Gazet van Antwerpen Stad en Rand

“Er wordt nog altijd gerommeld in het grijze gebied”

Michael Boogerd keert na schorsing terug in peloton als ploegleide­r bij Roompot

- JANPIETER DE VLIEGER

Vorige week waaide het zo hard in Kalmthout dat een paar bomen tegen de vlakte gingen, eentje dwars door het tuinhek van Michael Boogerd (45) heen. En 2018 moest nog wel het jaar worden waarin het een keer niet zou gaan stormen. Na de dopingscho­rsing en het ophefmaken­de boek van Thomas Dekker wil Boogerd gewoon ploegleide­r zijn bij Roompot Nationale Loterij. “De voorzitter van de UCI vindt mijn terugkeer geen goede zaak. Daar word ik verdrietig van.”

Michael Boogerd maakt opnieuw deel uit van het wielerpelo­ton, na een schorsing van twee jaar. Hij bekende al in 2013 dat hij doorheen zijn carrière op verschille­nde momenten “epo, cortisone en bloedtrans­fusies” gebruikte, maar nadien wist niemand precies hoe het met hem verder moest. Twee jaar lang draaide hij rondjes tussen de verschille­nde disciplina­ire instanties van het wielrennen, om finaal terecht te komen bij de Belgische wielerbond, waar hij als Nederbelg een licentie had. “De KBWB zou in 2014 een zaak tegen me opstarten”, zegt Boogerd. “Tot ik twee dagen voordien een mailtje kreeg van bondsprocu­reur Jaak Fransen. Zouden ze het toch niet doen. Ik vroeg meteen mijn licentie aan en kreeg die nog ook.” Boogerd was in 2015 al een jaar lang ploegleide­r bij Roompot, toen de UCI hem alsnog twee jaar aan de kant had gezet. Op 21 december 2017 liep die schorsing af en in de Mallorca Challenge zit Boogerd deze week voor het eerst opnieuw achter het stuur van de volgwagen.

Opgelucht dat er eindelijk klaarheid is rond jouw persoon?

“Tuurlijk, man. Het is zo raar hoe dat allemaal gelopen is. Anderzijds: deze week kreeg de ploeg een mail van de UCI. Ik kon zogezegd niet naar Mallorca omdat mijn naam niet op een of andere lijst stond. Terwijl ik wel gewoon opnieuw een licentie heb. Ik dacht oei, we gaan toch niet opnieuw beginnen? De UCI gaat me toch niet lopen zoeken of zo? Maar het bleek om een administra­tieve fout van hun kant te gaan.” Los van de persoon Michael Boogerd? “Laat ik daar maar even van uitgaan.”

UCIvoorzit­ter David Lappartien­t zei in een interview met de Zwitserse krant Neue Zürcher Zeitung wel openlijk dat hij jouw terugkeer “niet goed” vindt. “Daar werd ik verdrietig van. Waarom heb je dan al die regels? Waarom word ik dan twee jaar geschorst en niet levenslang? Ik heb geen idee waarom hij dat vindt. We zullen elkaar heus wel eens ontmoeten de komende maanden en dan ga ik – op een nette manier – vragen waarom hij mijn terugkeer een slechte zaak vindt. Hoe hij dat onderbouwt.”

Lappartien­t legt de grens op het jaar 2011. “Wie daarna is gepakt, heeft geen plaats meer in het wielrennen.” Jij zou nochtans aan de goede kant moeten zitten. “Maar doping is toch gewoon doping? Wat maakt het nou uit of je in 1972 of in 2007 hebt gepakt? Nog zoiets: ik ben de voorbije jaren langs heel veel verschille­nde instanties gepasseerd – Dopingauto­riteit, CIRC, Belgische wielerbond, UCI. En altijd lag hetzelfde voorstel op tafel: strafvermi­ndering in ruil voor het noemen van namen. Bij de UCI zelfs tot op de laatste dag, toen ik moest gaan tekenen voor mijn tuchtzaak. Als je namen noemt, kunnen we het nog herzien. Ik heb dat nooit willen doen. Ik vind het een rare logica: ik heb iemand doodgescho­ten, maar als ik iemand anders kan aanwijzen die ook iemand heeft doodgescho­ten is het ineens maar half zo erg? Daar kan ik moeilijk mee om.”

