Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Met nachtvisser op pad: “Als ik een week niet vis, dan begint de onrust weer te knagen”
Nachtvisser Wim trotseert regen en kou in Fort 8 om tot rust te komen tussen zijn Hobokense karpers
Voor gewone stervelingen en salonvissers zit het visseizoen er al lang op. Niet voor Wim Siebens. Ook in de winter zit hij elk weekend twee nachten en anderhalve dag aan de gracht rond Fort 8. Hij aast op De Plak, Zorro en hun grote karpervrienden, levende legendes in en rond deze Hobokense plas.
De parking is leeg. De gezellige kantine van de Hobokense Sportvissers, net voorbij de inrijlaan van Fort 8, is al dicht. Het is avond, 21u, een graad of drie koud en pikdonker. Na een vijftal minuten stappen, buigt het wandelpad door het bos naast de grote fortgracht een beetje naar links, had Wim Siebens met een licht Mechels accent aan de telefoon gezegd. “Aan de rechterkant van die bocht ligt een trap naar het water. Beneden staat mijn tent.”
Wim Siebens is 32 en woont met vrouw en kind in Rumst, maar elk weekend, van vrijdagavond 19 tot zondagmiddag 12u komt hij in Hoboken vissen op karpers. Winter en zomer. “Vroeger ging ik vissen in De Schorre in Boom, aan het Fort van Walem of op het Netekanaal. Maar hier heb ik mijn stek gevonden.”
De Hobokense Sportvissers, die tot grote ergernis van de stad Antwer- pen altijd de visrechten op het water rond dit fort behielden, reiken maar dertig jaarvergunningen uit aan karpervissers. Dit jaar was er eindelijk een bij voor Wim. Hij had twee jaar op de wachtlijst gestaan. De voorbije zomer zag hij soms nog andere vissers ’s nachts, maar nu is hij al lang de enige die de nachtelijke winterkou nog trotseert.
Natuurlijk medicijn
In heel zijn leven ving Wim, die van zijn vader leerde vissen aan het Fort van Koningshooikt toen hij 6 jaar was, maar een karper of vier bij zonlicht, de rest ’s nachts. Tussen middernacht en 6u ’s ochtends, dat zijn de beste uren, zegt hij. Maar die nachtelijke bijtappetijt van de karpers is niet de enige reden waarom hij hier elk weekend een dikke veertig uur in zijn eentje aan de rand van een fortgracht zit. “Soms vang ik vijf weken achter elkaar niks, maar dat vind ik niet erg. Ik zit hier vooral om tot rust te komen.”
Wim heeft een drukke job in de bouw, als industrieel dakwerker. Daar komt veel stress bij kijken. Maar Wim heeft ook een geschiedenis van ADHD, een geschiedenis van instellingen, een geschiedenis van agressie en woedeaanvallen. Heel lang nam hij medicatie om ze onder controle te krijgen, maar daar is hij nu mee gestopt. “Sinds ik in de weekends bij mijn hengels zit, heb ik die medicatie ook niet meer nodig. Hier buiten zitten aan het water, tussen de bomen in de stilte, dat is voor mij een natuurlijk medicijn.”
De stilte pakt je, maar geeft ook ruimte aan de geluiden van de natuur. In de zomer heeft hij wel eens een vos gehoord, maar hij spot ook ijsvogels, spechten en eekhoorns. Nu horen we eenden. En een plotse plons naast de tent. “Een rat”, zegt Wim. Af en toe een doffe slag aan de andere kant van het water, als een ouderwetse mattenklopper op een hoogpolig tapijt. “In een van de gangen van het fort zit een schietclub”, verklaart hij. “En soms hoor ik ook gekletter vanuit de fabriek ginderachter.” In vogelvlucht ligt Umicore maar 500 meter van het fort.
Modelboot
Wim lacht graag, maar niet luidop. Hij heeft een piercing onder zijn mond en een stretcher in zijn linkeroorlel. Hij draagt een camouflagebroek, een donkere sweater en dikke wintersokken in Crocs. Die plastieken klompen zijn gemakkelijk om meteen in te stappen als hij uit de tent komt. Op zijn hoofd staat een verstraler. Hij tuurt naar het water en rookt een sigaret. Een sixpack Jupiler ligt naast de tent. Twee blikjes zijn al op.
Uit de tent neemt hij een stapel dozen en zakken met lokvoer. “Deze week ben ik al drie keer hier geweest, na het werk”, vertelt Wim. “Om te komen voorvoederen.” Hij wil de vissen al dagen op voorhand nieuwsgierig maken naar de plek waar hij zijn hengel zal gooien. Ook nu maakt hij een mengeling van verschillende soorten boilies, grote deegbollen met gevarieerde smaken en kleuren, verschillende soorten korrels en pellets van geperste maïs. “Karpers zijn alleseters, zoals varkens”, legt hij uit. “Die soorten voer hebben allemaal een andere dichtheid. Sommigen blijven drijven, anderen zinken. De truc is om voer te krijgen op verschillende dieptes.”
Wim praat bedachtzaam en handelt vastberaden. Hij kapt de mengeling in een kipbak die achteraan op een modelboot is gemonteerd. ‘Carpcatcher’ staat op de romp. Hij zet de boot op het water en stuurt hem met de afstandsbediening naar de plek waar een van zijn drie lijnen ligt. De modelboot heeft eigen lampen, feeërieke kerstlichtjes lijken het wel op het donkere water, maar Wim schijnt bij met de verstraler op zijn hoofd. 60 meter verder kiepert hij de voederbak om en stuurt de ‘Carpcatcher’ rustig terug naar de oever.
Zo’n
gespe- cialiseerde modelboot kan je tot 2.000 euro kosten, maar Wim heeft de zijne voor 300 euro op de kop kunnen tikken. Tweedehands. Zijn hobby is al duur genoeg, vindt hij. Elk van zijn drie hengels kost om en bij de 100 euro. Maar de duurste aankoop was zijn stevige wintertent. “Daar heb ik bijna 600 euro voor betaald”, zegt hij.
Een pak friet van een vriend
In de tent staat een veldbed. Daarop ligt geen hoogtechnologische slaapzak, zoals poolreizigers zouden gebruiken, of alpinisten op Mount Everest. Nee, gewoon een wollen deken, want het is al warm genoeg in de tent, dankzij de mazoutstoof. De mondvoorraad zit in een aparte tas: brood met charcuterie, cola, spaghetti die hij opwarmt in een pannetje op een kleine gasfles. “Soms komt overdag een vriend op bezoek om een babbeltje te doen en een pintje te drinken, en dan vraag ik hem of hij een pak friet wil meebrengen.” Hij lacht.
Wim is stevig geëquipeerd. Naast het veldbed staat een batterij. Die gebruikt hij voor zijn draagbare dvd-speler. Je moet die veertig uur maar zien door te komen, in je eentje. Hij opent een andere tas en haalt er een paar komedies uit, maar vooral visfilms. Massa’s visfilms. Het zijn instructievideo’s of documentaires over beroemde vissers. Ze hebben titels als Carp Fishing Masterclass en Wim kan er geen genoeg van krijgen. “Je kan altijd iets bijleren”, zegt hij. “Ik bekijk ze hier, want thuis mag ik er niet naar kijken van mijn vrouw.”
Hobokense luchtbel
Er zijn veel mensen die kritiek hebben op zijn gewoonte, zegt hij. Negatieve commentaren genoeg, mensen staan snel met hun oordeel klaar. Ze begrijpen niet waarom hij in het weekend niet bij vrouw en kind blijft. Hij laat ze maar razen. “Mijn vrouw weet waarom ik dit doe, waarom ik dit nodig heb”, zegt hij. Als Wim een weekend niet gevist heeft, is hij veel drukker, dan begint die oude onrust weer te knagen. “Maar ik weet ook wel dat ik af en toe beter een weekend thuis blijf. Dan gaan we samen iets doen met de kleine.”
Als het vriest en het ijs op de fortgracht is te dik, dan gaat hij een weekendje aan het kanaal zitten. Maar meestal zit hij dus hier, in zijn Hobokense luchtbel, zoals hij het zelf noemt. Eén met de natuur. Er zijn er die zeggen dat vissen een ouwemensenbedoening is. Niks voor een jonge, sterke gast zoals Wim. Laat ze maar denken. Hier heeft hij tijd. Tijd om na te denken over het leven en, vooral, tijd om te ademen.
En die vissen dan? Ja, die ook. Die zeldzame keren dat er een karper aan de haak hangt, gaat de beeper van zijn hengel af, luid genoeg om Wim wakker te maken als hij in slaap is gesukkeld tijdens een van zijn visfilms. Dan haalt hij de karper naar de kant, maar laat het beest in een net in het water tot wanneer de nacht is geweken en het licht genoeg is om een vriend te bellen. Die vriend moet dan een foto komen trekken van Wim en zijn vangst. “Kijk maar!”, zegt hij enthousiast. Op zijn smartphone toont de Rumstenaar een foto waarop hij een reusachtig schepsel torst, net zoals een bruidegom zijn bruid over de drempel zou dragen.
“Dat is De Plak”, zegt hij trots. De vis, ongeveer even groot als een pasgeboren olifant, heeft niet alleen een naam gekregen, hij is bij leven al een legende in de gracht van Fort 8. De Plak mag je in dit geval niet interpreteren als een synoniem voor ‘schel’, wat ook had gekund. Hier is het de Antwerpse uitspraak voor ‘plek’. De Plak is een schubkarper met een schrale plek op zijn flank. Vandaar de bijnaam. Wim heeft De Plak al twee keer gevangen. De eerste keer, deze zomer, woog hij 20,4 kilogram. De tweede maal, amper een week later, was er al 200 gram bijgekomen.
Er zwemmen zeker vijf en misschien zelfs zes van die ‘topvissen’ hier in Hoboken. Wim heeft ook De Zorro al een keer op de oever gehaald, genoemd naar – wat anders – het Z-teken op zijn huid. Zijn doel is om ze alle vijf minstens één keer gevangen te hebben.
Op de grond naast de modelboot ligt al een dik, glad deken klaar. Als Wim zo’n kanjerkarper uit het water haalt, legt hij de vis erop, zodat die zich niet kan verwonden aan takken of stenen op de grond. Hij haalt de haak eruit en ontsmet eventuele wondjes. “Dat duurt hoop en al 5 of 10 minuten. Daarna laat ik hem weer vrij. Het is een kwestie van eer.”
PATRICK VINCENT
WIM SIEBENS
Karpervisser “Als ik een karper vang, dan leg ik hem op een dekentje, haal de vishaken eruit en ontsmet de eventuele wondjes. Daarna laat ik hem vrij. Het is een kwestie van eer.”