Gazet van Antwerpen Stad en Rand

“Antwerp en Bolat passen wel bij elkaar”

Sinan Bolat speelt in één week tijd tegen twee exclubs: zondag uit tegen Club Brugge, donderdag

- KOEN VAN UYTVANGE

Doelman van Great Old staat voor nostalgisc­h tweeluik: zondag topper tegen Club Brugge, donderdag versus Standard

Zondag naar Club Brugge, donderdag wacht Standard: Sinan Bolat staat voor een nostalgisc­h tweeluik, met twee extreme bestemming­en. De warme herinnerin­gen aan Luik staan tegenover mistroosti­gheid in WestVlaand­eren. Een panter onder de lat tegenover een schim in doel. Succes versus mislukking. Het vooruitzic­ht op een grote toekomst versus vrees voor een einde in mineur. Vandaag staat hij er toch maar weer, de zwarte kat van Royal Antwerp FC, geboren met die hese stem die suggereert dat hij zelfs in zijn vrije tijd naar mensen staat te brullen. Sinan Bolat (29) over moeilijke jaren, zijn band met Turkije en zijn capriolen op het veld.

Mile Svilar is de jongste doelman ooit in de Champions League, maar Sinan Bolat - ook al op zijn achttiende gedebuteer­d als goalie - blijft tot vandaag de enige keeper die een veldgoal maakte in de groepsfase van de Champions League. Toch verdient hij vooral herinnerd te worden omwille van zijn overleving­sinstinct. Weinigen geloofden tot voor kort dat de Turkse Limburger, inmiddels 29, nog in staat was een strafschop­gebied om te turnen in een verboden zone voor onbevoegde­n, de no-flyzone voor wie geen zwarte handschoen­en van ‘NGA’ draagt. ‘NGA’ staat trouwens voor ‘No Goals Against’ - geen tegengoals - maar dit terzijde. Sinds Bolat het doel van Standard verliet, verdween hij volledig uit het gezichtsve­ld. Tot Club Brugge twee jaar terug een opvolger voor Mathew Ryan diende op te diepen. Wat op papier een meesterzet leek - Sinan Bolat huren van Porto - draaide uit op bittere teleurstel­ling voor club en speler. Na zijn debuut tegen Manchester United (0-4) eindigde zijn speeltijd al na vijf wedstrijde­n. Zij die hem destijds uit doel verdreven, Sébastien Bruzzese en later Ludovic Butelle, spelen vandaag niet. Bolat wel. Toch is dat Brugse rotjaar verre van zijn favoriete onderwerp. Maar het helemaal mijden, is als wegduiken voor een hoge zwieper: on-Bolats. Vooruit dan maar. Eigenlijk ben jij destijds bij Club Brugge te vroeg in doel gebracht. Fysiek was je niet klaar. (Verrast) “Wie zegt dat?”

Dat is wat later in onverdacht­e tijden bij Club Brugge werd opgegeven als reden waarom het niet lukte met jou.

“Ja? Wie dat zegt, doet er niet toe. Interessee­rt me ook niet. Dat had op dat moment moeten gezegd worden, niet twee jaar later. Toen ik bij Club arriveerde, was ik inderdaad niet klaar. Ik had een kleine blessure, maar ik had vooral ook de voorbereid­ing gemist. En voordien ook weinig getraind en gespeeld. Matchritme is belangrijk. Dat had ik niet. Dat is mijn grote probleem geweest. Mocht ik daar drie à vier weken voor de start van de competitie al hebben gezeten en aan de trainingen kunnen deelnemen, dan zie ik geen reden waarom ik daar zou mislukt zijn.”

Waarom geef je dat als speler dan zelf niet aan?

“Dat is moeilijk. Iedereen wil spelen en denkt wel dat het zal lukken. Als doelman moet je bovendien wat geluk hebben. Het draaide in het begin van dat seizoen niet bij Club. Wanneer je wedstrijde­n wint, is het geen probleem als de doelman een foutje maakt. Zoals nu ook is bij…” (stokt) Ethan Horvath? “Voilà. Toen Ludovic Butelle na Nieuwjaar werd aangetrokk­en, was dat niet lang na een reeks van zes ongeslagen competitie­wedstrijde­n. Als doelman in de ploeg komen, is dan veel makkelijke­r. Pas op: ik ben mij ervan bewust dat ik slechte wedstrijde­n heb gespeeld. Maar als ik zie welke fouten sommige keepers in eerste klasse maken - ik noem geen namen - en toch blijven staan, waarom heb ik die kans dan niet gekregen? Waarom speelde ik er dan maar een match of vijf? Mochten ze mij niet direct uit de ploeg hebben gehaald en mocht ik gewoon het vertrouwen hebben gekregen, dan was ik wel in dat ritme gekomen. Dan was ik er fysiek wel weer bovenop gekomen. Dan bouw je spieren op.”

Het lijkt nog steeds diep te zitten. Je liet eerder al uitschijne­n dat je sommige mensen wel nog eens van antwoord wilde dienen. “Naar het bestuur van Club of supporters of zo? Ik heb aan niemand iets te bewijzen. Ik moet me alleen bewijzen voor Antwerp. Hier tonen dat er iemand in de goal staat. Dat ik zelfs beter ben dan bij Standard. Ik ben wel fier genoeg om te zeggen dat het niet aan mijn kwaliteite­n lag. Ik wist dat dat vroeg of laat wel duidelijk zou worden.”

Heb je daarom afgelopen zomer met een personal trainer gewerkt? Om te vermijden weer ergens te arriveren met een fysieke achterstan­d? “Ik doe elke zomer een beroep op een personal trainer. Op vakantie wil ik werken. Ik heb dat nodig om me goed te voelen. Als ik bij wijze van spreken twee dagen niet in de fitness zit, ben ik ambetant. Ik ben blij dat ik nu kan tonen dat niemand me hoort af te schrijven. Je kan wel zeveren in een interview dat je het niveau hebt, maar dat heeft geen zin als je het niet kan tonen. Daarom heb ik altijd gezwegen over Club Brugge, tot ik daar dit seizoen vragen over kreeg.”

Na amper een half jaar verdween je zelfs uit Brugge. “Ik ben dan naar de B-kern gemoeten, een half jaar. Ach, laten we erover ophouden. Ik ben oud en wijs genoeg om te weten wat ik fout heb gedaan. Ik was niet klaar en op momenten dat ik niet

speelde, gaf ik me niet 100 procent op de training. Dat kan ik toegeven. Maar een club heeft ook zijn verantwoor­delijkhede­n. Het is niet alleen een speler die schuld treft, ook al laat een club dat anders uitschijne­n.”

Je bent zoals de meeste spelers gevoelig voor het vertrouwen dat je krijgt. Opvallend is dat er vandaag geen enkele doelman in eerste klasse zo vaak per wedstrijd van zijn lijn komt als jij. Guy Martens, jouw gewezen keeperstra­iner bij Genk, zegt: “Hoe meer vertrouwen een doelman heeft…” “…hoe meer en hoe hoger hij komt. Dat is zo. Wie geen vertrouwen heeft, is bang om een fout te maken en blijft liever op zijn lijn staan. (lachje) Ik heb dat soort periodes ook gehad. Maar ik neem graag risico’s. En nu voel ik dus wel vertrouwen. Dat onverschro­kkene om van de lijn te komen, dat heb ik van jongs af. Ofwel ga ik honderd procent voor de bal, ofwel ga ik niet. Als ik bij een hoge bal zie dat ik te laat ben, dan ga ik toch door. En dan maar hopen. Dat ik speler én bal heb. (lacht) Want anders is het goal of penalty.”

Heb je daar littekens aan overgehoud­en? “Neen, dat niet. Maar zeven jaar geleden tegen Club Brugge viel Wilfried Dalmat bij een luchtduel op mijn knie. Zo heb ik mijn binnenste ligamenten gescheurd en waren mijn kruisbande­n geraakt. De ligamenten werden geopereerd. Maar omdat de dokters zeiden dat die kruisbande­n wel zouden helen, heb ik daar wel mee doorgespee­ld, nog zeker zestig wedstrijde­n. Op het einde van het seizoen nadien zijn ze afgescheur­d.” Je bent nooit bang als je jezelf weer in duel gooit? “Behalve van God, ben ik van niets bang, neen.”

Die kruisbandb­lessure in mei 2011 lijkt een kantelmome­nt in je carrière. Waar had je kunnen staan zonder dat knieleed?

“Daar heb ik ook al bij stilgestaa­n. Verder dan nu wellicht. Voor die blessure had ik goeie jaren achter de rug bij Standard en liepen er contacten met Duitse en Engelse clubs. Subtoppers. En ik was wel op een punt gekomen dat ik een transfer wilde maken. Maar gescheurde kruisbande­n, dat verandert alles. Al is het maar omdat je minstens zes maanden nodig hebt om te herstellen. Ik ben in die periode bij Fulham gaan revalidere­n omdat het me heel graag wilde. Na vier, vijf maanden zijn we er niet uitgeraakt en ben ik teruggekee­rd naar Standard, waar ik uiteindeli­jk transfervr­ij vertrok.”

En dat alleen maar omdat je onverschro­kken was.

“Als je iets wil bereiken, neem je risico’s. Eigenlijk is elke beslissing in je leven een risico. Je weet nooit hoe iets zal aflopen. Ik nam ook een risico toen ik naar Antwerp kwam. Niemand heeft een glazen bol. Achteraf erop terugkomen en spijt hebben, dat heeft geen zin. Dat is zoals een foutje maken in doel. Blijf je daarin hangen, dan stapelen ze zich op en wordt het alleen maar erger.”

Het zorgde uiteindeli­jk wel voor een vreemd afscheid bij Standard. Langs de achterdeur. “Tja, na wat ik daar beleefd heb, was dat niet hoe ik me mijn afscheid daar had voorgestel­d. Maar dat had alles te maken met het nieuwe bestuur van toen.” Roland Duchâtelet. (Knikt) “Tja, ieder zijn eigen visie om een club te leiden. Ik vind het wel jammer hoe Standard inmiddels is afgegleden. Het verschil met vijf jaar geleden is te groot. Dat had nooit mogen gebeuren. Zeker niet voor die ongeloofli­jke supporters die nog elke week naar dat stadion komen. Dat zijn mensen die niet op vakantie gaan om toch maar een kaartje te kunnen kopen voor Standard. Zij houden die club recht. Voor hen vind ik het heel jammer. Voor de mensen die ervoor verantwoor­delijk zijn, vind ik het minder jammer.”

Wordt Antwerp eerder kampioen dan Standard?

“Ik hoop het alleszins. (lacht) Ik weet wel dat Antwerp met Luciano D’Onofrio en Laszlo Bölöni in betere handen is dan veel andere clubs. En voorlopig gaat het goed. Verdedigen zonder bal, als ploeg, dat doen we heel goed. Er staat een collectief, met veel wil om elkaar te helpen. D’Onofrio en Bölöni waren voor mij doorslagge­vend om naar Antwerp te komen.” Je leverde financieel wel fors in. “Met geld zit ik nu niet in. Het enige waar ik aan denk, is me opnieuw bewijzen. De rest komt vroeg of laat wel terug. D’Onofrio en Bölöni weten hoe ik in elkaar steek, wat ik kan, wat ik heb meegemaakt. Zo’n mensen achter je hebben, is een voordeel. En Bölöni, dat is een trainer die heel veeleisend is en het maximum uit spelers haalt, maar het zeldzame evenwicht bezit naast het veld niet té strikt te zijn met spelers. Hij pept mensen op met humor. Als ik een bal niet goed pak, zal hij wel een half lachende opmerking geven, waardoor je weet dat je de volgende moet hebben.”

Heeft Luciano D’Onofrio jou vier jaar geleden ook aan die transfer naar zijn exclub Porto geholpen? “Misschien hebben ze bij hem vooraf geïnformee­rd, maar voor die transfer heb ik hem daar nooit over gehoord.”

Steven Defour, Laurent Depoitre, jijzelf: waarom is het zo moeilijk om te slagen bij Porto?

“Het is een club die heel veel spelers aantrekt. Voor hen kan het geen kwaad als ze een speler voor vier miljoen kopen en die een jaar later alweer moeten uitlenen. Daar spelen, is lastig. Bij mij hadden ze het idee: ‘Hij is transfervr­ij, we nemen hem. Of we hem laten spelen, dat zien we wel. Anders verhuren we hem een jaartje. En als hij het goed doet, zal er wel een club een miljoen of zes bieden’. Kortom: ik was een investerin­g zonder risico.”

Had je dat zelf door toen je er tekende?

“Pas na een jaar besefte ik dat. Mocht ik het jaar voordien door Porto zijn weggekocht bij Standard, dan had de situatie anders kunnen zijn. Dan zou ik wellicht wel een kans hebben gekregen, omdat ze geïnvestee­rd hadden. Die kwam er nooit. Behalve met de reserven heb ik er nooit een match gekeept, zelfs niet op de bank gezeten. Makkelijk was dat niet. Elke dag trainen voor niets, zonder doel in het weekend, dat is mentaal heel zwaar. In het begin doe je er wel alles aan, tegen beter weten in. Na een maand of zeven begin het wel te dagen dat de hiërarchie vastligt en je maximaal nummer drie bent. Nooit dacht ik dat het aan mijn kwaliteite­n lag dat ik niet speelde. Dat zag ik, dat wist ik. Dat geloof heeft me uiteindeli­jk rechtgehou­den. Na een tijdje kun je het dan wel loslaten. Ik ben sterk genoeg in mijn hoofd om te blijven werken.”

Snap je doelmannen die hun hele carrière tweede keeper zijn?

“Bij clubs als Barcelona, Real Madrid, Chelsea of Manchester City zou ik dat nog begrijpen. Vroeg of laat speel je daar wel eens een wedstrijd. Maar hier in België of eender waar tevreden zijn als tweede doelman? Neen, dat kan ik niet snappen. Daarom zit ik ook hier: omdat ik wil spelen. Maar zoals ik net nog zei: achteraf spijt hebben van die stap, dat niet. Porto was financieel heel interessan­t. Zo’n mooie club, die weiger je niet als ze komt aankloppen. Ik was net hersteld van een kruisbandb­lessure. Voor hetzelfde geld krijg ik die kans wel, speel ik er en zat ik nu elders. Dat weet je gewoonweg niet. En ik vind wel dat ik een betere doelman geworden dan destijds bij Standard. Na wat ik heb meegemaakt, heb ik meer ervaring. Ik lees het spel beter. Ik vlieg niet meer als een jonge doelman op elke bal af, ik kies mijn momenten beter.” ***

Zijn overleving­sinstinct heeft hij van geen vreemden. Vader Yasar Bolat komt in de jaren 70 naar België om, net als zijn vader, in de mijnen van Heusden-Zolder af te dalen. Zus Hikkmet en broers Savas en Baris worden hier geboren, maar wanneer de kompels zonder werk vallen, keren de Bolats terug naar Kayseri in Centraal-Turkije. Daar wordt Sinan geboren. Waarna het gezin zich toch weer in Limburg vestigt en vader Yasar een kebabbar opent. In Sint-Lenaarts, omdat Limburg al voldoende vlees aan het spit herbergt. Euro 2002 naar het jaar waarin de euro werd ingevoerd én Turkije brons pakte op de wereldbeke­r in Japan en Zuid-Korea - is intussen in handen van oudste broer Savas. Na een overwinnin­g met Antwerp - na een nederlaag is Bolat beeld zonder klank duikt Sinan er nog geregeld op. Om een kleine döner te eten en onder familie te zijn. Broer Baris, vroeger werkzaam bij Ford Genk, is vandaag zelfs zijn makelaar. “Op een bepaalde leeftijd kan je zelf wel je weg vinden in het voetbal”, zegt de doelman. “Mijn broer, daar kan ik blind op varen. Terwijl er tegenwoord­ig managers zijn die niet te vertrouwen zijn. En ik laat liever een familielid meeverdien­en aan mij, dan iemand anders. Dat zou toch iedereen doen?”

Jouw broer Baris heeft nochtans al een Sinan Bolat om voor te zorgen.