Door namen te noemen help je het wielrennen. Volg je die logica?

“Ja, dat zeggen ze. Maar ik vraag me af: op welke manier? Is iemand die doping heeft gebruikt per se slecht voor het wielrennen? Voor mij niet. Doping was een cultuur. Het was niet iets wat je graag deed, maar je ging er in mee om beroepsren­ner te blijven. Ben je daarom een slecht mens?”

Neen, maar schuld en boete is wel een lastig vraagstuk. We zijn er nu al weken niet uit of Lance Armstrong naar de Ronde van Vlaanderen mag komen.

“Ja, dat is ook weer zo opgeklopt. Het is natuurlijk ook Lance. Ik begrijp dat Wouter Vandenhaut­e hem in de eerste

Michael Boogerd ‘‘Ik heb nooit namen willen noemen. Ik vind het een rare logica: ik heb iemand doodgescho­ten maar als ik iemand anders kan aanwijzen die ook iemand heeft doodgescho­ten, is het ineens maar half zo erg?’’

plaats heeft geïnviteer­d als spreker. Ik heb er ook geen probleem mee dat hij dan op de Grote Markt gaat rondlopen bij de start. Armstrong heeft doping gebruikt, ik heb doping gebruikt. Het zou wel heel raar zijn mocht ik er wel aanstoot aan nemen. Maar moet hij de wedstrijd volgen in de auto, al dan niet als gast van de Ronde? Ik kan me voorstelle­n dat sommige mensen dat niet de bedoeling vinden. Anderzijds geldt ook voor Lance Armstrong dat hij niet met wielrennen is begonnen om de boel te belazeren. In dat opzicht is die levenslang­e schorsing voor mij wat overdreven. Ook hij is in een wereld terechtgek­omen waarin doping gewoon gemeengoed was.”

En we moeten geen moreel oordeel vellen over wie daarin is meegegaan?

“Vind ik niet. Ik nam geen doping bij de amateurs. Ik nam geen doping aan het begin van mijn carrière toen de renners die het wel deden alle grote koersen wonnen. Zij werden de hemel ingeschrev­en, wij werden afgezeken. Maar al die tijd was ik een goed mens? Tot ik besloot om er ook in mee te gaan? Toen werd ik ineens een slecht mens? Voor altijd slecht voor het wielrennen? Neen, daar geloof ik niet in.

Ik zou er een heel ander gevoel bij gehad hebben, mocht ik nu als enige een wondermidd­eltje hebben gehad. Iets wat niemand anders had. Een motortje of zo. Dan had ik me vandaag wel een slechterik gevoeld.”

Denk je dat jij doorheen je carrière tussen 1993 en 2007 tegen motortjes heb gekoerst? “Dat was iets waar we onder elkaar op de bus grappen over maakten: jongen, die ging zo hard, het leek wel alsof er een motor aanhing. Maar altijd in de veronderst­elling dat zoiets überhaupt niet kon. Pas in 2010, toen dat verhaal naar boven kwam bij de versnellin­g van Cancellara op de Muur, ben ik gaan nadenken. Verdorie, misschien kon het toch. Er moeten er toch één of twee geweest zijn die het in hun kop hadden. Sommige jongens gingen zo hard dat ik me afvroeg hoe is dit in godsvredes­naam mogelijk? Met de kennis van vandaag denk ik: ja, dat zou er eentje kunnen geweest zijn. Ik heb er geen bewijs van, maar ik kan me niet voorstelle­n dat het sporadisch niet is gebeurd.”

Om het thema af te sluiten: als er vandaag ouders naar je toe komen met de vraag of ze dochter of zoon met een gerust gemoed kunnen laten wielrennen, wat zeg jij dan?

“Ik zal altijd zeggen: natuurlijk, gewoon laten koersen. Bij Roompot zijn we aangeslote­n bij het MPCC (vereniging voor geloofwaar­dig wielrennen, die teams een extra streng antidoping­beleid oplegt, red.) . Bij ons beleid is er geen ruimte voor gesjoemel.

Er is zeker een andere cultuur vandaag, maar tegelijk ben ik ook niet achterlijk. Er wordt nog altijd gerommeld in het grijze gebied. In mijn eerste jaar als ploegleide­r heb ik het meteen gezien: oh, er gebeuren nog altijd zaken. Binnen de regels is er nog genoeg ruimte om te kloten en te rommelen. Dat gebeurt ook.

Ik vind het grappig dat daar nu weinig aandacht voor is. Wij zijn weggezet als die generatie, maar mensen, kijk nu eens goed: die schemerzon­e is er toch nog altijd? Er zijn zat ploegen die niet bij MPCC zitten. Dat zegt in feite al genoeg. In België hebben jullie dat minder, maar in Nederland verbaas ik me over de naïviteit bij supporters of media. Kom op nou, jongens.” Over welke producten gaat het? “Over cortisone bijvoorbee­ld. Je kan een blessure veinzen en toch koersen met een attest.”

Maar moet je het daarom meteen verbieden? Cortisone is een moeilijke. Voor veel typische wielerkwal­en – zadelpijne­n, ontsteking­en – is het ook de best mogelijke behandelin­g.

“Zeker. Neem een bijensteek. Dan heb je zo’n kop, maar met één injectie ben je ervan af. En je bent wel broodrenne­r natuurlijk. Dat is het net: er zijn er die cortisone nodig hebben, maar ook die het niet nodig hebben. En de prestatiew­inst is reëel. In mijn tijd reed driekwart op cortisone in de grote koersen, toen maakte het niet veel uit. Nu doen de MPCC-ploegen het al zeker niet. Dus mijn aanbevelin­g is dan toch dat een renner die cortisone nodig heeft even aan de kant blijft.”

Bij het begin van je schorsing noemde je het “geen zekerheid” dat je zou terugkeren in het wielrennen. Waarom doe je het nu toch? “Stoppen zou onaf hebben gevoeld. De ploeg is toch ook mijn kindje. Op het moment van mijn schorsing was ik er door al die rompslomp en al die advocaten wel even klaar mee, maar dat is van korte duur geweest.

Mijn schorsings­periode was op zich best aangenaam. Ik heb me geen moment verveeld: een verhuis, clinics in het bedrijfsle­ven, commentato­r bij Eurosport, analist bij Tour du Jour. En ik heb geen ene voetbalwed­strijd van mijn zoontje gemist. Allemaal leuk, maar ik geniet meer van het leven als ik iets voltijds om handen heb. Nou, ik kan je zeggen: ploegleide­r bij Roompot, daar ben je de hele dag druk mee.” (lacht)

Van kopman naar ploegleide­r op procontine­ntaal niveau: in de hiërarchie van het peloton is dat veel trappen naar beneden.

“Doet me niks. Maar natuurlijk: wij zijn een heel klein ploegje, met een budgetje van 2,3 miljoen euro. Dat betekent alles zelf doen: als een renner een paar armstukken nodig heeft, rijd ik zeg maar naar de service course in Rotterdam. En ja, als ik daar weer een keer 46 kledingpak­ketten sta in te delen, overvalt het me soms. Best een oké renner geweest en nu sta ik dit toch weer te doen. Maar het is ook mooi: als renner was het een evidentie dat kledingpak­ketten altijd en overal klaar lagen. Dat is het dus niet.” Was jij een prima donna als kopman? “Neen, joh. Vraag na bij elke mecanicien of verzorger. Ik ben altijd heel respectvol geweest voor het personeel.”

En je waakt er over dat je renners dat ook zijn? “Zeker. In de Bayern Rundfahrt was er een voorvallet­je. Ik moest ‘s avonds op de bus nog even iets doorspreke­n met chauffeur Johan. Jongen, was die bus me nu toch een teringbend­e. Overal rommel. Johan zei: die hebben ze zo achtergela­ten. Nou, daar waren we snel klaar mee. Iedereen van de massagetaf­el en meteen de bus opruimen.”

Jullie chauffeur is Johan van der Velde, oudprof die na zijn carrière verslaafd raakte aan amfetamine­s.

“Ja, Johan is echt wel even van het paadje af geweest, om het zo te zeggen. Hij zat even in de gevangenis, heeft echt de zwarte kant gezien. Die man heeft een bagage van hier tot Noordereil­and.

Bij lange verplaatsi­ngen komt Johan soms in het gesprek. Dan begint hij verhalen van vroeger te vertellen. Sowieso leuk voor de sfeer en het geeft de jongens ook inzicht. Over hoeveel harder de wielerspor­t vroeger was. Prachtig toch hoe hij uit de miserie gekrabbeld is? Nu heeft hij een fijne baan bij een fijne wielerploe­g.”

In het boek ‘Mijn Gevecht’ van Thomas Dekker ben jij een van de kopmannen in een decadent milieu van doping en seks. “Dat boek heeft me aangegrepe­n, laat dat duidelijk zijn. Ik heb zelf natuurlijk fouten gemaakt en die krijg ik driedubbel en dik terug. Ik zal niet zeggen dat Thomas een boezemvrie­nd was, maar hij kwam bij me thuis over de vloer. Hij speelde met mijn zoontje, lag bij ons op de bank na een training. En dan dat boek. Het is op een zodanige manier opgeschrev­en, zo aangedikt, dat ik me afvraag: waar komt die haat jegens mij dan vandaan?” Heb je er met hem over gepraat? “Eén keer geprobeerd. Hij liet weten niet in discussie te zullen gaan over de inhoud van het boek. Ja, hij zei op televisie dat hij hoopte dat jonge renners niet dezelfde keuzes zullen maken. Maar al die verleiding­en zijn er nu toch niet meer? Dat staat allemaal zo ver af van de realiteit van vandaag.”

Maar het was wel jullie realiteit? Het boek schetst een ontluister­end beeld van het wielrennen. Van de doping zal niemand geschrokke­n zijn, maar er was blijkbaar ook een nogal verknipte seksuele moraal.

“Niet mee eens. Iedereen heeft zijn uitspattin­gen. Ieder mens heeft die nodig. In de winter, na het seizoen, gingen we wel eens op stap. Of op de laatste dag van een trainingsk­amp. Zoals ik zeg: wel eens. Maar wij zaten niet elke dag in de bar en dat staat er wel letterlijk in.

Natuurlijk schrijft hij ook dingen die gewoon compleet de waarheid zijn. Maar veel oud-ploegmaats denken precies hetzelfde als ik: zo was het toch helemaal niet? Rabobank had binnen het milieu net de naam om een nogal saaie ploeg te zijn. Bepaalde dingen worden uitvergroo­t. Het is misschien een keer gebeurd maar de teneur in het boek is: zo was het altijd. Een stom voorbeeld: Thomas en ik wisselden ook boeken met elkaar uit. Wat neem jij mee naar de Tour? Voor de start hadden we misschien drie boeken uit. Maar dat lees je niet, omdat het niet in het verhaal past en geen spannende teksten oplevert.

Thomas doet zichzelf ook wel tekort: hij was gewoon een groot talent en kon ook heel hard trainen. Maar uit het boek komt hij naar voor als een absolute fliereflui­ter. Dat was hij niet en dat waren wij niet.”

 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium