Gazet van Antwerpen Stad en Rand
De ontdekking van Jan Ullrich en Lance Armstrong
Oslo 1993: hoe het vorige WK in Noorwegen twee historische wereldkampioenen opleverde
De ene was 21 en was een jaar eerder in zijn eerste grote profwedstrijd in Europa allerlaatste geworden, elf minuten achter de voorlaatste. De andere was 19 en had moeten smeken om mee te mogen naar het WK. Oslo 1993. Nooit leverde een WK zulke legendarische wereldkampioenen op als het vorige WK in Noorwegen. Jan Ullrich op zaterdag bij de amateurs, Lance Armstrong op zondag bij de profs. Reconstructie van een historisch wielerweekend.
Nico Mattan: “Of ik voordien van Jan Ullrich gehoord had? Maar neen, gij. Dat waren andere tijden. Vandaag kan je geen prof worden als je niet in het buitenland gereden hebt. Maar wij reden als amateur amper in het buitenland. Ullrich? Nee. Zei mij niks.
(lachend) Dat is later wel veranderd.” Johan Museeuw: “Ja, wij kenden Armstrong. Hij had dat jaar een rit in de Tour gewonnen. Maar om nu te zeggen dat hij bij de favorieten hoorde in Noorwegen? Bijlange niet. Dat waren Indurain, Ludwig en ikzelf. Armstrong was 21 en reed amper een jaar in Europa. Dan ben je geen favoriet op een WK bij de profs. (even stil) Maar hij legde ons allemaal in de luren.”
Bijna een kwarteeuw lang hebben Museeuw en Mattan er amper bij stilgestaan. Museeuw is zelfs verbaasd. “Is Ullrich een dag voor Armstrong wereldkampioen geworden bij de amateurs? Dat wist ik niet meer.” Toch hebben ze beiden hun luik in het grote verhaal van het vorige WK in Noorwegen. Museeuw een hele paragraaf: de topfavoriet die vierde werd. Mattan een voetnootje: de beste Belg in wat toen nog het WK voor amateurs was. Maar daarover gaat dit verhaal niet. Wel over de namen van de winnaars, die ook Museeuw 24 jaar later doen besluiten dat het “dan toch wel een merkwaardig WK was”.
*** Het is zo’n peloton waarvoor de term
bont allegaartje is uitgevonden dat die zaterdag in Oslo aan de start komt van het WK voor amateurs. “Het woord
belofte bestond zelfs nog niet”, stelt Mattan.“Alles wat geen prof was, mocht nog aan de start komen.” Bij de Belgen zien we naast Mattan onder meer Paul Van Hyfte, Kurt Van de Wouwer en Axel Merckx, allemaal nog jong.
Net als die ene Duitse knaap. Jaan Ullrich, zoals een Vlaamse krant hem foutief in de deelnemerslijst zet. Zes weken eerder heeft hij, op zijn negentiende, de Ronde van Bohemen gewonnen. Een referentie bij de amateurs. Toch heeft hij alle zeilen moeten bijzetten om er bij te zijn in Oslo. Duitsland heeft een jaar eerder grandioos gepresteerd op de Olympische Spelen. Aan goede renners geen gebrek. Als de amateurselectie enkele weken voor het WK in Oslo op hoogtestage trekt naar Colorado om het WK voor te bereiden, wacht Ullrich dan ook vergeefs op een selectie. “Ik kreeg geen uitnodiging…”, zal Ullrich later in zijn biografie Alles of niets vertellen. “Ze wilden mij laten rijpen en in de WK-ploeg voorrang geven aan meer ervaren renners.” Pas als zijn trainer stampvoetend de bondscoach verrot scheldt, draait die laatste schoorvoetend bij. En dus is Ullrich erbij in Oslo, op 28 augustus. Als veruit de jongste renner van de Duitse ploeg.
*** “F*ck”. Lance Armstrong vloekt als hij op zondag de gordijnen van zijn hotelkamer in Oslo opent. De amateurs hebben een dag voordien nog onder een stralende zon kunnen rijden, maar nu regent het pijpenstelen. Hij haat het. Een jaar eerder heeft hij zijn eerste grote wedstrijd in Europa ook in de regen gereden. De Clasica San Sebastian. Een martelgang. Zijn ploegleider bij Motorola, Hennie Kuiper, had hem moeten verplichten de wedstrijd uit te rijden. Kuiper: “Het begon al te schemeren, en aan de aankomst wilden ze de tent afbreken. Ik moest hemel en aarde bewegen om het finishdoek te laten hangen en het verkeer op te houden. Ze wilden niet geloven dat er nog iemand aankwam.” Maar toen Armstrong, elf minuten na de voorlaatste dan toch San Sebastian binnenreed, had hij wel nog een grapje klaar. “Dat was kicken, Hennie, de hele weg een politie-escorte voor mij alleen.”
Het is door dit soort verhalen dat Armstrong verre van favoriet is in Oslo. Al was na San Sebastian best wat veranderd. Zoals die ritzege in de Tour zeven weken voor het WK. Op weg naar Verdon had Armstrong het hele peloton verrast en was de jongste ritwinnaar ooit geworden. Maar in de Alpen was hij enkele dagen zo laat binnengekomen dat de ploeg zelfs geen auto op hem had laten wachten, hij te voet het hotel had kunnen opzoeken en moest opgeven. Bovendien, hij was een Amerikaan. Een van die renners met rare gewoontes. In Oslo sliep zijn moeder de hele week bij hem op de kamer. Zo iemand kon toch geen favoriet voor de regenboogtrui
zijn? Nee, de topkandidaten voor de wereldtitel waren anderen. Miguel Indurain die net zijn derde Tour had gewonnen. Johan Museeuw, winnaar van de Ronde van Vlaanderen. Fondriest, ex-wereldkampioen.
*** Was Ullrich de beste die zaterdag in de Noorse zon? Kon je daar al een glimp opvangen van alles wat nog zou volgen?
Mattan moet diep in zijn geheugen tasten. “Ik denk het wel”, zegt hij dan. “Was er geen groepje van zes weg?” Het waren er in werkelijkheid vijf. “Op de laatste helling vertrokken ze. Ik kon net niet aanpikken. Spijtig. Maar Jan was zó sterk.” Ullrich zelf zou het zich wel goed herinneren. Het rondje van 18,4 kilometer in Oslo telde twee hellingen: de Ryenberg en de Ekeberg. Wat later zijn handelsmerk zou worden, was op die hellingen toen al zijn troef. “Terwijl mijn tegenstanders uit het zadel gingen, bleef ik rustig zitten”, vertelt hij later. “En terwijl zij ver moesten terugschakelen, bleef ik in een hoge versnelling rijden. Dat was de krachtige rijstijl die ik had aangeleerd en waarmee ik later de Tour de France zou winnen.”
*** Was Armstrong de beste die zondag in de Noorse regen? Kon je daar al een glimp opvangen van alles wat nog zou volgen?
Museeuw aarzelt. “Hij was een heel sterke, jonge renner op dat moment. Niets op aan te merken. Maar eigenlijk heeft hij er vooral de wedstrijd naar zijn hand gezet door vroeger dan de rest aan te vallen.” Een winnaar door omstandigheden? Dan toch apocalyptische omstandigheden. Museeuw knikt. “Speciaal voor het WK hadden ze het wegdek vernieuwd. Maar tot die dag had het daar nog nooit geregend. Plots bleek dat asfalt spekglad.” Theunisse, Argentin, Riis, Alcala, allemaal gaan ze tegen de grond. Ook Armstrong valt twee keer. “Maar ik slaagde er elke keer in om snel weer op te krabbelen (…) en in de koers te blijven”, schrijft hij later in zijn omstreden biografie Door de Pijngrens.
Uiteindelijk ontstaat in de veertiende ronde een kopgroep met alle grote favorieten. Mét Museeuw. Tot Armstrong op de allerlaatste klim zijn beslissende zet plaatst. Tegen zijn natuur in heeft hij ditmaal heel lang gewacht. “Ik dacht bij mezelf: Nu moet ik alles op alles zetten en gaan. En ik kwam uit het zadel en plaatste een nieuwe aanval. Deze keer viel er een gat.” Een gat waarvoor Armstrong ook de Belgen mag danken. Al voor het WK was er deining over de Belgische selectie van bondscoach Eddy Merckx. De gepasseerde Frison liet zelfs optekenen dat “alleen renners die slecht rijden naar het WK mogen.”
Feit is dat de snelle Museeuw in de beslissende fase geen enkele landgenoot meer bij zich heeft die de aanval van Armstrong kan counteren. Of toch eentje, een halve latere landgenoot. Andrei Tchmil rijdt dan nog voor Moldavië. Maar ook al rijdt hij doorheen het jaar samen met Museeuw voor Lefevere bij GB-MG, hij gaat het gat niet dichtrijden voor zijn Belgische kopman. “Patrick was de dagen voor het WK nochtans bij ons geweest”, zegt Museeuw. “Dat we ook aan zijn belangen moesten denken. Maar Andrei trok zich dat niet aan. Die ging zijn eigen kans. Niet volkomen onbegrijpelijk. Hij reed nu eenmaal voor een ander land.”
*** Nico Mattan spurtte die zaterdag 53 seconden na Ullrich naar de achtste plaats. “Niet slecht voor iemand die niet goed kon sprinten”, lacht hij vandaag. Als het een extra troost mag zijn: op Ullrich en Bertolini na is Mattan wel de enige van de top tien die dag die later nog een koers met naam zal winnen. En kende hij de naam van de winnaar die ochtend nog niet, nu zal hij hem nooit meer vergeten. Ullrich wordt na Merckx in 1964 de jongste wereldkampioen ooit bij de amateurs. “Toch straf”, zegt Mattan vandaag. “Maar of ik toen door had hoe goed hij kon worden? Neen.”
*** Johan Museeuw wordt die zondag vierde. Negentien seconden na Armstrong laat hij zich in de spurt verschalken door Indurain en Ludwig. “Een ontgoocheling.” Armstrong staat dan al met zijn doorweekte moeder zijn titel te vieren. Een titel die vandaag wel nog altijd op zijn palmares staat – al zal een gewezen verzorger van Motorola 22 jaar later beweren dat Armstrong voor Oslo al aan het verboden spul zat. Maar geen ziel die daar die avond in Oslo aan denkt. Armstrong is de jongste wereldkampioen ooit. De tweede Amerikaan na LeMond bovendien. Een nieuw fenomeen is geboren. Hoewel. “Niemand kon toen vermoeden welke carrière hij nog zou hebben”, zegt Museeuw. “De echte toprenner Armstrong zou pas jaren later geboren worden. Toen hij vijftien kilo afgevallen was en zijn eerste Tour won.”
Oslo en het wielrennen hadden op twee dagen tijd twee wielerfenomenen ontdekt. Ze zouden de sport voor altijd veranderen. Helaas.