Gazet van Antwerpen Stad en Rand

“Toen ze me een sjaaltje wilden aandoen, haalde ik mijn doodskop boven”

KEVIN VAN DER PERREN de beste Belgische kunstschaa­tser ooit

- HANS JACOBS

Hoe zou het zijn met Kevin Van der Perren (35), vijf jaar nadat hij stopte? Steek hem in zijn schaatspak van weleer en je ziet het verschil amper. ‘VdP’ was een rebel op het ijs, vooral iemand die zijn stijl nooit verloochen­de. “‘Zou je niet wat gracieuzer bewegen?’, vroegen ze mij ooit. ‘Of met een sjaal dansen?’ Ik dacht het niet. Vraag mij niet om iets te doen waartegen ik al mijn hele leven vecht, gewoon om een paar plaatsen beter te doen. En toen haalde ik een pak met een doodskop op boven.”

Hij neemt het compliment dat hij er nog b scherp uitziet dankbaar in ontvangst. “Ik pas nog in mijn pakken van vroeger. Ik kan die niet wegdoen en haal ze soms zelfs nog boven voor demonstrat­ies in het buitenland, vooral in Duitsland.”

Want ook op zijn – met permissie – oude dag worden zijn atletische kunsten gesmaakt. Eens Kevin Het Springmach­ien, altijd Kevin Het Springmach­ien. “Ik kreeg plots een telefoontj­e van een gerenommee­rde Duitse schaatssho­w: Zeg, schaats jij nog? We hebben iemand nodig voor de opening van een ijsbaan in München. Ik kreeg na die show meteen een contract onder de neus geduwd voor een volledige tournee. Ze trokken grote ogen dat ik op mijn 35e nog quads (viervoudig­e sprongen, red.) uit mijn benen schudde.”

Slechte heup

Tijd om een misverstan­d uit de wereld te helpen. De beste Belgische kunstschaa­tser aller tijden stopte niet omdat hij het niet graag meer deed.

“Ik was de stress beu. Als ik mijn zenuwen beter de baas had gekund, was ik nog altijd profschaat­ser. Maar ik kon dat niet meer aan, woonde zowat op het toilet tijdens wedstrijde­n.” Hij, de routinier? “Je zou denken dat dat wel betert met ouder worden. Maar integendee­l, het werd erger. Je kon alles goed doen en één foutje maken, en net daaraan werd je herinnerd. Dan wil je zeker geen fouten meer maken. Gevolg is dat ik nóg zenuwachti­ger werd en net meer fouten maakte… Op het WK in Washington 2003 deed ik alles goed – ik vestigde een wereldreco­rd van combinatie­s (opeenvolgi­ng van sprongen, red.) – maar deed één detail verkeerd. Eén keer raden wat ik moest lezen en zien: dat foutje. Dat heeft er ingehakt. Vanaf dan nam ik bijvoorbee­ld minder mijn telefoon op, dat interessee­rde mij niet.” Die tijd is gelukkig voorbij, toch? “Niet echt, voor een show ben ik nog steeds zenuwachti­g. (lacht)”

Voor de dagelijkse training, in alle rust, is de druk wel van de ketel. Een viervoudig­e sprong? Een triple-triple-triple, de combinatie van drie drievoudig­e sprongen die hij als eerste ter wereld uitvoerde? Geen probleem, ook vijf jaar later niet. “Ik kan nog alles wat ik als prof kon, alleen niet meer achter elkaar. Dat kan ik conditione­el niet meer aan. Ik moet mij ook uit de auto duwen, met mijn heup komt het niet meer goed nadat ik te snel revalideer­de na een operatie. Als ik echt niet meer kan stappen, laat ik wel een kunstheup steken. Maar ik schaats nog elke dag.”

Dat is meestal ’s middags, wanneer zijn leerlingen naar school gaan. “’s Avonds is het volle bak. Ik dacht na mijn carrière even om in de bouw te gaan werken, bij mijn broer. Maar er klopte zoveel volk aan om bij mij schaatsles te volgen, dat ik niets meer moest zoeken. Ik kon coach worden in Washington, in Japan, in Engeland… Maar dat liet ik schieten. Ik ben een patriot, ervan overtuigd dat het ook in België mogelijk is om kunstschaa­tsers op te leiden die mogen mikken op een podium van een EK. Ik heb een twintigtal leerlingen, velen zitten in het nationale team.”

Of het toeval is dat hij vrijwel enkel meisjes traint? “Kunstschaa­tsen wordt nog altijd aanzien als een meisjesspo­rt. Wat totaal niet klopt. Kunstschaa­tsen is zo vrouwelijk als je het zelf wilt maken. Ik wilde net van het cliché af dat je een holebi bent als je aan kunst- schaatsen doet.”

En dus speelde hij zijn kwaliteite­n uit, zijn sprongen. En probeerde hij bij te benen toen het artistieke, de choreograf­ie, de zogeheten components, meer werden beloond. “Ik heb gevloekt op die pirouettes. Maar mijn grootste probleem was de choreograf­ie. Dat aspect van het kunstschaa­tsen interessee­rde mij totaal niet.” Maar nooit ofte nimmer verloochen­de hij zijn stijl. “Zelfs het Belgisch Olympisch Comité vroeg mij: Zou je niet iets sierlijker bewegen? Waarom? Waarom moet je van één van de beste springers ter wereld een balletdans­er maken? Één keer heb ik het geprobeerd. Ik kreeg een balletlera­ar uit Italië aangesmeer­d. Ik moest een quad springen met mijn arm zo

(fladdert met zijn arm). Dát. Gáát. Níét. Ik werd vroeger op school altijd verweten dat ik jeweet-wel-wat was omdat ik aan kunstschaa­tsen deed. Terwijl ik niet zo was. Vraag mij dan tien jaar later niet: Schaats een beetje meer zo, beweeg een beetje meer zo… Iets waartegen ik al mijn hele leven vecht.”

Één anekdote die alles samenvat: de truc met de sjaal. “Die Italiaan wilde mij met een sjaal laten schaatsen. Een sjaal?

Ik dacht het niet, zei ik en lachte eens goed. Ik wilde mij niet belachelij­k maken om een paar plaatsen te winnen. Ik ben meteen gestopt en haalde mijn kostuum met mijn doodskop weer boven. (lacht)”

Het pak met het skelet, symbool van de rebelse kwajongen in VdP. “Toen ik dat voor het eerst aantrok, mocht ik het komen uitleggen bij de jury. Te choquerend, vonden ze. Te modern. Goed zo, dacht ik, jullie hebben mij toch opgemerkt.” Net zoals het pak waar Van der Perren op de achterkant het woord ‘Exit’ had genaaid, net boven zijn kont. Als het van hem afhing, was het ‘Exit only’ geweest, maar daar stak zijn coach een stokje voor. Sowieso zat het spel weer op de wagen. “Ik kreeg daar veel commentaar op. Ik doelde op de muziek, die ging over zoeken naar de uitgang. Ik wilde geen statement maken. Het was weer niet goed. Ach, ik wilde pit in het kunstschaa­tsen steken. Dat rebelse heeft mijn carrière geschaad, daar ben ik zeker van. Maar waarom moet je je voordoen als iemand die je niet bent? Om twee, drie puntjes meer te hebben?”

Songfestiv­altoestand­en

Geen haar op zijn hoofd dat eraan dacht om rond de juryleden te fladderen op dode momenten. “No way. Ik schaatste niet om op een podium te staan of om op de Olympische Spelen te schitteren, maar omdat ik het graag deed. Het was mijn stijl niet om met een jurylid te gaan klappen. Dat gebeurde, ja. Op de Spelen van 2010 kwam een Russische coach die een Japanner trainde naar mij en mijn Russische coach. Hij zei: Die van mij mag niet eindigen achter die andere Japanner en jij kent het Belgische jurylid goed, kun je eens met hem babbelen? We hebben dat niet gedaan. Wij Belgen hebben achter de schermen niet veel in de pap

Kevin Van der Perren ‘‘Ik kon de stress niet meer aan. Ik woonde zowat

op het toilet tijdens wedstrijde­n.’’

‘‘Ik wilde van het cliché af dat je een holebi bent als je aan kunstschaa­tsen doet.’’

‘‘Ik dacht na mijn carrière even om in de bouw te gaan werken, maar er klopte zo veel volk aan om

schaatsles te volgen.’’

‘‘Ik wilde pit in het kunstschaa­tsen steken, maar

dat rebelse heeft mijn carrière wel geschaad.’’

te brokken, maar de grote landen hebben hun lobby’s. Zolang mensen moeten jureren, kun je nooit objectief zijn. Wie kan je beschuldig­en als jury, als je enkele punten minder of meer geeft op choreograf­ie?”

Zo gortig als vroeger is het niet meer, zegt hij. “Op het WK voor junioren kreeg ik van iedereen een eerste plaats behalve van een Japans jurylid, dat mij de twaalfde

plaats gaf. Wie werd er wereldkamp­ioen? Juist, een Japanner. En ik had zilver. Dat soort Eurovisies­ongfestiva­ltoestande­n kom je gelukkig niet meer tegen. Als een jurylid nu volledig andere punten geeft dan de anderen, moet hij of zij zich verantwoor­den.” Vicewereld­kampioen bij de junioren. Drie medailles op een EK. Zesde op een WK. Medailles op prestigieu­ze internatio­nale wedstrijde­n.

Dertien EK’s, tien WK’s, drie Olympische Spelen, twee keer vlaggendra­ger. Niet slecht voor iemand die niet fleemde bij de jury en zijn stijl behield in een tijdperk waarin de choreograf­ie aan belang won. En zeggen dat hij het tv-programma Sterren op de dansvloer won. Uitgereken­d hij die de beste BV-danser werd. “Wat een grap, hé? Sterren op de dansvloer blijft mij achtervolg­en, omdat het op tv was. Ik zei tegen Jenna (zijn Noord-Ierse vrouw, ook een ex-profschaat­ster, red.): In het midden

van dat spel lig ik er toch uit. Ik heb in dat dansprogra­mma wel veel geleerd. Als ik nu nog zou schaatsen, zou mijn choreograf­ie beter zijn. Maar hoe dan ook mag het atletische van deze sport niet verloren gaan. Akkoord, het heet kunstschaa­tsen, maar dit is een keiharde sport. Anders moeten ze er twee olympische discipline­s van maken: één voor diegenen die goed kunnen springen en één voor diegenen die goed zijn in choreograf­ie.”

Toppunt van die onzin is dat ze, net nu er een uitzonderl­ijke generatie van kunstschaa­tsers is die vier, vijf quads per oefening uit hun benen schudden, overwegen om het aantal toegelaten viervoudig­e sprongen aan banden te leggen.

“De meeste juryleden deden nooit een quad, weten niet hoe zwaar dat is. Die toppers moeten toch niet worden gestraft omdat ze dat kunnen? Daar zal het wel stoppen, trouwens. Het is onmogelijk – dat zijn de wetten van de fysica – om een vijfvoudig­e sprong (met vijf rotaties, red.) te doen.” Rest een laatste taboe: het Grote Russische Dopingbedr­og, dat op de Winterspel­en van Sochi 2014 pijnlijk duidelijk was. Rusland was altijd een kunstschaa­tsnatie, ging ook in die sport doping om?

“Natuurlijk. De Russen hebben het mij nooit gezegd, maar natuurlijk had ik dat door. Kunstschaa­tslegende Jevgeni Plushenko wilde op zijn oude dag met een comeback schitteren. Op training miste hij zowat alles, zijn sprongen kwamen niet uit, een halve draai te

kort... Even later, in de wedstrijd, ging alles perfect. Een halve draai, dat is een werk van maanden, dat schaaf je niet even bij.” Wat hij bedoelt? “Je lichaam weet wat het moet doen in een wedstrijd, het komt dan aan op de concentrat­ie, de aandacht, het geloof in eigen kunnen… Concentrat­ieverhogen­de middelen helpen daarbij. Ik hoorde dat er zeventien apothekers voor hem werkten. Ze-ven-tien, waarom zou

dat zijn?”

Het pak met het skelet op, symbool van de rebelse kwajongen in Kevin Van der Perren. “Toen ik dat voor het eerst aantrok, mocht ik het komen uitleggen bij de jury. Te choquerend, vonden ze.”

FOTO'S EPA, PHOTO NEWS, BELGA

 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium