Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Een icoon tegen wil en dank
Ontnuchterend eerherstel voor roemruchtige zangeres bij The Velvet Underground
Nico, 1988 ★★★★è Van: Susanna Nicchiarelli
Met: rine Dyrholm, John Gordon Sinclair (93 min.)
Nico was in de jaren zestig eventjes de zangeres van The Velvet Underground, waardoor ze een mythische status toegedicht kreeg. Maar halfweg de jaren tachtig was de glans er wel af, bewijst deze film over haar laatste levensjaar.
De muzikale vernieuwers waren in de sixties het symbool van de veranderende tijdgeest, mythisch en ongrijpbaar als goden. Samen met The Velvet Underground, de band rond Lou Reed en John Cale, was de Duitse zangeres Nico destijds een van hen. Lang duurde dat hoofdstuk niet voor haar, maar de iconische status die ermee gepaard ging, tekende wel haar leven. En
het is nog maar de vraag of dat een geschenk is geweest. Groezelige achterzaaltjes
In Nico, 1988 richt de Italiaanse regisseur Susanna Nicchiarelli haar camera op de nadagen van de zangeres, als toerende veertiger in de late jaren tachtig. Tegen die tijd wilde ze vooral niemands idool meer zijn of Nico heten – haar echte naam was Christa Päffgen. Wat ze wel wilde, was een shot heroïne voordat ze aan haar set begon in de groezelige achterzaaltjes waar ze nog welkom was.
Soloalbums zoals The marble index en
Desertshore groeiden uit tot cultklassiekers, en grote namen als Björk en destijds ook Elliott Smith hebben nooit een geheim gemaakt van hun liefde voor Nico’s muziek. Maar in de jaren na haar kortstondige samenwerking met The Velvet Underground interesseerde haast niemand zich voor haar solorepertoire.
Je voelt haast plaatsvervangende schaamte wanneer in de film de zoveelste interviewer uitsluitend polst naar die roemruchte muzikale periode. Alsof de zeven eigen albums die ze sinds toen uitbracht maar een voetnoot waren. Hoe groot kan de schaduw van het verleden zijn?
Nico, 1988 is geen feitenrelaas over de open ondergang van een muzikaal icoon, zoals je het wel vaker op het witte doek ziet. Nico’s complexe persoonlijkheid laat zich ook niet zomaar vangen in een al te schoolse biopic.
Fikse kater
Voor het verhaal dat zich afspeelt tegen de achtergrond van Nico’s laatste tournee, greep Nicchiarelli, die zelf ook het scenario schreef, in de eerste plaats terug naar getuigenissen van haar entourage. In de Deense actrice Trine Dyrholm (Kollektivet) vond ze een onbetwist talent dat de zangeres met gepaste nuchterheid en desillusie neerzet. Het gezicht dat ze geeft aan de tol van jarenlang druggebruik en verstoken appreciatie, heeft grauwe trekken.
Het was Andy Warhol die in 1964 in Nico een muze had gezien, waarna hij haar twee jaar later een rol gaf in zijn film Chelsea Girls. Voordien was ze onder meer in Fellini’s La
Dolce Vita al even te zien geweest.
In die jaren zestig groeide de popcultuur uit tot een nieuwe religie en Warhol was de messias. Het was in The Factory, zijn studio in New York, dat hét gebeurde. Nico dook er geregeld op en verbond uiteindelijk haar lot met dat van The Velvet Underground. Met haar looks en stem moest ze de band op de kaart helpen zetten.
In 1966 liet Warhol haar drie nummers inzingen op hun debuutalbum The Velvet
Underground & Nico. Dat het genoeg was om haar leven lang aan de band gelinkt te blijven, is intussen wel duidelijk. Niet veel later stuurden de bandleden de befaamde kunstenaar-muziekproducer de laan uit. Ook Nico mocht beschikken, al gaat het verhaal ook dat Lou Reed het vooral niet pikte dat zij hem had afgewezen om daarna een affaire met John Cale te beginnen.
Nico hield aan het hele debacle een fikse kater over. Ze rekende af met haar modellenlook door haar blonde haren donker te verven en nog uitsluitend zwarte outfits aan te trekken. “Ben ik lelijk”, vraagt ze als veertiger in Nico, 1988 aan haar tourmanager. Hij maakt er zich vanaf met een ironische “Ja, verschrikkelijk”. Maar zij neemt zijn antwoord ernstig. “Goed zo, want ik was niet gelukkig toen ik mooi was.” Het is met zulke terloopse antwoorden dat de tragiek van haar leven er het diepst inhakt.
Geen hocus pocus
Meestal zien we op het grote scherm niets liever dan dat onze helden, die voor ons als goden zijn, in hun nakie tot doordeweekse stervelingen worden herleid – ontdaan van dat aura van perfectie. Maar aan die onttovering geeft de filmmaakster hier niet toe. Nico blijft te allen tijde iets mythisch en ongrijpbaars behouden, wat natuurlijk ook Dyrholms verdienste is. Het filmfestival van Venetië bekroonde de film in een nevencompetitie.
Nico, 1988 is een rauw portret van een artieste voor wie haar iconische status haar grootste gesel werd. “Ik heb aan de top gestaan, ik heb aan de grond gezeten. Op beide plekken is er alleen leegte.” Voor een carrière die nauwelijks de waardering kreeg die ze verdiende, is deze film een ontnuchterend eerherstel.