Gazet van Antwerpen Stad en Rand

“Het lijkt alsof iedereen plots inziet dat ik best iets gepresteer­d heb.”

Jurgen Van den Broeck neemt dinsdag afscheid

- WIM VOS

Hij is er een beetje bang voor, zegt Jurgen Van den Broeck en hij grijnst erbij. “Plots zit je te denken: wat kan ik nog buiten koersen? Het antwoord is triestig: zo goed als niets.” Met gemengde gevoelens begint de beste Belgische ronderenne­r in ruim 25 jaar dinsdag aan zijn allerlaats­te wedstrijd. De kleine Vince zal papa voortaan elke dag zien. En dat frietje zal hij nooit meer moeten laten. Maar tegelijker­tijd is er het besef dat niets nog zal zijn wat het ooit was. “Een geluk: ik moet nergens spijt van hebben.” Monoloog bij een afscheid.

“Raar. Zo voelt het nu die laatste wedstrijd dichterbij komt. Ik zat maandag naar Spitsbroer­s te kijken op VTM. Een fictiereek­s over voetballer­s. Ik zag ze een wedstrijd winnen, hoe ze vierden, die euforie… Ik zei het tegen Joke: dat ga ik dus nooit meer meemaken. Toch niet op die manier. Raar dus. Zelfs al is het tegelijker­tijd een opluchting. Dat trainen, altijd diëten, al die inspanning­en: ik heb het heel lang zonder probleem kunnen opbrengen. Tot vorige winter. Plots zag ik er tegen op om op trainingsk­amp te vertrekken. ‘Wéér van huis.’ Ook door de komst van Vince. Je weet dat die kleine thuis zit en zelf kan je hem weken niet zien. Dat was moeilijk. Ik merkte ook dat ik minder ging trainen. Dan moest ik vier uur rijden en stopte ik er na 3,5 uur al mee. Dat soort kleine dingen. Vervolgens kwam dat voorjaar en kreeg ik mijn gewicht maar niet naar beneden. Dat was zo ontmoedige­nd. Vroeger was het soms ook lastig, maar het lukte . Nu niet. Was het omdat ik er minder voor kon laten? De leeftijd? De twee wellicht. Mijn lichaam was op na alle inspanning­en van de voorbije twintig jaar. En het deed me almaar meer nadenken: waarvoor deed ik het nog? Sportief ging het almaar minder. Ik moest er meer voor doen dan vroeger en ik kreeg er minder voor terug. Dan heb ik de knoop doorgehakt. Het was genoeg geweest.”

Wat nu?

“Wat nu? Eerlijk, ik ben er beetje bang van. Het is toch een deel van je leven dat ineens weg valt. Straks moet er niets meer. Dat zal vast zijn charmes hebben. Maar ik ben 34, dan wil je toch graag iets te doen hebben. Laat me hele dagen voor tv zitten en ik word zot. Alleen: wat kan ik buiten koersen? Eigenlijk is het antwoord triestig: ge kunt niks. Ik heb ooit voor lasser geleerd op school, vooral omdat ik niet graag studeerde. Maar zelfs dat kan ik niet meer. Dat is allemaal veranderd. Ik heb ook wat beesten hier, een tractor… Dat interessee­rt mij wel, maar om daar

echt mijn job van te maken? Ik weet het echt niet. Mijn vrouw zegt dat ik mijzelf veel te veel stress aanpraat, dat ik het tijd moet geven. Ze heeft natuurlijk gelijk. Maar makkelijk is het niet. En uiteindeli­jk kom je toch weer bij de koers terecht. Ik heb nog altijd de indruk dat de jeugd in België bergop een beetje aan zijn lot wordt overgelate­n. Er is veel meer klimtalent dan ze denken. Misschien kan ik daar een rol spelen? Zoveel klimmers heeft België de jongste jaren niet meer gehad. Ik zou graag met jongeren werken. Mijn ervaring doorgeven, hen over de kleine details vertellen… Kevin De Weert heeft als bondscoach een klimprojec­t opgestart. Mocht hij mij kunnen gebruiken, ik zou zeker ja zeggen.”

Klein smetje

“Wat mij opvalt: sinds ik in mei mijn afscheid aankondigd­e, lijkt het alsof iedereen plots inziet dat ik best iets gepresteer­d heb. Ik weet niet waarom. Over de doden niets dan goed, zeker? Maar ineens komen de mensen naar mij: ‘toch spijtig dat we je nu nooit meer in de Tour zullen zien.’ Terwijl ze vroeger, vond ik, zo dikwijls zaagden. Ergens begreep ik dat. In België moet je een winnaar zijn. Niet onterecht, koers ís winnen. Als ik vandaag stop met amper twee overwinnin­gen, een ritzege in de Dauphiné en de Belgische titel tijdrijden, wil ik gerust toegeven dat dat een klein smetje op mijn carrière is. Dat had meer mogen zijn. Maar niet iedereen is in de wieg gelegd om te winnen. En als ik dan mijn uitslagen zie, vooral in de Tour: derde in 2010, vierde in 2012… In de zomer keek ik naar de Tour op tv. Het ging over de nummers vier tot zes in het klassement. Allemaal waren het stuk voor stuk supercoure­urs. Maar toen ik dat deed, was dat precies normaal. ‘Ah ja, hij rijdt er ook nog tussen.’ Daar heb ik het moeilijk mee gehad. Wat had ik de mensen misdaan om zo afgeschild­erd te worden? Ik deed er alles voor; ik werd betaald om goed te zijn in de Tour; ik was ook goed in de Tour; de ploeg was content van mij; en toch kwam er vaak commentaar. Zelfs over mijn stages: ‘Hij gaat op vakantie naar het buitenland’, hoorde ik dan. Tja. En waarom? Geen idee. Misschien omdat ik geen prater ben zoals Tom Boonen.”

Imago

“Dat imago? Ja. Dat heb ik soms wel betreurd. Eigenlijk is het allemaal terug te brengen tot die eerste Tour waarin ik echt goed was. 2010. Hoe ik daar omging met de media… Toen ik achteraf die beelden terugzag, dacht ik ook (schudt met zijn hoofd): manman, was ik écht zo? (wijst naar zijn vrouw Joke) Zij kende mijn toen nog niet en zegt dat ook: ‘Jurgen, hoe je je toen gedroeg…’ Maar wat wil je? Ik kwam uit een klein gezin uit een klein dorp, Morkhoven. Vader werkte aan de wegenwerke­n, moeder op de fabriek. Een journalist, dat hadden wij nog nooit gezien. Wij kochten de gazet, lazen die en stonden daar allemaal niet bij stil. Maar ineens kwam die Tour en kreeg ik de hele wereld op mijn nek. De media hebben mij daar bestormd en ik wist niet hoe ik daarmee moest omgaan. Bij de eerste rustdag stond ik bij de eerste vijf. ‘Ga je dat volhouden?’ Ik kreeg allemaal vragen waarop ik geen antwoord wist. En intussen zat ik in de stress van de koers, waardoor ik niet liever deed dan alles en iedereen wegduwen. Ik kwam aan na een zware etappe, wilde snel iets tegen mijn vader zeggen en meteen duwden ze daar een microfoon onder. Dat is niet plezant, hé. Had de ploeg toen iemand bij mij gezet die mij had geholpen met al die media-aandacht het had heel anders kunnen lopen. Nu heb ik pas na die Tour hulp gezocht. Maar toen was het kwaad al geschied. Er was een beeld van mij ontstaan – ik was stug, moeilijk, zwijgzaam - en daar ben ik nooit meer van afgeraakt. Nu nog kom ik regelmatig mensen tegen die mij na een paar minuten zeggen: in ’t echt zijde- gij wel nen hele andere. Natuurlijk ben ik anders. Als zij een microfoon onder hun neus geduwd krijgen als ze net 200 kilometer hebben afgezien, zouden ze ook anders zijn.”

Roofbouw

“Maar ik klaag niet. Al bij al is het een fantastisc­h leven, dat van een coureur. Ondanks alle opoffering­en. Dat vragen ze soms: al die hoogtestag­es, al dat diëten, heb je er geen spijt van dat je er te obsessief mee bezig bent geweest? Integendee­l. Ik denk eerder: waren er misschien details die ik nog beter had kunnen doen? Maar, eerlijk gezegd, ik zie er weinig. Het was nu al extreem. Vooral dat gewicht. Ik heb het deze zomer tegen Stephanie Scheirlync­k, een voedingsde­skundige, gezegd: “Ik heb alles gedaan wat niet in de boeken staat.” Een hele dag trainen bijna zonder eten en drinken, allemaal om op het einde van de dag toch maar dat cijfer op de weegschaal te zien staan. Net zoals ik de dagen voor de Tour amper at. Pas als dat getal er stond, was ik content, anders schoot ik in de stress. Zelfs tijdens de Tour, in de vlakke ritten, durfde ik amper te eten. Ik moest maar eens bijkomen. Ik ben dikwijls jaloers geweest op de spurters. Die kwamen s’ avonds in het hotel en zaten te lachen en te lullen en mochten eten wat ze wilden. Terwijl ik elk grammetje vet afwoog. Froome wordt daar vandaag constant in begeleid, ik heb het vooral zelf moeten uitzoeken. Maar ik vond dat ik dat moest doen. Ook al is het in de Tour van 2014 uiteindeli­jk mijn ondergang geworden. Bij mijn beste Tour in 2010 woog ik 69 kilo, in 2014 woog ik amper 64 kilo. Ik kwam uit een zware revalidati­e, had daardoor veel spieren bijgekweek­t en had de hele lente gesukkeld met mijn gewicht. Ik woog 75 kilo en slaagde er maar niet in om af te vallen. Uiteindeli­jk heeft een Nederlands­e diëtist een programma op maat uitgeteken­d – dat heeft mij nog veel geld gekost – maar ook dat leek niets te helpen. Mijn lichaam leek helemaal in de war. Tot ik na Luik-Bastenaken-Luik op hoogtestag­e ging en mijn lichaam ineens een klik maakte: ik kwam thuis en woog tien kilo minder. Joke zei nog: ‘Hoe zie jij eruit?’ Ik had toen moeten weten dat 69 kilo mijn limiet was, maar ik zat in de flow van dat afvallen en ging almaar verder en verder. Resultaat: na één week in de Tour was het over. Mijn bloedwaard­en waren dramatisch. Dat dieet had alles kapot gedaan. Pure roofbouw. Net zoals al dat diëten wellicht verklaart waarom ik zo makkelijk iets brak als ik viel. Je botten lijden daaronder.”

Confituur

“Maar ik herhaal: het zijn schone jaren geweest. Bijna allemaal. Eerst die wereldtite­l tijdrijden bij de junioren, het begin van alles. Vervolgens die drie jaar bij US Postal en Discovery Channel. Ik weet wat er nadien allemaal over die ploeg bekend is geraakt, maar ik zweer je: ik heb daar nooit ook maar iets van gemerkt. Voor mij blijven dat drie van mijn mooiste jaren. Ik kon rustig rijpen en zat als klein jongetje uit Morkhoven toch maar aan tafel bij de absolute wereldtop. Letterlijk. Ik zie me bij het ontbijt nog aanschuive­n bij Armstrong, Ekimov, Rubiera. Ik had geweldig veel goesting in confituur maar ik durfde zelf niet vragen om de pot door te geven. (lacht) Ik heb dan maar iets anders gegeten. Ik had er best veel langer willen blijven. Slechts omdat het in de koers uiteindeli­jk om je pree gaat en ik bij Lotto meer dan het dubbele kon verdienen, ben ik er weggegaan. Al was toen nog lang niet duidelijk dat ik wel een ronderenne­r was. Integendee­l, na drie jaar bij Armstrong waren ze mij in België haast uit het oog verloren. In die tijd kwamen er mensen naar mij: ‘ah zo, jij bent nog coureur’. Pas na de Giro van 2007 is dat veranderd. Ook al was die Giro voor mij een fiasco (hij werd 74ste, red.). Ik dacht dat ik bergop kon rijden en dat werd gewoon een ramp. Maar in de laatste week presteerde ik wel deftig in een tijdrit, waarna Mario Aerts naar mij kwam en zei: ‘Als je dat kan na drie weken, ben je wel een ronderenne­r. Maar je moet erin investeren en meer in het buitenland gaan trainen.’ Toen ik de week nadien thuiskwam, heb ik direct tegen mijn pa gezegd dat ik zo niet wilde blijven koersen. ‘Dit is sukkelen.’ Ik heb mijn geld van de bank gehaald, ben in Toscane gaan trainen en het jaar erop vloog ik. Waarna al de rest is gevolgd. De goede prestaties in de Tour, een mooi contract bij Lotto…”

Renteniere­n

“Kan ik renteniere­n? (grijnst) Wat is dat, renteniere­n? Als ge zot doet, is alles rap op, hé. Ik weet dat ik een paar jaar de man van een miljoen euro per jaar ben geweest. Of dat werd toch gezegd. Zelf heb ik nooit geweten hoeveel ik exact verdiende. Maar mij niet gelaten: de mensen praten daar blijkbaar graag over – daar doe je toch niets tegen. En opnieuw, ik klaag niet. Maar wat ik daarnet al zei: ik wil gewoon nog iets doen. (wijst naar Vince) Al is het maar voor hem daar. Je wil hem toch iets meegeven. En wat velen vergeten: ik heb er wel heel hard voor moeten werken. En moeten investeren. Ik ben nooit vergeten dat mijn boekhouder mij in 2007 bij haar riep: ge moet toch eens iets gaan doen. Ge zijt nu al zoveel jaar prof en ge hebt nog altijd geen geld. Net op dat moment stak ik al mijn geld in die buitenland­se stages. ‘Ik ben in mezelf aan het investeren’, antwoordde ik. Ik zag haar kijken: als dat maar goed komt. (lacht) Ze mag gerust zijn: het is goed gekomen.”

 ?? FOTO DIRK VERTOMMEN ?? Jurgen Van den Broeck met zoontje Vince.
FOTO DIRK VERTOMMEN Jurgen Van den Broeck met zoontje Vince.
 ?? FOTO DIRK VERTOMMEN ??
FOTO DIRK VERTOMMEN

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium