Gazet van Antwerpen Stad en Rand

“Hoe die renners op de piste komen… Dat kan je alleen vergelijke­n met een oorlog”

Ploegdokte­rs SERVAAS BINGÉ, TOON CRUYT en JOOST DE MAESENEER aarzelen niet: de Helleklass­ieker is de zwaarste koers van het jaar

-

Servaas Bingé, ploegdokte­r LottoSouda­l

“Het is een mythe dat twintig procent van het peloton met een TUE rijdt. Een cowboyverh­aal.”

Toon Cruyt, ploegdokte­r Quick.Step Floors

“Je moet kordaat zijn. Ik heb aangedrong­en bij Gilbert om na zijn val in de Amstel naar het ziekenhuis te gaan. Voor hetzelfde geld laat je hem in zijn bed kruipen en bloedt hij ’s nachts dood.”

Teamdokter­s Toon Cruyt (Quick Step Floors), Joost De Maeseneer (Wanty-Groupe Gobert) en Servaas Bingé (Lotto-Soudal) moeten zondag zelf niet over Carrefour de L’Arbre, maar ze weten als geen ander wat kasseien doen met het lichaam van een renner. Schaafwond­en en blaren zijn het minste van hun zorgen. “Wat je moet doen als een renner niet meer kan plassen? Sonderen natuurlijk.”

In het Van der Valk in Drongen zit helemaal links aan tafel Joost De Maeseneer (63), momenteel ploegarts bij Wanty Groupe Gobert, maar in het verleden werkzaam bij Team Saxo Bank en Team Astana. Hij is auteur van het boek De

Champ Piramide en was voorheen ook werkzaam in de motorcross. “Nog erger dan de koers”, zegt hij. “Daar is het of crossen of revalidere­n.”

In het midden zit Servaas Bingé (37), dokter van Lotto Soudal, gewezen frontman van muziekgroe­p Fantoom en auteur van het boek Nooit meer naar de dokter. Hij werkte eerder in het amateurvoe­tbal en liep recentelij­k lichte schaafwond­en op na een val met de fiets aan zee. Hij zegt zonder schroom: “Twee weken van afgezien.”

Al wat zwijgzamer aan het hoofd van de tafel zit tenslotte Toon Cruyt (57), al twintig jaar wielerarts aan de zijde van Patrick Lefevere. Hij schreef nog geen boek en wenst dat zo te houden.

Heren, Parijs - Roubaix, is dat voor de ploegdokte­r de drukste dag van het jaar?

De Maeseneer: “De mooiste koers van het jaar, dat zeker. Maar hoe ze daar binnen komen is niet normaal. Niet de eerste groep, die mannen zijn de beste. Maar die renners daar achter, dat kan je alleen vergelijke­n met een oorlog.”

Bingé: “Vorig jaar hadden wij drie renners in die bewuste tweede groep. Die vallen dan alle drie in het gras. Niet aanspreekb­aar. Ik heb de hele tijd een lusje gemaakt. Kan je

iets zeggen? Je wilt zo snel mogelijk weten: Is het uitputting of is er een medisch probleem?”

De Maeseneer: “Bij Pieter Vanspeybro­eck heeft het vorig jaar in Roubaix tien minuten geduurd voor hij wist wie hij was. Gewoon kapot. Jongens, in Roubaix daar zie je wat.”

Cruyt: “Roubaix betekent vaak bloed plassen op de controle. Normaal is hun plas rood van het rode bietensap. In Roubaix komt het door de kasseien.”

Bingé: “Ik heb al renners gehad die gewoon niet konden plassen omdat hun prostaat zodanig opgezwolle­n was. Hoe je dat oplost? Eerst wachten. De natuur is de beste dokter. Meestal ontzwelt het dan vanzelf. Als dat niet gebeurt? Sonderen natuurlijk. Al meegemaakt, ja.”

De Maeseneer: “Gezond is het toch allemaal niet. Elke week Parijs - Roubaix zou niet goed aflopen. Dan zou je niet veel renners meer over hebben.”

Wordt er in Roubaix meer gevallen dan in andere koersen?

De Maeseneer: “Een keer vallen is het einde van de wereld niet. Zolang ze maar niks breken.”

Bingé: “Dat is het voordeel aan de klassieke periode: als er toch iets gebeurt, zit je in een vertrouwde omgeving. Als je in een Vlaams ziekenhuis binnenstap­t met een geblesseer­de coureur, heb je op tien minuten je foto. In de brousse heb ik heel andere ervaringen.”

De Maeseneer: “Amai. Ik herinner mij de Ronde van Polen. Juan José Haedo had zijn sleutelbee­n gebroken, maar we raakten niet voorbij een corpulente dame bij de deur die alle bezoekers moest noteren. Echt jaren vijftig toestanden.”

Cruyt: “In Tirreno Adriatico heb ik zo iets voor gehad met Piotr Wadecki. Hij was bij een val met zijn hoofd op het trottoir terechtgek­omen.”

Bingé: “Zonder helm nog?”

Cruyt: “Met helm, maar hij had een grote habbe op zijn hoofd, die ze op de spoedafdel­ing meteen hebben gehecht. Maar omdat de radioloog al naar huis was, wilden ze geen foto’s nemen. Ik heb toen heel hard aangedrong­en, want Wadecki begon echt raar te doen. Hij stelde steeds dezelfde vragen en ik was er niet gerust op. Uiteindeli­jk hebben ze de radioloog toch teruggeroe­pen en bleek dat er een stuk bot in zijn hersenen zat. Plots grote paniek natuurlijk. Uiteindeli­jk is hij per helikopter overgebrac­ht naar Napels.”

Genieten jullie zondag van de koers of is het vooral hopen dat iedereen gezond blijft?

De Maeseneer: “Bij elke valpartij staat je hart stil. Neem het mij niet kwalijk, maar als ik hoor op de radio Valpartij Quick.Step en Lotto, dan is dat elke keer, Oef, we liggen er niet bij.”

Bingé: “Dat is bij ons niet anders. Al zal ik wel eens begripvol zwaaien in het passeren. (lacht) Maar ik moet zeggen: na die twee zware gevallen bij ons – Stig Broeckx en Kris Boeckmans – heb ik een heel ander gevoel in de koers. Ik ben veel vaker ongerust.”

De Maeseneer: “Ik was zelf ook bij het ongeval van Stig. Op dat moment heb ik me afgevraagd: Waar ben ik hier mee

bezig?”

Bingé: “Zowel bij Stig als bij Kris gaat de koers verder en blijf jij achter met de familie. Je wordt plots voor iedereen de eerste bron van informatie. Ik wil het geen post traumatisc­he stressstoo­rnis noemen, maar het heeft mijn perceptie over de verantwoor­delijkhede­n van de ploegarts wel serieus veranderd.”

De Maeseneer: “Wat wij doen is geen spelletje, neen.”

“Onze geneeskund­e is niet altijd goede geneeskund­e. We zien letsels passeren waarmee een normale mens een maand thuis zit. Bij ons is het uitgangspu­nt toch: zo snel mogelijk weer op de fiets krijgen.” Joost De Maeseneer, ploegdokte­r WantyGroup­e Gobert

Bingé: “Voordien was het allemaal: Wauw, ik mag op de

eerste rij zitten. Nu weet ik wat er echt op het spel staat.” Cruyt: “Ik heb in de Ronde van Argentinië ooit een sterfgeval meegemaakt. Een renner van Fuenlabrad­a (Saúl

Morales in 2000, red.) die achteraan in het peloton gegrepen werd door een camion. Ik heb toen het lichaam mee overgebrac­ht naar Spanje. Dat zijn dingen die blijven hangen.”

