Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“De manier waarop Van Holsbeeck en Spreutels bij het vuilnis zijn gezet, is triest”
Topadvocaat SVEN MARY praat vrijuit over zijn paars-witte hart dat bloedt en zijn vriendschap met manager Vincent Mannaert
Sven Mary ademt op zijn 46e nog evenveel paars-wit als toen hij er tot zijn zestiende speelde in de schaduw van sterren als Pär Zetterberg en Johan Walem. Hij hoopt dat de nieuwe voorzitter Marc Coucke beseft dat de grandeur rond de club afbrokkelt en de sfeer in het stadion dramatische proporties begint aan te nemen. “Tijd om het respect voor het instituut Anderlecht opnieuw op te bouwen. Mét Hein voor minstens drie jaar aan het roer. En ik wil gerust depanneren als de vaste huisadvocaat.”
“Met Hein Vanhaezebrouck zou ik graag eens een weekend op een onbewoond eiland doorbrengen.” Je verwacht het niet meteen van Sven Mary (46), maar hij meent het wel. “Dat cynisch kantje van hem, dat gevoel voor humor, met dat pintje in de hand na de match. Eerlijk? Ik mag hem. Hij lijkt mij iemand met wie je uren over alle mogelijke onderwerpen kunt filosoferen. Niet alleen over voetbal. Ik herinner mij zijn nektapijt in de Panini-boekskes vroeger, toen hij nog libero speelde bij Harelbeke. Ik vond hem toen al cool, want ik had ook zo’n tapijt. En een oorbel.”
Dat de statistieken van diezelfde Hein flirten met naoorlogse dieptepunten, wijt Mary aan een slechte wintermercato, veel geblesseerden en de verkoop van de club van zijn hart pal in het seizoen. Hij predikt geduld en raadt het bestuur van Anderlecht aan niet te flirten met andere trainers, maar zijn favoriete eilandbewoner voor minstens drie jaar zijn werk te laten doen.
”De generatie van 1971”
Eigenlijk geeft een van de bekendste advocaten van het land geen interviews meer na de publieke verontwaardiging over het feit dat hij het aandurft om staatsvijand nummer één Salah Abdeslam te verdedigen. Dat zijn kinderen onder politiebescherming naar school moesten en hij geflankeerd door een kleerkast van de politie het voetbalstadion in moest, heeft zijn sporen nagelaten. “Ik heb lang gedacht dat ik de publieke opinie moest overtuigen, maar dat heeft geen zin.”
Over zijn liefde voor paars-wit praat hij wel graag. Zeer graag. Mary is een connaisseur en al jarenlang kind aan huis. Tot zijn zestiende joeg hij in Anderlecht zelf zijn grote voetbaldroom na, de liefde is gebleven. “De generatie van 1971 waren we”, vertelt hij trots. “De generatie van Johan Walem, Pär Zetterberg en Yaw Preko. Met die laatste onder de douche staan was impressionant. Op verschillende vlakken. (lacht)
Een boom van een kerel, onwaarschijnlijk gespierd. Trainen deden we vaak samen, maar meestal speelden zij enkele categorieën hoger. Ik kan hier nu beweren dat ik het ooit ging maken, maar dat was niet zo.”
Blessurelast en een gebrek aan toptalent deden hem switchen naar het plein pal naast het stadion. Het gras werd ingeruild voor parket, de noppen voor sloefkes. Met Brussels maakte hij de stap van derde, naar tweede en finaal de eerste klasse van het zaalvoetbal.
Twee kapotte knieën en stevige ambities in het strafrecht maakten van hem een supporter in de eretribune. “Al moet ik zeggen dat ik sinds de nieuwe voorzitter ook niet meer ben uitgenodigd. Ik zit nu enkele rijen hoger, maar nog steeds mooi in het midden van het plein. Mij hoor je niet klagen.”
Wat hem wel een wrange nasmaak heeft bezorgd, is de manier waarop zijn goede vriend advocaat Daniel Spreutels begin deze week bedankt werd voor bewezen diensten als lid van het uitvoerend comité. “Een telefoontje van anderhalve minuut na 35 jaar inzet voor de club van je hart getuigt van weinig klasse. Onderschat de verdienste van Spreutels niet. Honderden keren is hij het lot van geschorste spelers van Anderlecht gaan bepleiten. Marc Coucke heeft het recht om zijn nieuwe pionnen te positioneren. Maar een beetje meer dankbaarheid was op zijn plaats geweest, vind ik. Ook de manier waarop Herman Van Holsbeeck als manager bij het vuilnis is gezet, is triest. Een sec persbericht zonder een merci? Van Holsbeeck heeft verdorie meer dan honderd miljoen euro winst gemaakt en Anderlecht acht titels bezorgd. Zo iemand verdient een afscheid met de nodige klasse en geen procedureslag over een ontslagpremie en het meteen inleveren van een bedrijfswagen. In dit verhaal gaat uiteindelijk niemand winnen.”
Meesteronderhandelaar
Mary zegt dat hij vurig hoopt dat Coucke weet wat hij aan het doen is. “Hij mag niet raken aan de grandeur van Het Instituut. Dat het allemaal wat professioneler kon na de club decennialang als een familiebedrijf te leiden, daar is iedereen het over eens. Coucke heeft getoond dat hij een meesteronderhandelaar is. Niemand zag hem komen. Plots was hij daar. En stak iedereen de loef af, met een duidelijk plan en veel kapitaal.”
Mary weet waarover hij spreekt, want hij kent de interne keuken van de club goed. En volgde de onderhandelingen van redelijk nabij.
Dat hij naast een huis in Andalusië of in de Toscaanse heuvels ooit droomt van een job op de club steekt hij niet onder stoelen of banken. “Als de vraag zou komen, zou ik het zeker overwegen om hun huisadvo-
“Ik gun mijn goede vriend Vincent alles. Zelfs de Champions League. Maar ik val nog liever dood dan hem zondag zegevierend het Astridpark te zien verlaten.”
“Ik speelde samen met Walem, Zetterberg en Preko. Maar ik kan hier nu beweren dat ik het ooit ging maken… dat was niet zo.”
“Van Holsbeeck heeft verdorie meer dan honderd miljoen euro winst gemaakt en Anderlecht acht titels bezorgd. Zo iemand verdient een afscheid met de nodige klasse en geen procedureslag over een ontslagpremie.”
caat te worden en proberen de resultaten te evenaren van mijn voorganger. Maar ik denk niet dat ze mij gaan vragen. Ik hoor waaien dat er al anderen klaarzitten. Mensen met kennis van sportrecht.”
In het verleden trok hij meermaals met Anderlechtspelers naar de rechtbank die iets mispeuterd hadden. Een dronken Mémé Tchite of Mbark Boussoufa die betrokken was bij een vechtpartij op de parking van de Carré in Willebroek, om er maar een paar te noemen. “Boussoufa heeft nooit een straf gekregen”, klinkt het fijntjes.
Mary houdt van stilisten als Boussoufa, Degryse en Lozano (“uiteraard”). Tielemans? “Interplanetair goed.” Of Milan Jankovic destijds. “Die liep nooit, maar als hij bewoog was het magie.” Maar ook van smeerlapkes als René Vandereycken. “Hij kon iemand een slag verkopen die iedereen op de tribunes had gezien, buiten de ref.” Of werkpaarden als Adrien Trebel. Dat die laatste zondag terugkeert, noemt hij een zegen voor paars-wit. “Met of zonder Trebel Club Brugge te lijf gaan, het maakt een wereld van verschil. En het is aan het publiek om eindelijk eens op te leven. We zijn voetbaltechnisch niet echt verwend de laatste jaren, maar de sfeer heeft dramatische proporties aangenomen. Ik zie heel veel lege plaatsen. Wat mij betreft werkpunt nummer één van de club: van het Astridpark opnieuw een oninneembare vesting maken.”
Een eer die momenteel weggelegd is voor blauw-zwart. Ondanks zijn paars-wit bloed was Mary in de heenmatch nog te vinden in de vipruimte van het Jan Breydelstadion. Aan de Brugse eretafel zelfs. Geflankeerd door Michel Preud’homme, Wouter Vandenhaute en Vincent Mannaert, al meer dan twintig jaar een goede vriend. Restant van hun examenperiode als jonge, veelbelovende rechtenstudenten aan de Brusselse VUB. “Door onze achternamen moesten we altijd vlak na elkaar examen afleggen. Die stress, die ontlading achteraf, dat schept een band.”
De twee horen elkaar geregeld. “Hij doet dat geweldig in Brugge”, klinkt het oprecht. “Ik gun mijn goede vriend Vincent alles. Zelfs de Champions League. Maar ik val nog liever dood dan hem zondag zegevierend het Astridpark te zien verlaten. Het Brugge van voor de winterstop is een geoliede machine. Aanvallend aartsgevaarlijk. Het is aan ons, aan Hein, aan het publiek, om Brugge pijn te doen. Als dat zondag lukt, dan spreken we plots terug over de titel. Met wat ik dit seizoen al gezien heb, zou dat eigenlijk onwaarschijnlijk zijn.”