Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Windturbines in zee veranderen ecosysteem
Sommige dieren worden net aangetrokken door molens
Voor de Belgische kust staan intussen 232 windmolens, en daar komen er de volgende jaren nog eens zoveel bij. Die veroorzaken grote veranderingen in het ecosysteem van de zee. Gelukkig lang niet alleen ten slechte.
Sinds de bouw van het eerste offshore windmolenpark voor onze kust in 2008 doet het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) continu onderzoek naar de ecologische impact ervan. In 2018-2019 komen er in Belgische en Nederlandse wateren honderden turbines bij. In het hele Noordzeegebied staan zowat 14.000 windmolens op stapel. Dat heeft gevolgen voor het zeeleven. Zowel negatieve als positieve, zegt marien bioloog Robin Brabant van KBIN, dat net klaar is met een nieuw rapport.
Veroorzaakt de bouw van de parken niet de meeste hinder? Robin Brabant: Het heien van stalen funderingen in de zeebodem veroorzaakt sterke onderwatergeluiden, die mogelijk impact hebben op vissen en zeezoogdieren. Uit experimenten met kabeljauw in kooien rond de locaties blijkt dat de dieren interne bloedingen kunnen oplopen en hun zwemblaas door de drukgolven kan scheuren. Maar in een natuurlijke situatie kunnen vissen eventueel op de vlucht slaan. Dat zien we ook bij de enkele duizenden bruinvissen in onze wateren. Hun aantal in een straal van 20 kilometer rond de heilocatie daalt met 75%. Deze kleine dolfijnsoort ontvlucht dus echt het gebied met geluids- hinder. Maar als deze dieren dan minder eten kunnen vinden, verzwakken ze. Die inzichten leiden ook tot maatregelen bij de bouw van windmolenparken. Zo gelden er nu wettelijk geluidsniveaus en mogen er geen funderingen in de zeebodem geheid worden van januari tot april, wanneer de bruinvissen het meest aanwezig zijn. Bij het park dat nu in aanbouw is, gebruiken ze voor het eerst gordijnen van luchtbellen, die het geluid dempen. We zijn heel benieuwd of die maatregelen effect hebben.
Keert de rust na de bouw terug? In ons deel van de Noordzee bestaat de zeebodem vooral uit zand. Door de bouw van de parken uit beton en staal krijg je een drastische verandering van het landschap onder en boven water. Die structuren onder water worden al snel gekoloniseerd door organismen als anemonen, mossels en andere tweekleppigen. Er komt een heel diverse gemeenschap tot leven. Dat trekt dan weer bepaalde vissoorten aan, zoals kabeljauw en steenbolk. Dat is zeker een positieve tendens, want gericht onderzoek leert dat de vissen zich ook echt voeden met de organismen die er nu leven. Er is hier dus geen sprake van een ecologische valstrik.
Maken de wieken veel slachtoffers bij vogels? Je kan op zee moeilijk karkassen tellen, dus schatten we met vogeltellingen en wiskundige modellen het aantal slachtoffers. We zien dat soorten als de jan-van-genten, zeekoeten en dwergmeeuwen de windparken echt gaan mijden. Grote meeuwensoorten als de grote mantelmeeuw, kleine mantelmeeuw en zilvermeeuw worden er juist door aangetrokken omdat ze er kunnen rusten en voedsel vinden. Het voordeel is wel dat de molens op zee groter zijn dan op land, de wieken komen tot dertig meter boven het water. De meeste zeevogels vliegen lager dan dat, maar net die grote meeuwen vliegen wel vaker op die hoogte. Het aantal slachtoffers per park valt wel mee, maar als je dat veralgemeent naar de enorme oppervlakte aan windmolenparken die op de Noordzee gepland is, is er mogelijk wel een impact op die populaties. Daarnaast migreren elk trekseizoen miljoenen zangvogels over zee. Die vliegen wel op honderden meters hoogte, maar in bepaalde weersomstandigheden hebben we al gezien dat ze massaal lager gaan vliegen. Samen met Nederlandse collega’s en het KMI stellen we voorspellingsmodellen op om te weten in welke omstandigheden massaal veel vogels op de hoogte van de wieken vliegen. HANS OTTEN