Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Het kalf van Liske
M ijn kroost trok woensdag naar Planckendael. “Het viel mee. Niet te lang moeten aanschuiven bij de baby van KaiMook”, zei dochterlief toen ze haar laarzen de gang insmeet. “Baby? Kunnen we dat niet gewoon een kalf noemen”, dacht de bruine brombeer in mij, die nog wat wilde uitweiden over marketing en aanlokkelijke slogans op een affiche, maar te druk bezig was met het bakken van een roerei. Overigens zelf net terug van een kort bezoek aan de Zoo. Om wat tijd te doden voor een interview in het Centraal Station. Een kwartier naar een olifant staren waarvan ik de naam niet ken. Omdat voor bromberen een olifant gewoon een olifant is. Niet dat een kalf mij niet raakt. Verre van. Daar kan ik veel langer dan een kwartier naar kijken. Opstaan met knikkende knieën, even naar de moeder strompelen, de grote koe die likt, even ‘boe’ zegt, waarna het kalf weer gaat liggen tussen hooi en stro. Ik vind het boeiender dan alles op Netflix. “Ze heeft een zoon gekregen. Op de dertiende. De dag voor valentijn, ja”, sprak de boer trots op de kinderboerderij van het Rivierenhof. Ik keek naar een paar spetters bloed die nog aan de staldeur hingen. “We doen dat allemaal zelf, daar komen ze niet voor”, zei de boer nog. Naast mij stond mijn zoon van bijna 2. Wat verderop drie andere koeien en twee ezels. Buiten hoorde we mezen fluiten en de bus die naar Turnhout vertrok. Voor de rest hoorde je alleen maar de stilte van een namiddag. Toen we naar de schapen wandelden, moesten we even voorbij een grootmoeder en haar drie kleinkinderen. Een heerlijke drukte.