Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“En toen vroeg prins Albert: wil jij Monaco leren schaatsen?”
Overheerst nu wit – de kick van de onoverwinnelijkheid op het ijs – of zwart – een zelfmoordpoging na een postolympische depressie – in het leven van exshorttracker Geert Blanchart? Geen van beide, de kleur spat ervan af, zoals in zijn kunstwerken. ‘Le peintre/
patineur’, de schilder/schaatser, zoals hij bekend staat bij prins Albert van Monaco. “Als de prins je vraagt om Monaco te leren schaatsen, dan geeft dat een kick.” Geert Blanchart, sportieve én creatieve duizendpoot. “Mijn leven is pure rock’nroll.”
“Kijk, anders geloof je dat nooit.” Geert Blanchart diept een brief op. Getekend: Zijne Prinselijke Hoogheid Albert van Monaco. Of de eerwaarde heer Blanchart Geert zich ertoe wil engageren om de skeeler- en snelschaatssport mee uit te bouwen? “Als de prins je vraagt om iets op poten te zetten, dat geeft een kick.”
Even recapituleren: Blanchart, Belgisch shorttrackfenomeen, die in het vrijwel altijd zonnige vorstendom van de rich and famous een wintersport mee van de grond moet krijgen? Blanchart toont een foto van een openluchtzwembad met de baai van Monaco op de achtergrond.
“In de winter maken ze daar een schaatsbaan van, zes maanden lang. Daarna is het weer een openluchtzwem- bad. Ik kwam daar geregeld Philippe Gilbert tegen met zijn kinderen, toffe kerel. Ook hij woont op de berg, niet ver van prinses Caroline. En Formule 1-rijder Max Verstappen heeft ook een appartementje op de berg, maar dan aan de andere kant.”
De berg, een begrip in Monaco. Als een natuurlijke vuurtoren, met als baken het paleis op de top. Een dorpje op zich in het dwergstaatje aan de Côte d’Azur.
“Er woont daar zo’n driehonderd man”, weet Blanchart. “Elke ochtend om half zes wordt de straat schoongespoten, het gras is gemillimeterd en je zult er geen sigarettenpeukje zien liggen. Dan zag ik prins Albert een paar keer per dag met zijn wagen passeren. Of ik zag hem of prinses Charlene wandelen met hun tweeling in de kinderkoets, met hun twee bodyguards.”
Hoe hij in ’s hemelsnaam daar belandde? “Een goede vriendin woonde bovenop de berg, haast naast het paleis. Ze vroeg of ik niet even wilde afkomen. Ik zat vaak buiten te schilderen. Op een dag kwam er iemand langs. Il ya un
patineur olympique ici?, vroegen ze. Oui, c’est moi, antwoordde ik. Want dat verhaal van die Belg ging de ronde, daar in dat dorpje. Na die eerste verkennende gesprekken heb ik anderhalf jaar gelobbyd. En toen kwam die uitnodiging. Ik heb enkele keren met de prins, een generatiegenoot die gek is van sport, gesproken. En zo was ik daar de voorbije jaren aan de slag.”
Was, want na zijn interimopdracht is Blanchart terug in België.
“Sowieso zou ik in Monaco niet kunnen aarden – er zijn daar bijvoorbeeld geen bruine kroegen – maar we hebben het toch maar gehad. Want geef nu toe: wie kan zeggen dat hij naar de Formule 1 op tv kijkt, terwijl hij door het open venster het geloei van de motoren van de bolides even verderop hoort? Het was een leuke tijd.”
Zanger, acteur, security, ...
Typisch Blanchart. Want wat heeft de sportieve en creatieve duizendpoot eigenlijk niet gedaan? Een bloemlezing. Hij trad op met de betreurde zangeres Yasmine in de beginperiode van haar carrière. Hij acteerde in Familie en bij het Mechels Miniatuurtheater, werkte bij Studio Brussel, verzorgt nog altijd de beveiliging van artiesten in het Antwerpse Sportpaleis en schoolde zich in de kunstacademie dertien jaar lang bij. Ook daarin valt hij niet voor één gat te vangen: fotografie, beeldende kunsten, schilderkunst, grafische kunst, digitale technieken… Hij toont een foto van een werk waar de kleuren afspatten.
“Die verf ligt er een centimeter dik op, dat moest een jaar drogen. Explosief werken vanuit de buik, in de gekste kleuren, daar hou ik van. Als het ware masturberen voor een wit doek, nadenken en dan, plots – wak! – staat het erop. Dat is een kick, dezelfde kick als shorttrack destijds, ja. Ik heb mij altijd een beetje kunstenaar gevoeld. En ik had het gevoel dat ik iets anders moest doen, want na mijn sportcarrière zat ik diep.”
En als Blanchart zegt “diep”, dan bedoelt hij, om in het kleurenjargon te blij- ven, inktzwart. Het begint mooi. Blanchart geeft de Belgische shorttracksport, rondjes razen op een ijsovaal, een gezicht: vijfvoudig Europees kampioen, vicewereldkampioen, de eerste Belgische shorttracker die zich voor de Olympische Spelen kan plaatsen.
