Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Parijs Roubaix
Belgische ploegleiders over hun zotte toeren in de Hel
Dirk Demol: “Het begint al voor de start. Ik sta ’s ochtends speciaal vroeg op om liters water te drinken. Zo ben ik verzadigd voor de hele dag en kan ik nog voor de start alles afgieten. Tijdens de koers is het zo hectisch dat er geen tijd is voor een plaspauze.” Hilaire Van Der Schueren: “Net na het Bos van Wallers kan het soms wel nog even stilvallen. Maar Parijs Roubaix met een volle blaas afwerken, dat is geen pretje.”
Demol: “Tijdens de Ronde van Vlaanderen worden de volgwagens voor de Muur van Geraardsbergen en de Koppenberg nog afgeleid en kan je nog even uitpuffen, maar in ParijsRoubaix kan het op elk moment gebeuren.”
Wilfried Peeters: “En als Moeder Natuur toch roept, moet je je fantasie gebruiken. Ik heb al meermaals een bidon gebruikt als pispot.”
Demol: “Hetzelfde geldt voor eten. In de laatste 130 kilometer moet je niet denken dat je nog een smoske naar binnen kan spelen. Ook wij bereiken soms de piste met een hongerklop.”
Walter Planckaert: “Het is hectisch tegen 140 km/u. Fred De Bruyne is na een fietswissel eens vergeten een mecanicien mee te nemen. Een volgwagen van een andere ploeg had die man opgepikt. Toen zij hem een halfuur later passeerden, kon Fred zijn ogen niet geloven. Het had het zo druk dat hij niet eens in de gaten had dat zijn mecanicien was achtergebleven.”
Marc Sergeant: “Toch is het niet voor iedereen even spannend. Tijdens Parijs-Roubaix van 2001 kreeg ik naast mij in de volgwagen het gezelschap van een Franse topman van een toeleveringsbedrijf dat Jan De Clerck van Domo absoluut wilde binnenhalen. Ik denk niet dat die ooit al eens een koers had gezien. Voor de start keek hij al verbaasd omhoog toen hij zag dat er helikopters in de lucht hingen.”
Patrick Lefevere: “Hij vroeg ook wanneer de renners onderweg zouden stoppen voor een gezamenlijke lunchpauze”
Sergeant: “Faire un pique-nique? Zelfs mocht dat het geval zijn, dan had hij het nooit meegemaakt, want na drie kwartier wedstrijd viel hij in slaap. Ondertussen hadden wij vier man bij de eerste tien en reed Wilfried Peeters alleen voorop. Drukte langs alle kanten, maar die meneer heeft er nooit iets van gemerkt. Ik zag onze renners wel raar opkijken toen ze iets kwamen ophalen aan de volgwagen.” Peeters: “Mij is het toen niet opgevallen dat die man aan het slapen was.”
Sergeant: “Knaven had nog maar net aangevallen of mijn passagier schoot wakker. On est où? Ah bon, on est presque à l’arrivée.