Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Wat me in de oorlog interesseert, is de vorm: modder, bloed en vlees”
Sam Dillemans schildert het lijden aan het front
GOODBYE TO ALL THAT, PAINTINGS OF THE GREAT WAR ZO 10/03 TOT ZO 16/12 | TENTOONSTELLINGSRUIMTE EGGESTRAAT 2 | ANTWERPEN | WO, ZA EN ZO 14-18U | WWW.SAM-DILLEMANS.COM
A l zijn hele leven schildert Sam Dillemans (53) als een eenzame strijder. Portretten, naakten, interpretaties van oude meesters en boksers zette hij stevig in de verf. Wie zijn nooit aflatende stroom schilderijen wil bewonderen, moet naar zijn tentoonstellingsruimte in Antwerpen-Noord. Tot eind dit jaar presenteert hij er zijn nieuwe serie Goodbye to
all that, waaraan hij drie jaar werkte. Wat begon als ruige landschappen, veranderde in dramatische oorlogstaferelen. ‘Werkhuizen Fr. Stevens’, staat er op de witgeschilderde brede gevel in de Eggestraat 2. Dillemans ontdekte het gebouw per toeval. Het lag amper 300 meter van zijn atelier in Borgerhout, maar hij had geen vermoeden van wat er achter verborgen lag. Toen hij kon binnenkijken, wist hij het onmiddellijk. Dit was de gedroomde plek om zijn schilderijen te tonen, volgens zijn eigen ritme en wensen. Het gebouw deed ooit dienst als herstelplaats van bootmotoren. De ijzersterke structuur doorstond zelfs een bominslag tijdens de Tweede Wereldoorlog. Grote ruimtes, mooi bovenlicht, wat wil een schilder meer. Najaar 2016 opende Dillemans zijn ruimte met een overzicht van zijn werk van de voorbije 25 jaar. Het trok meer dan 10.000 kunstliefhebbers aan en het bijbehorende boek verkocht goed. Het vervolg Goodbye to all that belooft nog beter te doen.
Oorlogsleed lijkt een geknipt onderwerp voor een emotioneel schilder als u.
Toch heb ik het onderwerp niet gekozen, het diende zich aan uit de vorm. Ik was met mijn serie landschappen bezig en voelde dat er iets ontbrak. Ik had ze kunnen proberen te stofferen met figuren zoals op Le
déjeuner sur l’herbe van Manet of met baadsters zoals Cézanne. Te geforceerd, niet? Ik volg liever mijn natuur. Op een bepaald moment schilderde ik een helm. Dat was het begin. In een roes groeide de hele serie.
De schilderijen sluiten dus niet aan bij de vele herdenkingen van de Eerste Wereldoorlog honderd jaar geleden?
Het gaat me niet om de historische feiten. Ik ben een verwoed lezer en weet wel wat er gebeurd is. De plaatsen van de veldslagen ben ik niet gaan opzoeken. Ten hoogste heb ik foto’s gebruikt, liefst zo slecht en onscherp mogelijk, als geheugensteuntje. Bij zo’n beladen thema als de oorlog trap je snel in de val van de anekdotiek of dramatiek. Wat me in de oorlog interesseerde, was de vorm. De modder, het bloed, het vlees, de lucht, het water. Een schilderij is een plastische reis waarvan het verhaal ondergeschikt is.
Waarom gebruikte u als drager weer schilderijen van zondagsschilders gekocht in kringloopwinkels?
Dat daagt me vormelijk uit. Ik ben die doeken met zwarte en witte verf gaan bewerken. Meestal zijn ze ook gedraaid en hergebruik ik onderliggende kleuren. Soms zie je vaag nog een detail van vroeger. Daarna ben ik ook landschappen van mezelf gaan bewerken, waar ik niet helemaal tevreden van was. Dan pas voelde ik me klaar om op witte doeken het drieluik van de Somme te creëren. Uiteindelijk ben ik alles gaan loslaten om te gaan tekenen met verf. Hoe schilder ik een elleboog of een vingerkootje? Hoe breng ik die in een plastisch geheel? Goede schilderkunst heeft niet altijd kleur nodig. Alle oude meesters zijn kampioenen van grijstonen. Voor mij is Picasso ook groter dan Matisse. In grijs blijft hij overeind. Matisse een beetje minder.
U maakte reeksen geïnspireerd op grote meesters, waarvan u enkele schilderijen opnam in deze expositie. U kunt niet zonder de klassieken?
Ik heb mijn school gehad. Ik heb Tintoretto, Veronese en Holbein gekopieerd. Ik heb mijn Van Gogh- en Max Beckmann-periode gehad. Pas als je die bagage hebt, kan je echt voort. Anders verval je in trucjes. De tekenkunst is de basis van alles. Heb je die onder de knie, dan kan je je positioneren. Het is zoals de danseres Anna Pavlova zei: ken je les en vergeet ze dan. Je bent pas echt vrij als je de klassieken kent.
Tussen de veldslagen hangt een portrettengalerie van generaals en kunstenaars. Een voortzetting van uw portrettenreeks?
Ze zijn meestal gemaakt op papier met verf die overbleef van de grote doeken. Veel generaals uit de Tweede Wereldoorlog zoals Patton en De Gaulle hebben meegevochten in de Eerste Wereldoorlog. Ook vele kunstenaars zoals Max Beckmann, Otto Dix en mijn lievelingsschrijver Céline streden mee. Voor mij is hij de Charlie Chaplin van de literatuur. In het boek dat bij de expo hoort, laat ik enkel schrijvers die de oorlog hebben meegemaakt aan het woord. Daar hoef je niets aan toe te voegen. Zeker geen theoretische teksten.
Wie Sam Dillemans wil zien, moet naar de Eggestraat. U mijdt consequent het gangbare kunstcircuit. Een statement?
Dat is het me niet waard. Ik ben een einzelgänger. Mijn atelier en deze tentoonstellingsplek zijn mijn vrijheid. Daarbuiten heb ik niet zoveel nodig. Op vakantie ga ik niet. Mijn leven bestaat uit schilderen, vriendschap en lezen. Een potlood kost amper iets en een cd van Mozart kan je in de bib ontlenen. Een design lampenkap van 200 euro maakt me niet gelukkiger. ‘Alleen het goddelijke is gratis’, wist Céline. Boek: Goodbye to all that, paintings of the great war, Angèle, 128p, 39,50 euro