Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Bart Lens Architect
De Hasseltse architect Bart Lens is Bouwmeester van Bokrijk en curator van het Openluchtmuseum. Hij ontving onlangs de Henry Van de Velde Lifetime Achievement Award en bracht zopas een boek uit met renovatieprojecten. Een gesprek over wat was, wat is en wat zal zijn.
In Diets-heur in Limburg plaatste Lens°ass architecten een glazen box in een oude vierkantshoeve, om er een dokterspraktijk te huisvesten. Vanuit die glazen doos zijn het originele dakgebinte, dat bleef zoals het was, en de oude vloeren errond te zien. De bewoner omschrijft hoe bijzonder het wachten in de wachtkamer kan zijn, vooral in de winter ‘als kleine sneeuwvlokjes door de kieren van de oude pannen worden geblazen en aan de buitenkant van dat glas naar beneden dwarrelen.’ Het nieuwe boek over renovatie dat Bart Lens uitbracht staat bol van deze belevingen. Erdoor bladeren is al evenzeer een ervaring, want ook in het boek zitten details verscholen die zich niet meteen prijsgeven. Zo werden de katernen ingebonden met zes verschillende kleuren draad, enkel te zien tussen de katernen door en op de kopse kant. Zelfs de titel is op twee manieren te lezen. Is het “Renovate!” op zijn Engels of “Renovatie” in het Nederlands? De letter “i” speelt een dubbele en verwarrende rol door omgedraaid te staan. Een detail dat Bart Lens heerlijk vindt. “Je mag het lezen zoals je wilt,” lacht hij. Maar zijn relaxte houding, atypisch voor een architect, bedriegt. “Wij zijn wel degelijk perfectionisten, hoor. Het is niet omdat we sommige elementen van een oud gebouw onveranderd, afgebrokkeld en origineel laten, dat we niet van perfecte afwerking houden. Alleen moet de afwerking nuttig zijn en niet overbodig.” Architect Bart Lens vond het een evidentie om voor zijn derde boek het thema renovatie uit te diepen, aan de hand van vijftien projecten, die hij zelf als volgt samenvat: ‘Vooral woningen, maar ook een kippenhok en een beschermd monument. En een caravan.’
Waarom dit boek?
‘We wilden iets vertellen waarvan we denken dat we ons erin verbijzonderen. En dat is toch wel renoveren en herbestemmen. Dat is wat ons vuur brandend houdt, wat ons uitdaagt en prikkelt. We hebben in de loop der jaren heel wat expertise opgedaan rond oude Vlaamse bouwtechnieken, volkse architectuur en landschappen. Zowel in mijn eigen bureau als in Bokrijk, waar ik curator ben. Daar willen we tegen 2021 zo’n 120 gebouwen gerestaureerd hebben, samen met andere architectenbureaus, uiteraard.’
Wat zijn de kenmerken van goed renoveren?
‘Het gaat over een specifiek antwoord geven op een concrete en soms heel simpele vraag. Goed renoveren is elimineren wat storend is, en daarna zorgvuldig en bescheiden toevoegen. Op zo’n manier dat alles leesbaar blijft in zijn context. Een stal moet een stal blijven, maar je moet niet op stro gaan zitten. Als een stal is gemaakt voor koeien en varkens, dan hadden die ook ramen. Je moet daar geen fermetteramen insteken. Maar juiste en eigentijdse zaken toevoegen doen we wel. Wij gaan niets uit de weg. Zelfs een hopeloos geval of perte totale kan voor ons interessant zijn. Als een plek goed voelt en ons prikkelt, dan doen we het.’
Vroeger was het beter, wordt weleens gezegd. Wat was er vroeger beter in de architectuur?
‘We bouwden meer met minder. Met minder bouwlagen, minder verschillende materialen, minder verschillende afwerkingen, minder dingen werden verstopt. Wat je ziet is wat je kreeg: bakstenen muren, houten vloeren, meubels, deuren, lambrisering én plafonds…. We bouwden
ook intuïtiever en meer vanuit het gezond verstand. Meer de pure architectuur. De overheersende windrichting bepaalde hoe een boerderij neergezet werd. Of de afloop van regenwater in een heuvellandschap. Of het zicht op het nabijgelegen dorp.’
Wat kunnen we nu beter?
‘Sommige technieken maken dat bepaalde dingen die vroeger onmogelijk waren nu wel kunnen. Strakke raamkaders bijvoorbeeld. Of een inpandig dakterras. Dat is een soort gat in het dak, waardoor een veilig mini-terras ontstaat. Het effect daarvan is fantastisch: wat is heerlijker dan een slaapkamer waar een deur wijd open kan gezet worden? Dat is een heel andere sfeer dan een schuin dakraam.’
Is er vandaag meer aandacht voor erfgoed, vind je?
‘In de architectuurwereld wel, ja. Er is een stroming van jonge architecten die echt op zoek gaat naar oude technieken, naar slim herbestemmen en naar ambachten. Begrippen als cradle to cradle, hergebruik, bodemgevonden lokale materialen en traditionele houtverbindingen zijn sexy termen, maar eigenlijk hebben we dat in Vlaanderen altijd goed gedaan. We hebben het dan wel volgebouwd, er is altijd wel respect geweest voor eigenheid. Alleen zijn we na de Tweede Wereldoorlog even de weg kwijt geweest. We renoveerden té grondig en strak. Te weinig uitgaand van de plek zelf. De computer heeft dat versterkt: een ontwerp kan er fantastisch uitzien op plan, maar wat telt is hoe het aanvoelt in de praktijk. Stilaan evolueren we terug naar die eigenheid. Niet alleen in de architectuur is er aandacht voor erfgoed: denk aan de populariteit van oude granen en oude bakmethodes voor brood, aan de diversiteit van originele bierbrouwerijen... Ik werk sinds 2014 als curator voor Bokrijk. Daar werken we volop aan hoe we oude ambachten en technieken een nieuwe toekomst kunnen geven. Dat inspireert mijn werk als architect. En omgekeerd natuurlijk ook.’
Hoe ga je concreet te werk bij een renovatie?
‘Eerst sturen we een landmeter. Het is voor ons essentieel om goed te weten waar het over gaat. Op plan krijg je bijkomend inzicht. Vervolgens gaan we ter plekke, mijn vennoot Thijs Prinsen en ik. Dan laten we ons eerst rondleiden door de opdrachtgevers. Die laten we vertellen wat ze willen doen, waar ze van dromen, hoe zij het zien. Daarna vragen we hen om te vertrekken en lopen we zelf nog een paar uur rond. We bekijken alles tot in de details, openen ramen, bekijken doorzichten, tikken op balken, kruipen op de zolder... Dan gaan we samen aan het ontwerpen. Het concept van de verbouwing moet op een bierkaartje getekend kunnen worden. Dan is het een sterk idee en dat is het vertrekpunt. Daarmee gaan we samen verder aan de slag met de opdrachtgevers. Eens de werf start, gaan we wekelijks langs. Daarbij hebben we geen schrik om nog aanpassingen te doen. Een gat in de muur toonde een zicht op een oude eik wat verder op een heuvel. Dan aarzelen we niet en zorgen we dat er alsnog een raam komt. Want dat is onschatbaar. In principe zijn in veel oude gebouwen de ramen en deuren zeer slim gezet. Waarom er één toe metselen om er daarnaast een ander te zetten? Als ontwerper moet je je aanpassen aan wat er is. Je computerprogramma moet voor jou werken, niet andersom.’
Zijn er technieken of materialen die je vaak gebruikt?
‘We houden van glazen dakpannen. Hoe dat ooit zo gekomen is? Uit een concrete situatie waar ik absoluut geen Velux wilde plaatsen in een prachtig dak met Boomse pannen. Er zaten glazen dakpannen in de schuur ernaast. Die haalden we er uit en door ze slim in het dak van het woonhuis in te plannen, hadden we geen nieuwe materialen nodig én werd het originele dak behouden. Glazen dakpannen komen sindsdien regelmatig terug bij ons. En zijn makkelijk tweedehands te vinden.’
Kan elke aannemer jullie projecten aan?
‘De mindset moet juist zijn. Onlangs nog hadden we een discussie met een aannemer die oude bakstenen absoluut recht wilde slijpen. Stel je voor: dan gaat de steen kapot, maar verdwijnt ook alle karakter. Ik heb die laten stoppen. Onze aannemers gebruiken kalk- of leemmortels om te voegen. Die kan je er zo uitkrabben als je wil. Maar toch gebruiken we ze. Want die vormen het lange leven van zo’n gebouw. Die zorgen ervoor dat het kan ademen en wat bewegen. Daardoor blijven die gebouwen zo goed overeind en ontstaan er geen scheuren. Zo is dat. Er zijn aannemers die echt goed zijn in verbouwingen. Die kunnen om met patine en imperfectie. Maar ze kunnen ook onze perfectie aan.’