Gazet van Antwerpen Stad en Rand

“Misschien wil Antwerp te graag naar Playoff 1”

- GREG VAN ROOSBROECK

D evoetbalgo­den hadden de overstap van Sébastien Siani naar Antwerp makkelijke­r kunnen maken. Zijn debuut vorige week geraakte ondergesne­euwd door een even harde als koude 40nederlaa­g op het veld van Kortrijk. En straks duelleert hij met Oostende, zijn voormalige werkgever van wie hij twee weken geleden afscheid nam met een emotionele videoboods­chap. “Ik ben een voetballer. De rest is bijkomstig.”

Er is steeds meer leven op de Bosuil. Om 11.00u ’s ochtends zitten ze bij de oudste club van het land al aan hun derde blad met aangemelde bezoekers. Nog niet zo heel lang geleden kon u er de middenstip uitgraven, omgekeerd op uw hoofd zetten en er naakt een toertje mee rond het stadion lopen zonder dat iemand het gezien had. Zelfs de vier eenden in de vijver voor de blinkende, moderne Tribune 1 ogen een pak levendiger dan vijf jaar geleden.

Ook Sébastien Siani straalt. En dat is opmerkelij­k. De ex-kapitein van Oostende vertrekt elke ochtend om 7.00u in Hertsberge, bij Brugge, om pas een dik uur later aan te komen in Deurne-Noord. Als de Antwerpse Ring niet weer is ontploft. Maar dat heeft de kalme Kameroener nog niet voorgehad. En als het volgende week, na de krokusvaka­ntie, wel gebeurt, dan is dat maar zo. Wanneer vrouw Saskia belt, in een ver verleden nog voetballen­d voor de inmiddels opgedoekte ‘Antwerp Ladies’, vraagt hij beleefd of hij mag opnemen. Best aimabel voor iemand die een jaar geleden samen met Hugo Broos de Africa Cup in de lucht mocht steken. En dat vinden ze op de Bosuil ook.

Antwerp is natuurlijk niet helemaal nieuw voor jou. Toen Oostende nog in tweede klasse speelde, was je hier op bezoek als tegenstand­er. En ook met clubs als Union en Brussels speelde je al op de Bosuil.

“Mijn eerste goal ooit voor Oostende heb ik hier gemaakt. Ik geloof dat we toen met 0-2 zijn komen winnen. Wat me van bij het begin opviel, was de intensitei­t waarmee de fans achter hun ploeg staan. Zoiets vind ik een meerwaarde. Als je op het einde van de wedstrijd moe bent, dan sleuren zulke supporters je er door.”

Geldt dat ook voor de rest van je team? Sommige fans beginnen te spreken over ‘Bosuilvree­s’,

omdat Antwerp dit seizoen meer punten buitenshui­s heeft gepakt dan in eigen stadion.

“Het is waar dat de club dit seizoen nog maar weinig thuismatch­en heeft gewonnen. Dus ik begrijp wel waar dat woord vandaan komt. Maar ik denk niet dat die vrees bestaat. Het publiek staat achter de club en dat was vroeger wel anders. Ik herinner me dat ik hier kwam als tegenstand­er en dat de fans al na twee slechte passes begonnen te roepen op de eigen spelers. Antwerp is na een lange afwezighei­d nieuw in eerste klasse en dat merk je. De club en de spelers moeten het ritme nog vinden. Zowel op als naast het terrein. Een dipje is niet zo abnormaal.”

Ligt dat dipje ook niet aan de zware fysieke eisen van coach Bölöni? Antwerp lijkt soms een beetje opgebrand.

“Dat zou je de andere spelers moeten vragen, want ik ben hier nog maar twee weken. Maar in die twee weken heb ik wel gemerkt dat de trainer inderdaad de nadruk legt op het fysieke, zeker in vergelijki­ng met jonge trainers. Adnan Custovic bijvoorbee­ld liet ons bij Oostende veel meer met de bal werken. Maar goed, elke trainer heeft zijn stijl. En vooralsnog heeft Bölöni deze club toch maar mooi op plaats zes geparkeerd.” “Misschien wil deze club wel te graag naar Play-off 1. En te veel motivatie is nooit goed. Dat zorgt alleen maar voor druk. Antwerp is dit seizoen begonnen met de ambitie om in eerste klasse te blijven. Daardoor kon het zonder veel druk voetballen. Maar sinds een paar weken spreekt iedereen over Play-off 1. Dat is aanpassen voor de spelers.”

Je afscheid van Oostende goot je in een emotionele videoboods­chap. Hoe zie je de toekomst van je exclub, nu Marc Coucke en wellicht ook sportief directeur Luc Devroe de club verlaten?

“Ik ben geen economist of waarzegger. Dus ik weet niet wat de toekomst brengt. Maar ik weet wel dat ik het moment van meneer Coucke slecht gekozen vind. Een voorzitter zou, in tegenstell­ing tot een voetballer, nooit van club mogen veranderen tijdens het seizoen. Als voorzitter is de voetbalclu­b je ‘kind’. Je bent toch de leider van de vereniging. Een vertrek heeft sowieso zijn weerslag op de werking.”

Heb je Paul Gheysens, jouw nieuwe clubleider, al ontmoet?

“Nee, en dat hoeft voor mij ook niet. Ik ben in de eerste plaats een voetballer. De rest is bijkomstig. In Oostende was ik dan wel de kapitein, het is zeker niet zo dat ik het telefoonnu­mmer van meneer Coucke had. Of dat ik met hem stond te dansen na een gewonnen wedstrijd.”

Luc Devroe heeft ooit gezegd dat jij, na Youri Tielemans en Leander Dendoncker, de beste bent op jouw positie. En dat je “niet moet onderdoen voor Ruud Vormer”, die onlangs de Gouden Schoen won. Mooi compliment.

“Dat heeft hij mij nooit persoonlij­k gezegd, dus daar hecht ik niet veel belang aan. Met wat gezegd of geschreven wordt, probeer ik me zo weinig mogelijk bezig te houden.”

Een andere quote dan maar. Wie zei ooit: “Ik hou niet van de nationale ploeg. In Kameroen is toch niets geregeld.”

“Hugo Broos? Nee?”

Joël Matip, de Kameroense internatio­nal die momenteel voor Liverpool speelt. Heeft hij gelijk?

“Kijk, voor jongens die in Europa geboren zijn, is Kameroen niet altijd een makkelijk land. In deze contreien is er structuur en loopt alles van A over B naar C. Terwijl ze in Kameroen weleens durven te beginnen met F, om dan naar E te gaan. En soms is het in Afrika gewoon niet geregeld, dat klopt. Toen we ons in Mauritanië kwalificee­rden voor de Africa Cup, was er in het restaurant op de dag van de wedstrijd plots geen eten meer. Dat is psychologi­sche oorlogsvoe­ring natuurlijk. Maar is dat het einde van de wereld? Het duurt misschien allemaal wat langer, maar uiteindeli­jk komt ook in Afrika alles in orde. Al begrijp ik dat zoiets voor iemand als Matip, die in Duitsland geboren is, niet altijd even makkelijk te vatten is.”

Jouw voormalige bondscoach Hugo Broos zei dan weer dat Kameroener­s nogal snel denken dat ze over een tegenstand­er zullen heen walsen. En dat het daardoor net vaak fout loopt.

“Kameroen is een van de landen die het Afrikaanse voetbal op de wereldkaar­t hebben gezet. En ook onze fans hebben een enorm geloof in het elftal. Ze zijn er rotsvast van overtuigd dat we geen enkele wedstrijd kunnen verliezen. Maar het probleem in Afrika is dat bijna iedereen van iedereen kan winnen. Als België morgen tegen San Marino speelt, dan wéét je dat het een overwinnin­g wordt. In Kameroen denken ze dat ook. Over elke tegenstand­er. Alleen is dat niet de realiteit.”

In de finale van de Africa Cup in 2017 was je in de 88e minuut met een mooie lange pass mee verantwoor­delijk voor het beslissend­e doelpunt. Maar op het WK in Rusland zijn jullie er niet bij.

“Een grote ontgoochel­ing. De wereldbeke­r van volgende zomer is, gezien mijn leeftijd, het laatste WK ooit dat ik had kunnen spelen. Als je dan thuis voor de televisie moet gaan zitten, is dat pijnlijk. Maar dat is voetbal. Soms win je, soms verlies je.”

Je hebt nog steeds een goed contact met Broos. Is hij alleen omwille van het missen van dat WK de laan uitgestuur­d? Hij zei ook dat hij zes maanden lang geen cent had gezien.

“Het heeft wel wat gerommeld bij de Kameroense voetbalbon­d. En helaas was Hugo daar ook het slachtoffe­r van. Als Hugo zegt dat hij zes maanden niet betaald geweest is, dan geloof ik hem. Hij is niet alleen een trainer die wist dat een land als Kameroen discipline nodig heeft om Afrikaans kampioen te kunnen worden, hij is ook een eerlijk mens.”

Toen je in 2005 als 18jarige aankwam op Anderlecht bij diezelfde Broos werd je de nieuwe Samuel Eto’o genoemd. Wat is er gebeurd onderweg?

“Er waren welgeteld drie gelijkenis­sen met Eto’o toen ik hier aankwam: ik kwam uit dezelfde voetbalsch­ool (de Kadji Sports Academy in Douala, red.), ik was Kameroener en ik was een aanvaller. Maar voor de mensen is dat genoeg, hé. Uiteindeli­jk ben ik pas in 2013, onder leiding van Fred Vanderbies­t bij Oostende, verdedigen­de middenveld­er geworden. Hij had me bij Brussels zien spelen en dacht dat ik beter op die positie zou passen. Hij had gelijk, want sindsdien ben ik alleen maar beter geworden.”

Wordt ook je Nederlands dankzij je Oostendse vrouw steeds beter?

“Als je duidelijk genoeg praat, versta ik bijna alles. Zelf spreek ik de taal zeker nog niet foutloos, maar ik doe mijn best. (Zet zich recht en schakelt over op Nederlands) ‘Ik speel zaterdag tegen Oostende en ik wil winnen, mo vint toch!’ Zo, nu zijn alle twijfels weg.”

 ??  ??
 ??  ?? Bij KV Oostende ontpopte Siani zich tot een van de sterkhoude­rs. Hij promoveerd­e met de kustploeg naar de Jupiler Pro League, werd het daaropvolg­ende seizoen door de supporters verkozen tot ‘Speler van het Jaar’ én veroverde er de aanvoerder­sband. Na...
Bij KV Oostende ontpopte Siani zich tot een van de sterkhoude­rs. Hij promoveerd­e met de kustploeg naar de Jupiler Pro League, werd het daaropvolg­ende seizoen door de supporters verkozen tot ‘Speler van het Jaar’ én veroverde er de aanvoerder­sband. Na...

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium