Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Het is wachten op een nieuwe SARS”
15 jaar na dodelijke longziekte duiken dagelijks nog nieuwe virussen op
H
et is precies vijftien jaar geleden dat de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) een waarschuwing lanceerde voor de opkomst van de dodelijke longziekte SARS. Niets meer van gehoord? Er komen er gewoon andere ziektes in de plaats.
Wat is er nog geworden van die dodelijke en besmettelijke longziekte SARS (Severe Acute Respiratory Syndrome), waarvoor de hele wereld vijftien jaar geleden beefde? Efficiënt ingedijkt, klaar. Maar sindsdien staken nog ebola, dengue, zika en andere virusafkortingen de kop op. “De vraag is niet of er ooit nog een nieuwe SARS of aids opduikt, maar wanneer”, zeggen professoren Kevin Ariën (dienst Virologie, departement Biomedische Wetenschappen) en Emmanuel Bottieau (dienst Tropische Geneeskunde, departement Klinische Wetenschappen) van het Instituut voor Tropische Geneeskunde (ITG) in Antwerpen. Wat is er van SARS geworden?
Kevin Ariën: Het virus is toen wel degelijk wereldwijd verspreid, nadat een Chinees besmet was geraakt en die andere hotelgasten had aangestoken. Toen die mensen naar hun thuisland terugkeerden, verspreidden zij het virus verder. In totaal waren er wereldwijd meer dan 8.000 gevallen en 775 doden. Het bewees dat een snelle waarschuwing essentieel is om in een vroege fase ziektegevallen te identificeren. Hoe groot is de kans dat er een nieuwe SARS opduikt?
Ariën: Die kans is zeer reëel. De vraag is niet of dit nog gaat gebeuren, maar wanneer. Elke dag opnieuw staan mensen bloot aan nieuwe virussen die bij wilde dieren circuleren, omdat we steeds vaker en harder doordringen in ecosystemen. Gelukkig loopt dat meestal goed af en eindigt het virus bij die ene mens op wie het is overgesprongen. Vaak blijven ziekteverschijnselen uit, uitzonderlijk wordt hij wel ziek en sterft hij. Het wordt pas echt gevaarlijk als zo een voor de mens nieuw virus efficiënt overgedragen wordt van mens op mens. Dan kan het zich onder een populatie verspreiden en verder aanpassen. Dat was het geval bij SARS in 20022003 en bij ebola in 20132016.
Emmanuel Bottieau: Andere voorbeelden zijn de H1N1epidemie in 2009 die van varkens en kip pen in Mexico kwam, of de epidemie met het MERScoronavirus dat in 2012 in het MiddenOosten van kamelen overging op mensen. In welke mate speelt de geglobaliseerde maatschappij een rol?
Ariën: Kijk maar naar SARS, dat in enkele dagen over verschillende continenten verspreid geraakte dankzij het vliegverkeer. Honderd jaar geleden, toen we nog met 2 miljard aardbewoners waren, kenden we de grootste griepepidemie uit de medische geschiedenis, met vermoedelijk 100 miljoen doden. Vandaag zijn we met 8 miljard, verplaatsen ons aan een razend tempo, leven veel dichter op elkaar in steeds groter wordende steden. De omstandigheden voor de verspreiding van een infectieziekte zijn dus dramatisch veranderd. Onze geneeskunde staat ook wel een pak verder, maar we hebben voor de meeste virussen ook vandaag nog geen medicatie of vaccins. We hangen dus af van de snelle detectie, symptoombehandeling en isolatie van patiënten om een uitbraak te voorkomen of in te dijken.
Hoe helpt het Tropisch Instituut in die strijd?
Ariën: Op ITG doen we fundamenteel wetenschappelijk onderzoek naar nieuw opduikende tropische virussen om beter te begrijpen hoe ze zich verspreiden en ziekte veroorzaken.
Bottieau: We doen ook klinisch onderzoek naar hoe we sneller een diagnose kunnen stellen bij zieke patiënten in de tropen en bij reizigers, zoals sneltesten voor chikungunya of moleculaire testen voor ebola en hoe we hen beter kunnen behandelen. ITG maakt sinds jaren deel uit van globale netwerken van reisklinieken.