Gazet van Antwerpen Stad en Rand

Antwerp Zulte Waregem

-

Dylan Batubinsik­a: 810 minuten. Alexander Corryn: 885 minuten. Dino Arslanagic: 900 minuten. Het zijn de drie veldspeler­s met het meeste aantal minuten bij Antwerp. Op doelman Sinan Bolat na is Dino Arslanagic de enige die nog geen minuut miste. “Ik ben naar hier gekomen om te spelen. Dat ik nog geen enkele minuut miste, is leuk. Maar het zijn in totaal nog maar tien matchen, hé.”

Hij relativeer­t het, maar in een elftal met een hoop nieuwe spelers waarvan er velen staan te drummen om speelminut­en te maken - betekent het toch iets dat je altijd mag spelen. Dat wil zeggen dat je belangrijk bent. “Dat zeg jij (lacht). Ik doe gewoon mijn werk.” Hij heeft nu tien wedstrijde­n gespeeld in het shirt van Antwerp, maar vooral die eerste match tegen Anderlecht zal hem bijblijven. “Ik tekende op woensdag mijn contract en er werd me toen al gezegd dat de club er alles aan zou doen om ervoor te zorgen dat ik op vrijdag zou kunnen spelen”, vertelt Arslanagic. “Ik startte in de basis nadat ik één groepstrai­ning van een uur had afgewerkt. Het was zeer vreemd, want ik kende de namen van mijn ploegmaats amper. Gelukkig was Fred Duplus (intussen getransfer­eerd naar Lens, red.) er nog, die ik via Thorgan Hazard al een beetje kende. Hij heeft me toen uitgelegd hoe iedereen speelt en waar ik zoal op moest letten. Het was niet makkelijk om in zo’n omstandigh­eden te debuteren, maar we hielden de nul. De ploeg was vertrokken. En ik ook. Maar ik sta hier niet te juichen omdat ik al elke minuut speelde. Als ik de komende dertig matchen op de bank zit, zal niemand zeggen dat ik een goed seizoen had omdat ik in het begin het langst in de ploeg bleef.” Want dat het snel kan gaan in het leven van een voetballer, is iets wat Dino Arslanagic het afgelopen jaar heeft ondervonde­n. In maart 2016 won hij nog de Beker van België met Standard, maar op 1 september was er plots geen plaats meer voor hem bij de Rouches. Na vier jaren trouwe dienst werd hij verbannen naar de C-kern. Vier maanden lang was individuee­l trainen zijn lot. “Ik zat wel mee in de kleedkamer met de rest van de spelers, maar ik maakte geen deel meer uit van de groep. Als er een blad werd uitgehange­n met een namenlijst van spelers die veldtraini­ng hadden en andere spelers die fysiek werk moesten doen, ontbrak mijn naam bij allebei de groepen. Ik was er wel, maar niemand keek nog naar mij om. Voetbal is een ploegsport, maar toen voelde ik me erg eenzaam. Dat wens ik mijn ergste vijand niet toe. Het is erg triest dat het op die manier is moeten eindigen bij Standard. Want daarvoor heb ik vier mooie jaren gekend met matchen in de Europa League, de bekerwinst...” Hij moest weg bij Standard. Een nieuwe start maken. Want in Luik kreeg hij een etiket opgeplakt waar hij maar moeilijk vanaf geraakte. Dat van een speler die veel rode kaarten pakt en domme strafschop­fouten maakt. “Dat was frustreren­d. Want het is gebaseerd op slechts een paar momenten. Want tel maar eens na: hoeveel rode kaarten heb ik gepakt? Drie of vier? En dat in honderd wedstrijde­n. Het probleem was gewoon dat het alle-

 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium