Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Waar politici zoal mee wegkomen
E rgens in 2019 zullen we op de website van het Rekenhof kunnen lezen hoe het precies zit met de mandaten en de verloning van de volgende beroepsgroepen: ministers, parlementsleden, schepenen, hoge ambtenaren, kabinetsmedewerkers, bestuurs- en directieleden van intercommunales en bestuurders van alle bedrijven en vzw’s waar de overheid het voor het zeggen heeft, zoals De Lijn en Eandis. Alles komt op tafel, open en bloot.
Politici zullen over wat ze verdienen in privéfuncties of in hun beroep buiten de politiek een categorie moeten aangeven (tussen 5.001 en 10.000 euro per jaar, tussen 10.001 en 50.000, tussen 50.001 en 100.000 euro). Dat hoeft dus geen bedrag tot op de euro te zijn, omdat de wetgever ook niet al te voyeuristisch wil zijn.
Een en ander is het resultaat van een wetsvoorstel van CD&V-parlementslid Vincent Van Peteghem dat vandaag in het parlement voorligt. Opvallend is dat twee nieuwe groepen mee in het vizier komen: de kabinetsmedewerkers en de bestuurders van bedrijven waar de overheid een beheersovereenkomst of de meeste aandelen heeft. Zo zal ook een wat schimmige figuur als Jean-Claude Fontinoy, rechterhand van Didier Reynders en spin in vele webben, openheid moeten geven over mandaten. En blijkbaar komt het voor dat kabinetsmedewerkers een centje bijverdienen in de privé. Zo zouden medewerkers van financiën tegen betaling infosessies over fiscale wetgeving hebben gehouden. Dat roept deontologische vragen op.
Het ultieme doel van de wet is het tegengaan van belangenvermenging en graaicultuur – de verloning moet in verhouding staan met het geleverde werk.
Transparantie is dan een stevige opstap, maar sluit het een noch het ander uit. Of, zoals Guy Verhofstadt, liberaal fractieleider in het Europees Parlement, het zei in
Humo: “Op onze website kan iedereen zien wie wat verdient en wie waar bijklust. Als iemand ergens problemen mee heeft, moet hij maar niet op die politicus stemmen.”
Verhofstadt zelf is bestuurder bij investeringsmaatschappij Sofina en strijkt daar jaarlijks 143.000 euro voor op. Hij was ook enkele jaren bestuurder bij rederij Exmar, goed voor jaarlijks 60.000 euro. Dat roept de vraag op over mogelijke belangenvermenging. Wat als er een regelgeving voor investeringsmaatschappijen of rederijen voorligt in het Europees Parlement? Verhofstadt kiest voor de aanval als beste verdediging: laat het oordeel maar aan de kiezer.
Het aantal stemmen als morele graadmeter? Dat wringt en je moet er in een academische cursus ethiek waarschijnlijk niet mee afkomen. Maar het is al een goed begin dat de kiezer tenminste precies geïnformeerd wordt. Elke politicus kan dan zo nodig voor zichzelf uitzoeken waar hij mee wegkomt.