Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Waar zitten ‘onze jongens’ allemaal?
De voorbije kwarteeuw zaten er gemiddeld 800 tot vaak meer dan 1.000 Belgische militairen permanent in het verre buitenland. Dat aantal is nu tot minder dan 450 gedaald. In plaats daarvan duiken de militairen nu vooral bij ons in het straatbeeld op.
België zette 25 jaar geleden voor het eerst sinds de Koreaoorlog (19511954) opnieuw militairen in voor buitenlandse operaties onder VNmandaat. De ene operatie volgde sindsdien op de andere. Maar vandaag zijn er minder Belgen dan ooit actief in buitenlandse operaties buiten Europa: nog 446, versnipperd over vijf landen. De redenen zijn eenvoudig: de terreurdreiging en de besparingen. “De grootste inzet gebeurt nu, straks al drie jaar, op het eigen grondgebied. We hebben vandaag permanent 700 tot 1.000 militairen op straat.”
Na de Korea-oorlog in de jaren vijftig was het snel uit met de liefde tussen België en de Verenigde Naties. België belandde in het verdomhoekje door zijn jarenlange militaire inzet in Congo, waar de VN zelfs blauwhelmen tegen dat optreden inzette.
Natuurlijk bleef het leger na de Congocrisis nog wel actief in het buitenland. Zo vloog de Luchtmacht met haar C130’s in de jaren tachtig voor voedseldroppings boven Ethiopië. En de marine en luchtmacht werden in 1990 ingezet in de Eerste Golfoorlog, terwijl datzelfde jaar de para’s naar Rwanda vlogen, gevolgd door opvangkampen in Iran en humanitaire vluchten naar Jordanië. Globaal was dat steeds een klus voor de luchtmacht en de para’s.
Omwenteling na Koude Oorlog
Alles zou veranderen na de val van de Muur in 1989. De legerdienst was toen al een lachertje geworden. Toenmalig minister van Defensie Leo Delcroix zette die in 1994 definitief stop. Even fundamenteel was in het voorjaar van 1992 de beslissing om voor het eerst sinds Korea weer Belgische troepen te leveren aan de VN. Vanaf maart 1992 vertrok het Tweede Bataljon Cyclisten om er zich in de Kroatische, door Servië bezette Baranja-streek op te stellen tussen de strijdende partijen. ‘Belbat 1’ (Belgisch Bataljon) maakte er deel uit van Unprofor (United Nations Protection Force). Mentaal was de schok totaal: na 45 jaar Koude Oorlog in Duitsland stonden onze officieren daar in de Baranja meteen onder … Russisch VN-bevel. In de zomer was het detachement op volle sterkte en begon de machine te draaien. Dat eerste detachement vertrok toen nog voor zes maanden, later vier. Zeker voor de landmacht was het wennen: tot dan gingen ze ‘op manoeuvre’. Het verst tot Turkije, Noorwegen of Schotland.
Humanitaire operaties
Meteen kreeg het leger de smaak te pakken: nog datzelfde 1992 vertrok een bouwcompagnie van het Elfde Genie uit Burcht naar het Kroatische Savudrija (Triëst) om er bungalows in elkaar te timmeren voor ontheemden. Sindsdien regen de militaire en humanitaire operaties zich aan elkaar: Bosnië, Albanië, Somalië, Rwanda, Libanon, Laos, Kosovo, Afghanistan en Haïti. Tot zelfs een geheime operatie in Ivoorkust. Tal van militairen hebben er intussen met een kwarteeuw buitenlandse operaties op deze manier bijna een volledige carrière op zitten. Velen hebben nooit iets anders gekend. Voorheen moesten bataljonscommandanten hun strepen verdienen door in Duitsland met hun gevechtseenheid in sportcompetities te scoren. Sindsdien maken ze naam door een VN-detachement te leiden en het heelhuids thuis te brengen. Geen wonder dus dat de eerste Belbatcommandant – de toenmalige korpscommandant, luitenant-kolonel JeanMarie Jockin, het nadien snel tot luitenant-generaal schopte.
Ongerustheid
Maar sinds enkele jaren zit de klad in het buitenlandse avontuur. Tot grote verontrusting van de legerleiding. Vorige maand onderstreepte de grote baas van het leger, generaal Marc Compernol, nog dat “onze feitelijke opdracht in het buitenland ligt, daar waar de onveiligheid begint”. De redenen liggen voor de hand: de voortdurende besparingen en nu bovenal de voortdurende inzet in eigen land. De inzet van gemiddeld maximaal 1.000 militairen (officieel 1.300) in patrouilles op straat, eist een zware tol. Zonder de NAVO-inzet meegerekend van 99 militairen in Litouwen – tegen een eventuele Russische oorlogsdreiging, het oude spook – had België nooit minder militairen in VN- of EUoperaties: amper zo’n 450, versnipperd over verscheidene opdrachten. Jarenlang schommelde dat cijfer rond de 1.000.
In alle stilte zette Kinshasa vorige maand zelfs de jarenlange intense militaire samenwerking stop. Het schopte de laatste 17 Belgische onderrichters – na een wekenlange feitelijke gij-
zeling in Kindu – aan de deur. Eigen land verdedigen Yves Huwart, secretaris-generaal van de ACMP, de grootste militaire vakbond, bevestigt dat historisch lage cijfer. “En weten dat onder minister Pieter De Crem (CD&V, red.) het nog de ambitie was om permanent zo’n 1.200 man in operaties in het buitenland in te zetten.” Echt treuren doet Huwart alleen om de besparingen. “Het standpunt van de minister en van generaal Compernol gaat ervan uit dat we hier toch nog altijd in een relatief stabiele omgeving leven in vergelijking met de rest van de wereld. Om dat zo te houden is het belangrijk de instabiliteit op vaak duizenden kilometers van hier actief aan te pakken. Daar ben ik het niet helemaal met eens. De praktijk is anders. We hebben vandaag permanent 700 tot 1.000 man op straat in België.”
“In de visie van velen is het leger er in de eerste plaats om het land zelf te verdedigen. Toch hebben ze het in hoofdzaak over buitenlandse opdrachten zoals de inzet van onze F16’s. Intussen vergeten ze dat we ook in België permanent F16’s klaarhouden. Alles wordt gefocust op het buitenland, dat onze kerntaak heet te zijn. Maar de grootste inzet gebeurt nu, straks al drie jaar, op het eigen grondgebied.” Juiste keuzes? “Toch zijn al de zware investeringen gericht op die buitenlandse opdrachten”, zegt Huwart. “Als ik dan moet kiezen tussen schepen voor mijnenbestrijding voor onze kust of de aankoop van twee fregatten, weet ik wat ik in volle besparingen zou kiezen. De voormalige Chef Defensie, generaal Delcour, vroeg zich destijds af of we niet te snel onze gemotoriseerde capaciteit hebben afgebouwd. En dat we – misschien samen met Nederland – beter een tankcapaciteit hadden behouden. De dreiging in de Baltische staten en onze inzet nu in Litouwen geven hem in feite gelijk.”