Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Geen startgeld meer voor renners van tweede en derde garnituur
Slechts 23 renners stonden zondag in Ronse aan de start van de eerste manche van de DVV Verzekeringen Trofee. Magertjes, vond ook Erwin Vervecken, verantwoordelijk voor de samenstelling van het deelnemersveld. Maar Koen Monu, organistator van onder meer de Superprestigemanche in Boom, heeft een oplossing: “Betaal alleen nog startgeld aan Wout van Aert en Mathieu van der Poel, de anderen betaal je op basis van hun prestatie van de dag.”
“De renners van de tweede en derde rij zijn te duur geworden”, liet Vervecken zijn licht schijnen bij Sporza. “De absolute toppers lokken het volk naar de cross en zijn hun geld waard. Maar de overige renners profiteren van de hoogconjunctuur die de cross momenteel beleeft.”
Heeft Vervecken gelijk? Grotendeels wel, maar de drievoudige wereldkampioen spuwt nu wel in de soep die hij jarenlang zelf met plezier heeft gegeten. Dus staken we ons licht op bij Koen Monu, organisator van onder meer de SP-manche in Boom en de Wereldbeker in Zolder.
“In Zolder stelt zich het probleem niet”, weet Monu. “In de Wereldbeker wordt immers niet gewerkt met start- gelden.” Monu geeft een duidelijke inkijk in de boekhouding van een ‘wedstrijd op niveau’, waartoe Boom vanaf deze winter behoort. “Wie een topcross organiseert, heeft daarvoor een budget nodig van minstens 150.000 euro”, meldt hij. “Vandaag gaat 50.000 euro van het budget naar de samenstelling van het deelnemersveld. Dat is één derde van de totale som. Ja, dat zijn grote bedragen. Het is dan ook niet makkelijk om je hoofd boven water te houden.”
Aan de zijde van de vaste kosten valt amper te besparen, weet Monu. “Huur van een viptent? Dertien euro per vierkante meter. Voorleggen van een mobiliteitsplan? 3.500 euro. Betalen van een licentie, zowel bij de Belgische bond als de UCI. En dan is er nog het personeel: tentenbouwers, horecapersoneel, parcoursbouwer, vier man per oversteekplaats, personeel voor de inkom, security…”
Bonussysteem
Dus moet er gesnoeid worden in de variabele kosten om de overlevingskansen van de organisator op te krikken. En zo komt Monu bij de renners terecht. “De absolute toppers, die zijn hun geld waard. Maar al wie daarachter komt, is vaak het hoge startgeld niet waard. Absolute top? We moeten niet rond de pot draaien, dat zijn Wout van Aert en Mathieu van der Poel. Wout krijgt 9.000 euro per wedstrijd, Mathieu fietst voor 8.000 euro rond. Zij hebben daar recht op. En dan is er nog de wereldkampioene bij de vrouwen, die wat mij betreft een deftige prijs mag vragen.”
De anderen? Die kunnen ook behoorlijk verdienen, maar dan moeten ze er wel voor fietsen, vindt Monu. “We zouden een bonussysteem moeten uitwerken waarvoor we een behoorlijke som geld opzijzetten. Het principe is simpel: ben je goed, dan verdien je goed. Het systeem van de startgelden is ook niet eerlijk naar de renners toe. Het bedrag wordt immers bepaald op basis van de prestaties van de afgelopen jaren. Met een bonussysteem betaal je renners op basis van hun prestatie van de dag. Nu zie je soms, vooral in kleinere crossen, dat renners hun startgeld opstrijken en er een goedbetaalde training van maken. Dat is een slag in het gezicht van die organisator. Motorcrosser Kevin Strijbos, voor wie ik het management doe, heeft jaren gereden met een bonussysteem. Stond hij op het podium van een WK-manche, dan rinkelde de kassa. Het motiveerde hem om elke keer opnieuw het onderste uit de kan te halen.”