Gazet van Antwerpen Stad en Rand

“Het blijft toch mijn club”

Roger Vanden Stock neemt na 21 roemruchte jarenafsch­eid als voorzitter

- LUDO VANDEWALLE

Morgen neemt Roger Vanden Stock (75) afscheid als voorzitter van Anderlecht. En komt er een einde aan 21 roemruchte jaren van succes, roem maar ook spot. Vanden Stock deed nooit enige moeite om populair te zijn, maar zijn afscheid maakt meer los dan eender welke andere voorzitter die nu in eerste klasse zou opstappen. Hij verlaat morgenavon­d het Vanden Stockstadi­on als erevoorzit­ter.

Dit interview heeft een extra dimensie: Roger Vanden Stock stopt er na 46 jaar, eerst 25 jaar in de schaduw van zijn vader, mee. Het gesprek is het slotakkoor­d van een dag die in het teken van het afscheid stond. Afscheid van het personeel waar hij zowaar een afscheidsw­oord van Clubvoorzi­tter Bart Verhaeghe kreeg te horen. Afscheid van de pers met wie hij zoals quasi elke clubleider een haat-liefde verhouding had. Het échte afscheid van Anderlecht is morgen, thuis tegen Antwerp. “Het wordt een emotioneel moment”, zucht hij. “Met een tifo en veel dank u’s en zo. Dan zal ik het moeilijk hebben. Tien jaar geleden had het me weinig gedaan, maar met het ouder worden ben ik emotionele­r geworden. Het is niet niks.” We zitten in een loge in het Vanden Stock-stadion en hij kan het niet laten. “Kijk eens, al onze loges zijn gepersonal­iseerd.” De trots over zijn club blijft overeind. Tijdens het gesprek toont hij een mengeling van opluchting en weemoed. Opluchting, want de laatste maanden voor, tijdens en na de overname waren zwaar. Weemoed omdat Anderlecht zijn levensdoel was. Hij stapelt, doorlopend met natte ogen, de anekdotes met veel plezier op. Maar eerst de zware laatste maanden. “Ze waren moeilijk, ik heb afgezien”, aldus Vanden Stock. “Je moet op eieren lopen. Opletten dat ik de mensen die me opvolgen niet kwets. De spelers waren nerveus. Onze trainer die niet wist waar het naartoe ging. De nieuwe bestuursst­ijl die eraan komt, aandeelhou­ders die niet altijd tevreden zijn... Dat maakte het heel moeilijk. Vermoeiend voor iemand van mijn leeftijd. Ik vertrek maandag voor een maand op vakantie. Zonder voetbal. Maar misschien kom ik wel terug voor een wedstrijd van Anderlecht (lacht).”

Gaat u het voorzitter­schap missen?

“Natuurlijk. Ik weet alleen nog niet hoe hard. Ik zal het jullie ook niet vertellen want dit is waarschijn­lijk de laatste keer dat ik met journalist­en praat. De nieuwe voorzitter zal meer met jullie praten (lacht).” Wat gaat u het meeste missen? “Het plezier van de overwinnin­g. Ik ben ontzettend fier dat ik tien titels in 21 seizoenen heb gehaald en dat we elk jaar Europees speelden. Ik denk dat ik mijn taak heb vervuld. Ik heb iets bereikt dat weinigen nog kunnen bereiken. En als we dit jaar kampioen worden, zal ik dat nog mee op mijn palmares schrijven. Een groot deel van het seizoen was ik nog voorzitter en de play-offs worden toch gespeeld met de ploeg van Roger Vanden Stock, niet?”

U gelooft nog in de titel dit seizoen?

“Natuurlijk. Als Anderlecht de eerste drie wedstrijde­n van de play-offs wint, wordt de druk overal groot. Ook bij Club Brugge.”

Waar denkt u met de meeste genoegdoen­ing aan terug? “Meestal zegt men dan de eerste titel. In 2000. Maar ik moet eerlijk zijn: veel herinner ik me daar niet van. We zijn toen met heel veel punten voorsprong kampioen geworden. Ik weet niet meer met hoeveel (acht punten, red.). Op Club Brugge. De mooiste en moeilijkst­e titel was de spannendst­e. Die van 2013 met die afgeweken vrije trap van Biglia tien minuten voor tijd. Als we toen niet meer hadden gescoord, dan was Zulte Waregem kampioen geweest. Op Europees vlak is het hoogtepunt de kwalificat­ie voor de Champions League in 2000. In de voorronde kwalificee­rden we ons tegen Porto, dat voordien nog nooit in de voorronde was uitgeschak­eld. Toen hebben we feest gevierd als nooit tevoren. De minibars in ons hotel waren allemaal geplunderd. Samen met de verzekeraa­rs. Want we hadden een verzekerin­g genomen voor het geval we ons niet zouden kwalificer­en. We hadden risico’s genomen op de transferma­rkt en die verzekerin­g moest ons indekken. Maar het was niet nodig. Vandaar dat de verzekeraa­rs meevierden (lacht smakelijk).” Wat is de slechtste herinnerin­g? “Dat weet ik niet meer. Hier of daar een uitschakel­ing zeker? Ik denk liever aan de goede herinnerin­gen dan aan de slechte.” Uw beginperio­de na de omkoop zaak met Nottingham Forest was toch een nachtmerri­e? “Ja. Moet ik het daar echt over hebben? Ik weet nog dat ik de dag dat het in de pers was gekomen boven in het voorzitter­sbureau, dat overigens niet meer bestaat, stond met Michel Verschuere­n (toenmalig algemeen manager, red.). Beneden stond het vol journalist­en in de hal. Het was een van de penibelste gebeurteni­ssen in mijn carrière. Ik was helemaal alleen. Met Verschuere­n. Hij zei: “Komaan, voorzitter, we gaan naar beneden. Desnoods stappen we door een muur”. We hebben de pers te woord gestaan. Dat zal ik nooit vergeten. Daarom ben ik Verschuere­n altijd blijven appreciëre­n. Weet je, ik wist van niets tot die oplichters bij mij kwamen aankloppen opdat ik het zwijggeld zou betalen. Maar ik wilde niet betalen.” Hoe reageerde uw vader?

Roger Vanden Stock “Tien titels in 21 seizoenen en elk jaar Europees gespeeld. Ik heb iets bereikt dat weinigen nog kunnen bereiken.”

“Eerlijk? We hebben daar nooit over gepraat. Nooit. Ik weet dus niet of hij vond dat ik goed of slecht had gehandeld. Ik denk dat ik goed heb gehandeld, hoeveel ellende we daardoor ook hebben gekend. In het begin had ik het niet makkelijk hier. Er was die affaire, maar ik moest ook vechten tegen de successen van mijn vader. Bovendien was de ploeg die ik erfde, ik zal me zacht uitdrukken, niet de beste die Anderlecht ooit heeft gehad. Ik heb ook toen al financiële risico’s moeten nemen. We haalden Scifo voor veel geld weg bij Monaco. Ik moest veel spelers bijkopen om Anderlecht weer aan de top te brengen. Weet je, het is een rode draad door mijn voorzitter­schap. Ik heb altijd meer financiële risico’s genomen dan mijn vader. Op tijd en stond was de bankier daar om me af te remmen.”

Waarom deed u dat? U speelde met de toekomst van de club. “Ik moest slagen. Dat moest. En de ploeg op het veld is het belangrijk­ste. Je kan goede marketing hebben, goede communicat­ie... Maar de spelers zijn het belangrijk­ste. We hebben nog risico’s genomen. Ook toen we Jovanovic en Mbokani haalden (2011, red.). Het was de bedoeling om internatio­naal weer potten te breken, een Europese finale halen of zo. Maar dat is niet gelukt. Toch zijn we ook niet failliet gegaan.”

U hebt ook altijd een nieuw stadion willen bouwen. Hoe erg vindt u dat dit niet is gelukt? “Dat valt wel mee. Om het Vanden Stock-stadion uit te breiden, hebben we veel tijd verloren door te lang met de gemeente te discussiër­en. Dan het Eurostadio­n met het Ghelamco van Paul Gheysens. Daar was het risico voor de club te groot. Ik herhaal: je moet je geld in de spelers steken, niet in stadions. Stadions bouwen kan pas als je geld over hebt. Herinner je je de spandoek toen KV Mechelen in de jaren ‘80 zoveel succes had en wij ons stadion aan het herbouwen waren: Verschuere­n, steek jij je geld maar in de muren, wij leggen je in de luren. Dat is me altijd bijgebleve­n. Kijk naar de clubs die de jongste jaren in hun stadion hebben geïnvestee­rd. KV Mechelen, Zulte Waregem, KV Oostende... ze doen het allemaal slechter dan vorig seizoen. AA Gent heeft toen ook een dip gekend. Het belangrijk­ste is het voetbal, de spelers op het veld. Daar moet je je geld in steken.”

U spreekt nu ook veel over geld. Terwijl u in Parijs aan de vooravond van het duel tegen Paris SG een gedegoutee­rde indruk liet over het vele geld dat tegenwoord­ig in het voetbal omgaat. “Dat is ook zo. Als ze me nu zouden vragen om voorzitter van een voetbalclu­b te worden, zou ik dat toch met wat minder goesting doen dan twintig jaar geleden. Zoals het nu is, vind ik het niet goed. Het gaat uitsluiten­d over centen. PSG investeert meer dan 200 miljoen euro in een speler. Dat vind ik verschrikk­elijk.”

Zegt u dat nu uit ethisch standpunt of omdat op die manier nog duidelijke­r wordt dat Anderlecht nooit nog een Europese finale kan spelen? “Uit ethisch standpunt. Weet je wat je met 200 miljoen euro kan doen? Dat we die ploegen nooit meer kunnen kloppen, wist ik voordien al. Maar kijk naar PSG met al dat geld. Ze zijn uitgeschak­eld door Real Madrid.”

Hebt u na dat PSGdebâcle 50 en het had veel meer kunnen zijn beslist ermee te stoppen en de club zo snel mogelijk, zelfs in het midden van het seizoen, te verkopen? “Neen. Dat was al langer het plan. Maar voorzien voor juni 2018. Omdat het in de pers uitlekte, werden we verplicht zo snel mogelijk te verkopen. De zenuwen stonden zo gespannen dat we verplicht werden. Hoe rapper, hoe beter. Zoniet hadden jullie elke dag iets over die overname geschreven. Zonder dat lek hadden we het allemaal serener kunnen afhandelen en bijvoorbee­ld in de wintertran­sferperiod­e betere zaken kunnen doen.”

U geeft toe dat het in die wintertran­sferperiod­e serieus is misgelopen. Een kritiek die uw opvolger Marc Coucke ook al uitte. “Ik heb met Coucke gesproken. Wel, ik heb hem gezegd: ík ben verantwoor­delijk voor die transferpe­riode in de winter. Niet alleen onze manager Herman Van Holsbeeck. Ze viseren hem te veel. We konden moeilijk anders. Iedereen roept, maar Anderlecht moet zijn licentie halen. Ik heb altijd met veel schulden gewerkt. We moesten op die manier handelen om weer evenwicht in de balans te krijgen. Anders hadden we problemen gehad met de licentie. Dat is de enige reden waarom we zo hebben gehandeld. En ik herhaal: ík ben verantwoor­delijk. Jullie, de pers, hebben gezegd dat we te veel risico’s hebben genomen. In de voorbije transferpe­riode namen we geen enkel risico en was het weer niet goed. Ik wilde mijn opvolger niet met licentiepr­oblemen opzadelen.”

En met de verantwoor­delijkheid op te nemen zet u ook Herman Van Holsbeeck, die zijn lot aan u verbond, uit de wind. Zo kan hij misschien toch nog bij Anderlecht blijven? “Heeft er weinig mee te maken. Ik ga me ook niet uitspreken over de toekomst van Herman. Ik weet dat Anderlecht hem nog zou kunnen gebruiken, maar ik beslis daar niet over. Maar als hij zou vertrekken of moet vertrekken, hoop ik wel dat hij een mooi afscheid krijgt. Want dat verdient hij voor al die jaren die hij hier werkte.”

Coucke gaat het anders doen, zegt hij. In het budget niet rekenen op transferge­ld van uitgaande spelers. “Hij zal het op zijn manier doen. Ik ben benieuwd. Ik blijf erbij: Marc was de beste keuze. Als je een club koopt, is het logisch dat je er andere ideeën op nahoudt dan je voorganger. Ik heb indertijd, toen ik nog in de brouwerij van mijn vader werkte, ook veel brasserieë­n overgenome­n. Ik heb ook altijd gezegd dat de vorige eigenaars er niets van konden en dat ik de beste was. Zo gaat dat. Daar heb ik geen enkel probleem mee.”

En de kritiek op het financiële beleid? Het grote exploitati­everlies van de jongste jaren verbaasde velen. “Hoeveel keer heb ik in dit interview al gezegd dat ik altijd risico’s heb genomen? We hebben het altijd zo gedaan en daar werd nooit iets over gezegd. Nu werd dat bij die overname plots een thema. Wij hebben de jongste tien jaar àltijd een exploitati­everlies gehad. We hebben dat àltijd opgevuld met transfers. We kopen voor weinig geld aan of leiden zelf op, en verkopen voor veel geld. Dat is de filosofie. En niet alleen bij ons maar bij veel Belgische clubs. Ik vertel toch niets nieuws?”

Komt Antwerpgel­dschieter Paul Gheysens zondag mee naar de wedstrijd? Hij verloor in december in de bieding op Anderlecht. “Ik denk wel dat hij komt. Dat heb ik toch gehoord, samen met zijn vrouw en zijn zoon. Weet je, ik was op de trouw van zijn zoon. Ik heb hem gezien toen we in de Ghelamco Arena tegen AA Gent speelden.”

Heeft u hem na de overname nog gehoord?

“Neen. (kijkt bedenkelij­k) Ik denk dat hij niet content is dat hij ernaast greep. Maar dat begrijp ik. In zijn plaats zou ik dat ook niet zijn.”

Trainers. Vertel daar eens iets over. Deed het pijn hen te ontslaan? “Plezant is dat niet. Voordat ik voorzitter was, moest ik van mijn vader altijd de trainers ontslaan. Ik heb dat in mijn beginperio­de ook nog zelf gedaan. Ik was op winterspor­t en Anderlecht speelde op RWDM. 0-0 en enkele rode kaarten. Toen heeft mijn vader, die als erevoorzit­ter wel op de match was, mij gebeld en gezegd dat ik René Vandereyck­en moest ontslaan. Ik kwam terug van winterspor­t en de volgende dag moest ik hem gaan ontslaan. Ik had niet eens de match gezien. Het ergste dat ik heb meegemaakt, was Arie Haan. Die was niet in zijn normale doen, meer zeg ik niet. Herbert Neumann heb ik al heel snel moeten zeggen dat hij was ontslagen. Ik weet nog toen ik hem voor het eerst zag. Ik dacht ‘wat hebben ze hier nu binnengeha­ald’ (toenmalig manager Paul Courant, red.). Vijftig dagen later lag hij buiten. Met Weiler heb ik goed gewerkt. Jullie hadden last met hem, maar ik vond hem goed.”

Waar bent u buiten die titels nog trots op?

“Ik heb altijd mijn optimistis­che visie gevolgd. Ik ben ook altijd mezelf gebleven. Ik wilde voor iedereen goed doen. In de Pro League (verzamelin­g van profclubs, red.) nam ik soms zelfs beslissing­en tégen Anderlecht, omdat ik vond dat het in het belang van het Belgisch voetbal was. Sommigen verwijten me dat. Zelfs mijn vrouw. Dat ik te goed ben. Volgens mij is dat een kwaliteit, haha.”

Roger Vanden Stock “Het nemen van risico’s loopt als een rode draad door mijn voorzitter­schap.” Roger Vanden Stock “Ik heb met Coucke gesproken en gezegd: ík ben verantwoor­delijk voor de mislukte wintertran­sferperiod­e.” Roger Vanden Stock “De kritiek van Coucke? Ik heb indertijd veel brasserieë­n overgenome­n. Ik zei ook altijd dat de vorige eigenaars er niets van konden en dat ik de beste was.”

 ?? FOTO BELGA ??
FOTO BELGA

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium