns niet overheersen. Helemaal niet. Ach, wie bepaalt de sfeer van de stad? De mensen die er graag wonen, die van de stad houden. En daar hoor ik bij. Ik hou van Antwerpen en ik maak deel uit van de toekomst van deze stad. Daar ben ik van overtuigd.
Dus, je vertrekt nog niet meteen naar je plekje in het groen?
(zucht) Ach nee, ik zal wel blijven. Ik kan Antwerpen niet missen. Hoewel... Weet je wat? We lezen wel hoe het afloopt. Oké, afgesproken. KRIS VANMARSENILLE
JEROEN OLYSLAEGERS Schrijver “Ik ga met die columns mijzelf ervan proberen te overtuigen dat ik hier nooit meer weg wil.”