Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Gevangenisdirectie liet ons in de brand”
Een ex-gedetineerde die het inferno tijdens de gevangenisopstand in Merksplas in 2016 meemaakte, heeft in naam van 54 geïnterneerden klacht ingediend tegen de voormalige directie en de Belgische Staat wegens schuldig verzuim en slagen en verwondingen. Bij
Maar ze kregen het bevel om die te laten zitten. De vijf chefs namen een vluchtroute en konden zo de gevangenis verlaten. Wij bleven achter. Een vrouwelijke chef zou me later al huilend zeggen: ‘We dachten dat jullie dood waren. Wij moesten jullie achterlaten.’”
De rookontwikkeling binnen Blok F werd steeds erger. “Het lukte de gevangenen om enkele celdeuren te forceren. Er brak paniek uit. Mensen lagen op de grond om onder de kieren van hun celdeur naar lucht te happen. Iemand schopte het raampje van een cel uit, met bakstenen en al. Uiteindelijk lukte het om 24 gevangenen van de benedenverdieping te bevrijden. De rest bleef achter slot en grendel. Mijn cel
kreeg men nog altijd niet open.”
Vluchten door vlammen
De mannen die uit hun cellen konden ontsnappen, zaten nu gevangen tussen twee zware afrasteringen. “Dat zijn de ‘grilles’ die de gangen in de celblokken afsluiten. De paniek sloeg nu echt om zich heen. Uiteindelijk lukte het hen om zo’n grille open te breken, en daarachter ook een van de twee deuren.”
Ondertussen gingen ook de paviljoenen Centrum en B in de vlammen op. “En ik zat nog steeds opgesloten in mijn cel. Uiteindelijk kregen drie mannen mijn deur open, door ze te plooien. De rookontwikkeling was nu echt enorm. Ik ben door de uitslaande vlammen gevlucht en via een ingeslagen raam buiten geraakt. Ik zag het interventieteam van de politie en de brandweer achter het hek van paviljoen Abis staan. Ik heb alle mensen van paviljoen F bij elkaar gezocht en geteld. Ik kwam uit op 24 mensen. Met héél veel moeite heb ik de directie kunnen verwittigen dat er nog dertig man opgesloten zat in het brandende gebouw. Pas dan werden ze door de brandweer geëvacueerd.”
Ademnood
De geïnterneerden waren er erg aan toe, vertelt Peter. “Ze zagen pikzwart van roet en rook, verkeerden in ademnood en moesten worden geholpen door het Rode Kruis, dat aanrukte met zuurstofflessen. Ondertussen vlogen de stenen en de rubberkogels over onze hoofden.”
Nadat de opstand was bedwongen, gingen de geïnterneerden tussen de ravage vruchteloos op zoek naar hun bezittingen. “We waren alles kwijt. Toen heb ik me voorgenomen om me burgerlijke partij te stellen. Mijn advocaat zei me dat ook de anderen dit konden doen, door elk apart een formulier te tekenen waarmee ze hem de toestemming gaven hen in de rechtbank te vertegenwoordigen. Iedereen heeft dat getekend.”
Formulieren in beslag
Dat wist ook de toenmalige directie. Peter werd overgeplaatst naar een ander blok. “Mijn baan als schrijver was ik kwijt. De volgende dag kwam er een celcontrole. De formulieren werden in beslag genomen. De directie beweerde dat ze die naar de griffie van de rechtbank in Turnhout had gestuurd. Maar dat klopte niet. Vervolgens luidde het dat ze ‘kwijt’ waren. Bleek dat ze nog steeds in de kast van de directie lagen. Maar ik kreeg ze niet terug.”
De dag na zijn vrijlating zwoer Peter dat hij zijn belofte zou houden om de geïnterneerden van Blok F een stem te geven. “Alle 54 geïnterneerden moeten de kans krijgen zich voor de rechtbank van Turnhout burgerlijke partij te stellen. Dat is hun wettelijk recht. En omdat zij het niet kunnen zeggen, doe ik het voor hen.”