Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Pierre krijgt na 104 jaar zijn soldatengraf
Hobokenaar en twee andere gesneuvelde Belgische militairen eindelijk geïdentificeerd
Drie Belgische soldaten die op 24 oktober 1914 in de cruciale IJzerslag op een kilometer van de Grote Markt van Diksmuide sneuvelden, worden op 1 juli in De Panne begraven. De drie – onder wie Hobokenaar Pierre Pintens – werden in 2016 gevonden en nu ook eindelijk geïdentificeerd.
Met militaire eer worden op zondag 1 juli op het Belgisch soldatenkerkhof van De Panne de stoffelijke resten van Hobokenaar Pierre (Petrus) Pintens – toen net geen 24 –, de toenmalige 26-jarige Gerard Dethier uit Dalhem (Luik) en Felix Jacquet uit Seraing (Luik) plechtig bijgezet.
De drie werden samen met een anonieme Franse marinefuselier – die inmiddels op het Franse kerkhof bij Ieper ligt begraven – tijdens een archeologisch vooronderzoek gevonden ten zuidoosten van Diksmuide. Dat gebeurde op een terrein langs de Diksmuidse Rijkswachtstraat waar intussen een volledig nieuwe wijk is gebouwd. Het gebeurt nog zelden dat Belgische gesneuvelden worden gevonden, maar Defensie zette alles in om de jongemannen een naam en een gezicht te geven. Volgens luitenant-kolonel Rudy Baert wees alles erop dat de vier begraven waren in een ondiepe loopgracht.
Op nauwelijks een halve meter diepte werden naast elkaar beenderen gevonden alsook vondsten zoals een pijp, een hoopje ijzer dat ooit een pistool was, een potlood en een kam, maar bovenal lagen er bij drie van de vier skeletten uniformknopen van het 12de Linieregiment. Dat regiment was onderdeel van de Derde Divisie van de beroemde generaal Le- man. Die kreeg als eerste in augustus 1914 klappen bij Luik, trok zich nadien al vechtend terug en stelde zich via Antwerpen boven de IJzer weer op.
Oog van de orkaan
Daar kwamen de 5.000 soldaten van de 11de en 12de Linie in het oog van de orkaan terecht. Samen met 7.000 Franse mariniefuseliers moesten ze in een bruggenhoofd ten oosten van Diksmuide op de rechteroever van de IJzer de stormloop van het hele Vierde Duitse Leger tegenhouden.
Het regende Duitse obussen op de nog zeer rudimentaire Belgische loopgraven. “La position n’est
plus tenable” (de positie is onhoudbaar), meldde de Compagniecommandant van Pintens op zaterdag 24 oktober en trok zich terug. Toch moest de Compagnie
haar positie heroveren, maar slaagde in haar opzet. Daarbij vielen doden, waaronder de jonge Hobokenaar Pintens. In elk geval noteerde commandant Cogneaux het volgende: 18u. Begraving van twee van onze mannen: Jacquet en Pintens en van een zekere ‘Destrer’ van de Derde Compagnie.
De Belgen hielden stand, maar op 10 november veroverden de Duitsers toch de rechteroever én het volledige gebied van Diksmuide. Voor de rest van de oorlog bleef deze zone Duits.
De uniformknopen en de plaats waren al indicaties, maar de ontdekking van het veldrapport gaf de doorslag om namen op de gezichten te kunnen kleven. “Daardoor konden we de verlieslijst van wel dertig namen al flink afvinken”, aldus kolonel Baert. Uiteindelijk gaf DNA-onderzoek voor Pintens voor 100% zekerheid. Vanuit de heemkundige kringen in Hoboken werd gezocht naar afstammelingen. Op voorwaarde van anonimiteit werd DNA-materiaal afgestaan door een ver familielid. Het gaat om familie langs de kant van Pintens’ moeder, Louisa Weehuysen.
Pintens werd op 5 november 1890 geboren in Mortsel, maar zijn ouders verhuisden al rond 1900 naar Hoboken. Hij deed zijn militaire dienst bij de Luikse 12de Linie. Direct na zijn legerdienst ging hij langs de Sint Bernardsesteenweg in Hoboken wonen samen met zijn vrouw Louiza Claessens. Ze kregen eind 1911 een dochter Josephina die al in 1933 kinderloos overleed. Pintens werd pas in oktober 1923 dood verklaard. Louiza Claessens hertrouwde het jaar daarop en overleed in 1988 op 96-jarige leeftijd.