Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Strijders tegen kernwapens zelf stomverbaasd met winst
ICAN krijgt Nobelprijs voor de Vrede
ICAN, de internationale campagne tegen kernwapens, heeft enigszins onverwacht de Nobelprijs voor de Vrede gekregen.
Het samenwerkingsverband van honderden ngo’s was zelf zo verbaasd dat directeur Beatrice Fihn dacht dat er een flauwe grappenmaker aan de lijn hing toen het Nobelprijscomité enkele minuten voor de officiële bekendmaking belde. ICAN probeert met een internationaal verdrag kernwapens te bannen. 122 landen ondertekende dat al, al ontbreekt de handtekening van alle negen kernmachten. ICAN werd gehuldigd voor de onophoudelijke inspanningen die geleverd worden “in een tijd dat de dreiging groter dan ooit is”. Daarmee kreeg een aantal landen onrechtstreeks een veeg uit de pan. Noord-Korea uiteraard. Maar ook Rusland, dat zijn arsenaal aan het uitbreiden is, en de VS, waar Donald Trump mogelijk de nucleaire deal met Iran zal opblazen. Dat was een historisch akkoord waarin ICAN trouwens een bemiddelende rol heeft gespeeld. De grootste kanshebber voor de Nobelprijs waren de Iraanse en Europese onderhandelaars van die Iran-deal. Mogelijk was dat een te sterk politiek statement, iets wat het Comité liefst achterwege laat. ICAN is ondanks de verrassing een traditionele keuze: organisaties die kampen tegen wapens worden wel vaker beloond. De organisatie is ook een vervolg op eerdere winnaars. De oprichters volgden het voorbeeld van de internationale campagne tegen landmijnen, in 1997 de laureaat. En de International Physicians for the Prevention of Nuclear War zijn de geestelijke vaders van ICAN. Die organisatie werd in 1985 beloond voor haar inspanningen.