In Albertville 1992 eindigt hij zesde op de 1.000 meter, ondanks problemen nog voor het eerste startschot weerklinkt. “Op de Winterspelen van Albertville kregen we nog zomerkleding van de Zomerspelen van Barcelona. Ik had daarover openlijk geklaagd. Toen we in Albertville aankwamen, lag er al een fax klaar van het Belgisch Olympisch Comité. Het kot was te klein. Ik moest een rechtzetting neerpennen, dat het allemaal niet zo bedoeld was.”
En dan zesde in zo’n klimaat, lang niet slecht. Op naar Lillehammer 1994. Maar dan loopt het grondig mis, hij strandt op de 31e plaats.
“Ik voelde mij als een soldaat met een geweer zonder kogels. Twee jaar voordien had ik nog geen schaatsen, het geld was zogezegd op. We hadden een kine mee die nog nooit een been had vastgehad. Jij komt niet aan mijn benen, beet ik hem toe en ik trok naar de Nederlanders. Het spel zat weer op de wagen. Ik had voor die Spelen heel hoge verwachtingen, maar ben diep gevallen.”
Postolympische depressie
Blanchart belandt in wat hij een postolympische depressie noemt. Hij vertelt openlijk over de periode waarin hij een tijd “pillekes die beginnen met Pr- en eindigen op -ozac” slikte. “Ik zat echt diep, was klaar om uit het leven te stappen.”
Na een zelfmoordpoging wordt hij net op tijd teruggevonden, in coma. Hij gooit zijn leven om. “Na dat zwarte gat heb ik mijn draai gevonden. Die donkere periode is gelukkig voorbij. Ik ben veel stabieler nu, gelukkiger. De hoogste toppen en de diepste dalen zijn weg, ik leef gedoseerder. Ik ben best wel trots over hoe ik mijn leven weer op de rails heb gezet. Ik redeneer nu: het is niet omdat je een slecht jaar hebt, dat je een slecht leven hebt. Het kan snel keren, door toeval, kijk maar naar mijn passage in Monaco.”
Ook de rancune tegenover de bobo’s – de beleidsmakers van de sport – heeft hij naar eigen zeggen laten varen. “Overal werd ik afgeknald, het zat mij soms hoog dat ze iemand die de sport mee heeft grootgemaakt zo lieten vallen.”
Misschien kwam het door zijn eeuwig rebelse houding tegen het establishment – meermaals schorsten sportbonden hem omdat hij in hun ogen te ver was gegaan. Hij lacht nog altijd smakelijk om het voorval met Jacques Rogge, gewezen voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité en toenmalig voorzitter van het Belgisch Olympisch Comité. “Ik kreeg een nieuwjaarskaart na mijn zesde plaats. En nu op
naar goud, stond er. Ik stuurde de kaart terug met de woorden: Beste Jacques, ik stuur dit terug omdat uw wensen mij zeer ongeloofwaardig lijken. Kon ik het weer komen uitleggen.”
Of misschien kwam het omdat hij zich als eerste Belgische topsporter outte als holebi – in 1994 haalde hij nog zilver op de Gay Games, de Olympische Spelen voor holebi’s. “Neen, ik heb niet het gevoel dat mijn geaardheid deuren in de sport heeft gesloten. Mijn grote mond wel. (lacht) Ik ben trouwens niet homo, ik ben biseksueel.”
Een laatste foto op zijn smartphone wil hij mij niet onthouden, zegt hij, van een afgetrainde man op een fiets. “Op een dag kreeg ik een bericht van hem, de gewezen Nieuw-Zeelandse shorttracker Chris Nicholson. Of hij bij mij mocht overnachten in Antwerpen, omdat hij de wereld rondfietste. Hij haalde daarmee het Guinness Book of World Records. Zoveel keer de Ronde van Frankrijk achter elkaar fietsen, met één T-shirt, één onderbroek… Shorttrackers, dat zijn rare kwieten, hé. (lacht)”
Het is dat hij het zelf zegt. Zijn geliefkoosde sport van weleer vergelijkt hij met geblinddoekt de E40 oversteken.
“Als je heelhuids aankomt, ben je zo blij als een kind, met al dat getrek en geduw op het ijs. Ik was daar goed in, omdat er een hoek af was bij mij. Maar het was wel rock-’n-roll. Ook nu nog is mijn leven pure rock-’n-roll.”
Hij haalt zijn shorttrackschaatsen boven en grijnst. “Ik dacht voor de foto mijn schaatsen aan te binden en mij op de tramrails te zetten. Zoals Karen van K3 op de treinsporen stond ter promotie van haar album. Zal ik dat doen? Of staat het spel dan weer op zijn kop?”
“Neen, ik heb niet het gevoel dat mijn biseksuele geaardheid deuren in de sport heeft gesloten. Mijn grote mond wel.” “Sowieso zou ik in Monaco niet kunnen aarden, er zijn daar bijvoorbeeld geen bruine kroegen.”