Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Macron kiest het moeilijke spoor
Franse president wil puinhoop van de SNCF opruimen
Ze hebben een werkweek van 35 uur en mogen met pensioen op hun 52ste. De vooroorlogse privileges van de Franse spoorwegambtenaren zijn de Fransen al langer een doorn in het oog. Hoog tijd om de SNCF, die een schuldenlast van 46,6 miljard torst, te hervormen, vindt president Macron. Maar met zijn plan begeeft hij zich in een wespennest dat al Franse regeringen heeft doen vallen.
Net als de NMBS torst de SNCF een torenhoge en nog steeds stijgende schuldenlast: 44,9 miljard in 2016 en 46,6 miljard vorig jaar. En net als bij de NMBS zorgt het uitzonderlijk personeelsstatuut voor wrevel bij de publieke opinie. Alleen zijn die privileges in Frankrijk exuberant te noemen – een erfenis uit de tijd van de stoomtreinen. Gratis of goedkoop reizen voor de hele familie, een werkweek van 35 uur, 28 dagen vaste vakantie en bijkomende vakantiedagen voor wie meer dan zeven uur werkt. Daar komt een bovengemiddeld loon bij dat gestaag stijgt en aangevuld wordt met een resem premies. 92% van de personeelsleden is na een jaar stage bovendien voor het leven benoemd en de pensioenleeftijd van het rijdend personeel is gemiddeld 52 jaar. De vakbonden willen niet dat er op de letterlijk vooroorlogse arbeidsomstandigheden ook maar een millimeter wordt toegegeven. Verschillende regeringen hebben al hun tanden stuk gebeten op de hervorming. De laatste Franse premier die echt heeft geprobeerd de SNCF bij te sturen was Alain Juppé in 1995. Zijn regering viel na amper twee jaar, mede door protesten en lange stakingsacties.
“Maand staking nodig”
“De toestand is rampzalig. Of ze nu de trein nemen of niet, alle Fransen betalen steeds meer voor een openbare dienstverlening terwijl die slechter wordt”, vatte premier Édouard Philippe een doorlichtingsrapport samen dat enkele dagen geleden werd vrijgegeven. De aankondiging van het hervormingstraject was slechts enkele uren oud of de vakbonden kondigden aan dat er actie zal worden gevoerd. Een eerste staking is al mogelijk op 14 maart, met een optie tot verlenging. Op 22 maart volgen een nationale actiedag en betoging in Parijs van de communistische vakbond CGT. Daar klinkt het dat een ononderbroken staking van een maand “nodig zal zijn om de regering te kraken”.
Nochtans was de – toegegeven, forse – mededeling van de premier geen oorlogsverklaring. De vrees van lokale politici dat onrendabele plattelandslijnen zouden worden afgestoten, werd weggenomen. Philippe beloofde verder dat er geen sprake is van privatisering, dat de staat de schulden zal blijven aanvullen en dat aan de privileges van de huidige personeelsleden niet wordt geraakt. Enkel wie in de toekomst wordt aangeworven, zal “werkomstandigheden hebben zoals alle Fransen”. Ondanks deze beloftes zijn de militantste vakbonden onverzettelijk. Geen sprake van dat er aan het statuut wordt getornd, geen sprake van dat de SNCF een naamloze vennootschap wordt zoals de regering wil: Frans patrimonium, maar mee gespekt met privégeld.
Vertrouwen op dieptepunt
De vakbonden zullen snel moeten zijn om hun acties te plannen. Een eerste verslag van de directie moet er deze week nog komen. Van minister van Transport Élisabeth Borne wordt verwacht dat in maart en april alle begeleidende gesprekken worden gevoerd om dan het pakket maatregelen naar het parlement te sturen. Voor de zomer moet de hervorming gestemd zijn. Als het tegen dan niet in overleg kan gebeuren, dan zal de premier de hervorming doordrukken met een ordonnance, een volmacht. Ook die dreiging ligt zwaar op de maag van de vakbonden.
Macron en zijn premier kunnen een overwinning gebruiken. Uit een peiling die gisteren werd bekendgemaakt, blijkt dat het vertrouwen van de Fransen in president en premier met 43% op een dieptepunt zit. Na Macrons inauguratie geloofde nog meer dan 60% in de regering. Wat het duo zal sterken om het gaspedaal niet te lossen, is een peiling van eind vorige week. Net geen 70% van de Fransen vindt dat het statuut van het rijdend spoorpersoneel moet aangepast worden en 80% vindt dat de landelijke lijnen open moeten blijven.