Vragen we fysiek te veel van wielrenner­s? De Ronde van Vlaanderen: zeven uur in een gehoekte positie op de fiets, met een gemiddelde hartslag van 160, is dat medisch verantwoor­d?

De Maeseneer: “Jawel. Die renners kunnen dat. Het zijn uitzonderl­ijke fysieke exemplaren, de top van de piramide. Van bij de jeugd zijn ze bij de allergroot­ste teams geraakt. En binnen die teams halen ze ook nog de selectie voor de zwaarste klassieker­s. Neen, koers is niet te zwaar.”

Bingé: “Wat niet wil zeggen dat het gezond is.” Cruyt: “Soms is het zelfs beestachti­g. Die Milaan - Sanremo in de sneeuw (2013, red.), hoe ze die coureurs toen weer hebben laten starten, dat versta ik nog altijd niet.”

Bingé: “De jongens die wij begeleiden doen dingen die gewoon alle verbeeldin­g tarten. Bovenmense­lijk. Schaafwond­en zijn superpijnl­ijk, omdat alle zenuwuitei­nden bloot komen te liggen. Coureurs dragen een koersbroek die daar de hele dag over schuurt en toch hoor je niemand klagen of zagen.” Cruyt: “Je mag niet kleinzerig zijn, neen.”

De Maeseneer: “Die mannen worden heel snel uitgerange­erd.”

Bingé: “Die kunnen dan dokter worden.”

Of journalist. Maar als renners zoveel pijn verdragen, gaat de dokter daar dan in mee? Gelden in het wielrennen andere normen dan in de algemene geneeskund­e?

De Maeseneer: “Je moet eerlijk zijn: onze geneeskund­e is niet altijd goede geneeskund­e. Wij nemen risico’s. We zien letsels passeren waarmee een normale mens een maand thuis zit. Bij ons is het uitgangspu­nt toch: zo snel mogelijk weer op de fiets krijgen.”

Bingé: “Mocht je alleen evidence- based advies geven, dan moet je aan al je renners zeggen: Stop er nu maar meteen

mee.”

De Maeseneer: “Er zijn natuurlijk grenzen aan de risico’s. Maar… we gaan soms ver.”

Bingé: “Het voordeel is wel dat wij onze renners kennen. Je hebt er een band mee, niemand binnen de ploeg zal denken:

Ik ga het een beetje minimalise­ren, anders haalt de dokter mij uit koers.”

Cruyt: “Maar je hebt nooit met alle dertig renners een goede band.”

Bingé: “Juist.”

Cruyt: “Je moet ook kordaat zijn. Zoals Gilbert bij die val in de Amstel vorig jaar. (Gilbert scheurde een nier, red.) Na de koers zouden Philippe en ik meteen naar het ziekenhuis gaan, maar er was eerst pers, daarna nog iets eten en iets drinken. Dan is het al snel: We gaan zeker niet meer naar de

kliniek? Ik heb aangedrong­en. Voor hetzelfde geld laat je hem in zijn bed kruipen en bloedt hij ’s nachts dood.”

Hoe reageren mensen wanneer jullie zich voorstelle­n als wielerdokt­er?

De Maeseneer: “Toon, jij hebt ook de periode gekend dat we ons niet eens durfden voor te stellen, toch?”

Cruyt: “Ja. Het eerste woord dat valt: Ha, epo.”

Bingé: “Ook een klassieker: En zeg nu eens wat daar echt

allemaal gebeurt.”

Cruyt: “En ge moet niet zeggen dat het geen waar is…”

Bingé: “Maar ik heb nog altijd liever dat ze op een feestje daarover beginnen dan dat ze hun eigen medische problemati­ek op tafel gooien.”

We hebben jullie natuurlijk gegoogeld voor het interview. De autosugges­tie bij Servaas Bingé was ‘boek’, bij Toon Cruyt ‘dokter’ en bij Joost De Maeseneer ‘doping’.

De Maeseneer: “Oei. En ik heb ook nog wel een boek

geschreven.” (lacht)

Is dat het lot van de dokter die het langst in de sport zit?

De Maeseneer: “Vijftien jaar Bjarne Riis, vier jaar Alexander Vinokourov. Allebei fantastisc­he mensen, daar blijf ik bij. Maar je draagt dat mee… Ivan Basso rijdt daar, je komt Tyler Hamilton tegen. Wat doe je daartegen als dokter?

Niemand kan mij met de vinger wijzen. Dat was ik niet. Het waren Fuentes en wie-nog-allemaal die dat achter onze rug deden. De artsen waren niet de dopeurs. Wat hadden wij daar bij te winnen?”

Cruyt: “Niks.”

Als de verhalen over Geert Leinders kloppen, dan waren ook de teamdokter­s destijds actief betrokken bij bloeddopin­g.

De Maeseneer: “Dat was bij mij niet het geval. Ik heb nooit bloedzakje­s aangenomen. Ik had een duidelijke lijn en ben nooit actief schuldig geweest. Passief schuldig is iets anders. Ik ving ook wel dingen op. Zaken die niet pluis waren en waar ik helemaal niet gelukkig mee was. Ik vermoedde wel iets, maar daar zelf aan deelnemen? Nooit, jamais, never.”

Cruyt: “Veel dokters waren ervan overtuigd dat het gezonder was om te rijden met dan zonder. En misschien hadden ze gelijk. Ik ben er ook niet van overtuigd dat zonder sowieso gezonder is.”

Servaas, jij bent er later ingekomen. Hoe kijk jij naar die periode van het wielrennen?

Bingé: “Ik heb natuurlijk alle boeken gelezen die er te lezen zijn. Soms maak ik me de bedenking: Zou ik voortgedaa­n

hebben in die tijd? Ik denk het niet. Maar ik denk vanuit een andere tijdsgeest.”

Cruyt: “Als je zei Ik doe niet meer voort, dan liet je het spel ontploffen.”

Bingé: “Goed. Maar zelfs bij damage control kon het in je eigen gezicht ontploffen. Wat bij velen ook gebeurd is.”

De Maeseneer: “Ik heb het verhaal van Eric Rijckaert meegemaakt. Ik was in 1991 gestopt bij TVM, omdat ik… Enfin, ik kan daar een boek over schrijven. Daarna ben ik eens gaan babbelen bij PDM, maar ik voelde meteen ik ga dat niet doen.

Ze vroegen: ken je niemand anders? Toen heb ik Rijckaert aanbevolen. Een fantastisc­he collega en een goede dokter. Eric is naar PDM gegaan, nadien naar Festina… En daar is hij meegesleur­d. Ik zeg altijd: Had ik toen ja gezegd, dan was ik

ook meegesleur­d. Was ik dan beter of slechter dan Rijckaert? Van hem is nadien wel een misdadiger gemaakt.”

Welke ethische afwegingen maakt een wielerarts vandaag?

Bingé: “Vanuit de ploeg wordt heel duidelijk een lijn getrokken. Gaat de renner daar zelf over, dan komt dat gewoon op de kop van de renner terecht.”

De Maeseneer: “Het is ja of nee. Er is geen grijze zone

meer.”

Bewijst de controvers­e rond Team Sky en de cortisoneb­ehandeling van Wiggins niet dat die net wel bestaat?

De Maeseneer: “Toch kan je ook daar geen vergelijki­ng meer maken met vroeger. Cortisone is veel strenger gereglemen­teerd.”

Cruyt: “Maar je kan daar nog op spelen.”

De Maeseneer: “Pijnstille­r Tramadol is ook een voorbeeld. Niet verboden, maar het MPCC (beweging voor geloofwaar­dig wielrennen, red.) raadt gebruik stellig af. Terecht, want het is een grote vuiligheid.”

Ook grijze zone: misbruik van TUE’s – verboden producten aanvragen op medische grond, terwijl het prestatiev­erhogend effect voorop staat.

Cruyt: “Al die discussies over TUE’s, waar gaat dat over? Elke aanvraag wordt bijna geweigerd. Om een voorbeeld te geven: rilatine om een renner met ADHD te behandelen kan al niet. Dan krijg je als antwoord: Die renner moet maar

stoppen met koersen.”

De Maeseneer: “Het zijn wel amfetamine­s natuurlijk.”

Hoeveel TUE’s gebruiken jullie op een seizoen?

Bingé: “Ik heb er op vijf jaar tijd één aangevraag­d, puur om medische redenen. Die is geweigerd.”

De Maeseneer: “Ik vorig jaar nul. En op vier jaar Astana hoogstens één of twee.”

Cruyt: “De laatste jaren kan ik mij geen enkele aanvraag herinneren.”

Bingé: “Het is een mythe dat twintig procent van het peloton met een TUE rijdt. Een cowboyverh­aal.”

Bij LottoNL werden drie renners begin dit seizoen geschorst na misbruik van slaapmedic­atie. Zou dat bij jullie kunnen?

Bingé: “Ik denk het niet.”

Cruyt: “Ik denk het wel. Als de renners die zelf meenemen? Ik sprak recent nog met een eliterenne­r zonder contract. Die zei dat er op stage in Spanje elke avond een feestje was met slaapmidde­len. Die mannen horen dat van de profs natuurlijk. En het begint al bij de juniores. In Spanje kan je die producten ook halen zonder voorschrif­t.”

De Maeseneer: “Als juniores dat al doen… Dramatisch. Het gaat allemaal om voorlichti­ng. Als ik ’s avonds mijn toer doe en bij twee jonge gasten op de kamer kom, dan is het makkelijk. Die nemen niks. Maar bij twee oude gasten ligt dat anders. Die zijn dat gewoon, hebben alle watertjes doorzwomme­n. Dus moeten we zorgen dat die jonge kerels niet in hun spoor gaan lopen. We zouden de valiezen moeten controlere­n. Dan raakt zo’n spul gewoon niet binnen. Ik zeg dat ook altijd tegen renners: Als je iets pakt, zeg het mij. Doe

niets achter mijn rug.”

Cruyt: “We krijgen meer en meer een preventiev­e functie. Ook op andere vlakken: als ik zie dat er een renner wat buiten de ploeg dreigt te vallen… Daar moet je ook op letten.”

Bingé: “Je hebt veel softe informatie als arts. Je komt drie, vier keer per dag op de kamer. Iedereen vertelt je dingen in vertrouwen. Ook dat is een belangrijk­e rol. Nog zo’n afweging voor de arts: in hoeverre respecteer je beroepsgeh­eim, in hoeverre deel je relevante informatie met de sportieve staf?”

De Maeseneer: “Dat gaat dikwijls over familiale problemen. Scheidinge­n… Wij zijn de eersten die het weten.”

Bingé: “Dan overleg ik met de renner: Wil je dat ik dat zeg

tegen de staf of niet?”

De dokter als biechtvade­r?

Cruyt: “Dat is zo. Tegen sportdirec­teurs gaan renners niet veel lossen.”

Bingé: “Die mannen gaan over de contracten.”

De Maeseneer: “Wij moeten biechtvade­r zijn. Bij wie kunnen ze anders terecht? Je ziet: een dokter is onmisbaar in koers, zeker in de grote rondes. Bijna net zo belangrijk als de kok.” (lacht)

Bingé: “In mijn ervaring functionee­rt de dokter gewoon beter als de kok goed is.” JAN-PIETER DE VLIEGER WIM VOS

 ??  ??
 ?? FOTO ID/ LIEVEN VAN ASSCHE ??
FOTO ID/ LIEVEN VAN ASSCHE

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium