Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Kuifje in Afrika
De laatste jaren heb ik een haat-liefderelatie opgebouwd met het medium televisie. Bijgevolg kijk ik heel selectief en doorgaans is een programma al een paar weken bezig voor het op mijn radar verschijnt. Zo ging het ook met Op Eén, waarin Kobe Ilsen probeert te achterhalen hoe goed – of slecht – België het doet in vergelijking met andere landen. Hij baseert zich daarvoor op lijsten zoals die door een handvol internationale instanties werd opgesteld. Van wie kunnen we nog wat opsteken en wie stellen we met gemak in de schaduw? Een geestig uitgangspunt voor een programma, en toen ik vorige week toevallig middenin aflevering vier viel, bleef ik plakken. Dat had in eerste instantie met de prachtige beelden te maken. Bevestig een camera aan een drone, film er wat weidse landschappen mee en je hebt mijn aandacht. Maar ook de vraag die het programma trachtte te beantwoorden prikkelde de nieuwsgierigheid: waar koop je het meeste huis voor het minste geld? Ik zag een architect die zijn peperdure appartementje in Hongkong zo ingenieus had ingericht dat hij zelfs op een krappe 30 vierkante meter niets tekortkwam. En enkele seconden later duizelden we in een helikopter boven de Australische bossen waar je bij wijze van spreken een hele vallei cadeau kreeg bij de aankoop van een villa. Je kon er wat kanttekeningen bij plaatsen – er werd bijvoorbeeld niet gerept over het gemiddelde inkomen in beide landen, toch geen detail als het over cash uitgeven gaat – maar de tegenstellingen werden dankzij de slimme montage knap beklemtoond. Deze week werd ons onderwijsniveau tegen het licht gehouden, door de extremen in Singapore en Benin te analyseren. Daar volgde Kobe telkens een dag in het leven van een leerling. Het leverde niet alleen fraaie televisie op, maar ook pakkende verhalen. Die hadden alvast één ding gemeen: je werd er in geen van beide gevallen vrolijk van. In Singapore – de primus als het over onderwijs gaat – beschouwden ze zelfs de tweede van de klas als een loser en bleek de prestatiedruk zo zwaar dat heel wat jongeren hun klim naar de top uiteindelijk letterlijk namen: ze zochten de hoogste wolkenkrabber uit en sprongen vervolgens hun einde tegemoet. In Benin dáchten ze niet eens aan een toekomst. Daar was gewoon overleven al moeilijk genoeg. Bovendien werd in beide culturen het geweld niet geschuwd. In Azië hadden ze zwepen in een fluokleur naar keuze om de leergierigheid op peil te houden. De Afrikanen hielden het bij een ouderwetse riem. Kobe stond erbij en keek ernaar, met alsmaar groter wordende ogen. Kuifje in Afrika, anno 2018. Het viel ’m niet mee om de juiste houding aan te nemen waarmee hij naast dat kleine bange meisje haar uitzichtloze bestaan kon kaderen. Bijgevolg zag je ’m met de seconde steeds dieper verzanden in zijn eigen machteloosheid. De machteloosheid die je op dat moment als kijker ook voelde. Misschien stond dat vooraf netjes genoteerd in de regieaanwijzigingen – bij televisie wordt spontaniteit doorgaans vier keer gerepeteerd – maar ik geloofde hem. In die mate dat ik me niet meteen een presentator voor de geest kon halen die dit programma béter had kunnen presenteren. Op de koop toe was de conclusie van beide afleveringen dezelfde: België stond in de top tien van meest betaalbare woningen ter wereld én ons onderwijs bleek van topniveau. Ik schonk mezelf een wijntje in en dacht: we hebben het hier zo slecht nog niet.