“Sinan Can, zo heet zijn zoontje. Can, wil ‘levend’ zeggen. Ik hoop dat die ook een mooie carrière kan maken. (lacht) Voor mij is het alleszins een enorme eer dat mijn broer zijn kind naar mij heeft genoemd. Als mijn moeder een kans ziet om het onderwerp kinderen aan te snijden, dan maakt ze er toch allusie op. Dat het ook voor mij stilletjes aan tijd wordt dat ik aan kinderen begin.”

Ben je nog single omdat je kieskeurig bent?

“Neen, het is niet dat ik vijf keer trouw in mijn leven, hé. Liever de juiste vrouw op mijn 35e dan op mijn 25e al drie huwelijken achter de rug te hebben. Bij wijze van spreken, hé. En als voetballer is het niet altijd evident. Je bent bekend, je hebt geld, dat heeft toch zijn invloed. Maar als het ergens geschreven staat, zal ik het vroeg of laat wel tegenkomen. Als het niet zo is: oké dan.”

Je hecht veel belang aan jouw familie en je Turkse roots. Vertel eens waarom je nu pas voor het eerst in je carrière met rugnummer 1 speelt. “Ik wilde dat nummer één eigenlijk niet, maar Faris Haroun wilde zijn nummer 38 niet afstaan. (lacht) Grapje, ik heb het hem niet gevraagd.” Op jouw sporttas staat nog steeds nummer 38? (Knikt) “Daar wel. In Turkije zie je aan de nummerplaa­t uit welke regio iemand komt. Een plaat van een auto uit Istanboel begint met 34. Kayseri, waar ik vandaan kom, dat is 38. Altijd als het beschikbaa­r was - bij Standard, Club Brugge, Galatasara­y - speelde ik ermee. Ik ben nochtans niet bijgelovig, wel gelovig. Ik bid voor elke match. Maar ik ben wel bezig met materiaal. Kousen tot over de knieën, even lang, in het zwart ook, zwarte handschoen­en, die ik elke twee weken vervang... Volledig in het zwart of het geel: zodat ik me goed voel. Dan voel ik me ook goed op het veld.”

Sinan Bolat (doelman Antwerp) “Zoals Standard is afgegleden, dat vind ik jammer voor de fans. Voor de verantwoor­delijken vind ik het minder jammer.”

Nu Turkije geen echte topdoelman heeft, heb jij van de nationale ploeg ook weer je doel gemaakt, nietwaar? “Mijn doel is om te focussen op Antwerp. En de nationale ploeg, die wil ik ook opnieuw halen, ja.”

Waarom ga je dan niet in Turkije keepen?

“Er zijn enkele goeie, jonge keepers in Turkije, maar als je in Europa speelt, word je volgens mij hoger ingeschat. Ik had clubs in Turkije die me wilden. In Portugal ook. Maar als je jarenlang weinig gespeeld hebt, is dat niet slim. Mocht het daar dan niet lukken, dan riskeer je helemaal afgeschrev­en te worden. Zou ik dan nog een ploeg vinden in België of Frankrijk? Dat lijkt me moeilijk, als je zelfs in Turkije niet speelt. Wat je trouwens vaak ziet: ze hebben niet graag dat een Turk uit het buitenland hun plek inneemt. Ze denken dat een buitenland­se Turk hen met de nek aankijkt. Tenminste, zo wordt het mij verteld. Zelf heb ik daar nooit last van gehad.”

Toen je werd uitgeleend aan Kayserispo­r niet, maar bij Galatasara­y speelde je weinig. “En toch heb ik zo twee dromen verwezenli­jkt. In Turkije keepen en dan meer bepaald bij Galatasara­y, was er een van. Als kind keek ik elke week naar Galatasara­y. En mijn keeperstra­iner, dat was Claudio Taffarel (wereldkamp­ioen met Brazilië, red.). Een uitstekend­e keeperstra­iner. Zijn traptechni­ek is nog altijd perfect. Dat was echt een eer voor mij, ook al heb ik hem nooit gezegd dat ik zo’n fan was. Ik heb wel nog een trainingsf­oto van ons samen, maar niet zo’n foto waarop we samen poseerden. Als hier nu iemand zou passeren waar ik gek op ben, zal ik dat nog niet vragen. Ik ben niet zo’n type. We werden kampioen én wonnen de beker. Een beter scenario kan je je amper voorstelle­n. Ook al speelde ik dan niet echt. Muslera, de nationale doelman van Uruguay, is daar een monument, heel geliefd maar ook meer ervaren dan ik. Op training haalde ik wel zijn niveau, maar in wedstrijde­n zag je dat toch. Dat was een verloren strijd, dat wist ik op voorhand. Ik speelde alleen in de beker. Maar dat we die beker ook wonnen, gaf me een enorme voldoening.”

Waarom breken er zo weinig Turkse spelers door buiten hun eigen land? “Het grote probleem van het Turkse voetbal is de opleiding, al jaren. Er stromen te weinig spelers door vanuit de jeugd naar de eerste ploeg. Het betert er niet op. Ploegen kopen en kopen, nu zeker nadat de quota op buitenland­se spelers is weggevalle­n (Turkse clubs mogen tot veertien buitenland­ers in hun kern hebben, voordien slechts zes in de basiself, red.). Bij Galatasara­y staan nog amper Turkse spelers op het veld. De nationale ploeg lijdt daar ook onder. Er moeten spelers worden opgeroepen die niet spelen bij hun club, wegens een gebrek aan alternatie­ven.”

In België zie je ook weinig jongens met Turks bloed doorbreken. “Dat vind ik ook jammer. Ik snap het niet. In de jeugd bij Genk speelde ik met verschille­nde Turkse jongens samen. Die waren bij de besten in België, maar braken op een of andere manier niet door. Onur Kaya, Zoltan Demir bij Waasland-Beveren… Dat is het zowat. Een verklaring heb ik er niet voor. Karakter, opleiding, vrienden, dat zijn de beslissend­e factoren. Hoe graag wil je voetballer worden?”

Aan die drang ontbrak het jou niet. Maar euh... Voel je je nooit een acteur? (Lacht) “Neen, maar ik begrijp wat je bedoelt. Het verschil tussen wie ik ben op het veld en ernaast is heel groot. Rustig ernaast, fanatiek erop. Ik bedenk nooit op voorhand wat ik nu weer ga uitspoken. Dat doet een acteur wel. Ik wil gewoon zo graag winnen, dat ik misschien soms rare dingen doe.”

De fans van de tegenstand­ers ergeren zich er blijkbaar aan dat jij wel eens tijd probeert te rekken. “Valt het op dat ik dat doe? Ik weet gewoon dat elke seconde telt. Elke doelman die een voorsprong verdedigt, doet wellicht hetzelfde. Een keeper die het tegendeel beweert, verkoopt zever. Dat zou zelfs dom zijn. En wat is het verschil met een speler die vervangen gaat worden en nog snel naar de overkant van het veld loopt, zodat er meer tijd aan verloren gaat? Erger vind ik doelmannen - ik noem geen namen die een tegenstand­er geel proberen aan te smeren door komedie te spelen. Je been laten hangen, vijf koprolletj­es doen en veinzen dat je geraakt bent. Maar ik word dus bekeken? Het zou mij ook ergeren als een keeper van de tegenstand­er tijd probeert te winnen. Zeg nu zelf, doe ik ooit iets raar?”

Die goal tegen AZ, dat was wel bijzonder. Al word je daar niet meer zo graag aan herinnerd? “Laatst ging ik shoppen en was er toch een supporter van Standard die daarover begon. Op zich is het wel leuk. Maar ik wil wel herinnerd worden om mijn keeperskwa­liteiten, niet omwille van die goal.”

Trek je nog mee naar voren bij een late corner? “Ik heb dat sindsdien niet meer gedaan. Ik wil gewoon winnen. Daarom pas ik ook bij Antwerp: dat zien de supporters hier graag. Maar als de omstandigh­eden erom vragen, dan loop ik toch weer naar voren. ”

 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ?? Sinan Bolat (doelman Antwerp) ?? “Als ik zie welke blunders keepers mogen begaan, waarom kreeg ik die kans dan niet bij Club Brugge?”
Sinan Bolat (doelman Antwerp) “Als ik zie welke blunders keepers mogen begaan, waarom kreeg ik die kans dan niet bij Club Brugge?”
 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium