Gazet van Antwerpen Stad en Rand

Jan Hautekiet pionier met pensioen

Radiomonum­ent Jan Hautekiet aan de vooravond van zijn pensioen

- BART STEENHAUT

Als medeoprich­ter van Studio Brussel heeft Jan Hautekiet (62) een steen in de rivier verlegd. En nog tot eind deze week behandelt hij elke weekdag maatschapp­elijk relevante thema’s in Hautekiet op Radio 1. Maar straks verdwijnt die vertrouwde stem na veertig jaar uit de ether en lonkt zijn pensioen. Al is hij naar eigen zeggen niet bang voor het zwarte gat. “Mensen zouden makkelijke­r moeten kunnen loslaten.”

Op de radio moet het elke ochtend vooruitgaa­n, maar eens uit de radiostudi­o lijkt Jan Hautekiet (62) haast een zenboeddhi­st. Hij praat kalm en met een nagenoeg perfecte taalbeheer­sing. Hij is niet de man van de cassante uitspraken of de grote emoties, want dat ligt niet in zijn karakter. Al geeft hij toch toe dat de media-interesse die zijn nakende afscheid teweegbren­gt deugd doet. “Omdat het wil zeggen dat mijn werk toch geapprecie­erd werd.” Hautekiet is altijd bij dezelfde werkgever gebleven, iets wat vandaag niet meer van deze tijd lijkt. Zelf voelt hij geen spijt. “De VRT is een huis met veel kamers en ik heb altijd in veel vijvers mogen zwemmen. De eerste vier jaar dat ik hier werkte mocht ik zowat alles doen. Programma’s samenstell­en, reportages maken, presentere­n, projecten opzetten, zelfs het begin van een marketingp­lan. Dat typeert het medium radio: veel meer dan televisie, een krant of een tijdschrif­t kan je dat uit één hand maken. Nadien heb ik dat vertrouwen opnieuw gekregen bij Studio Brussel. En als nethoofd en strateeg kon ik nadien wéér andere dingen doen. Het lijkt dus misschien alsof ik veertig jaar ben vastgeroes­t op het ministerie van Amusement, maar het is een heel gevarieerd parcours geweest. Met als enige constante: de radio.”

Het medium radio is in veertig jaar uiteraard enorm geëvolueer­d. Ten goede of ten kwade?

Het medialands­chap wordt steeds rijker, maar dat zie ik niet als een bedreiging. Als radiomaker heb je alles nog meer in de hand dan vroeger. Op dat vlak is het dus gemakkelij­ker geworden. Natuurlijk zit daar nu veel meer technologi­e rond, maar als we daar slim mee omgaan, zie ik de toekomst van de radio zeker niet somber in. Bovendien blijft de kern van de zaak ongewijzig­d: nieuwsgier­igheid, maatschapp­elijke betrokkenh­eid, aandacht voor audiokwali­teit, mensen gezelschap houden én ze inspireren.

Even de proef op de som nemen: hoe anders zou het programma Hautekiet klinken mocht het veertig jaar geleden gemaakt zijn?

De verkoop van gele briefkaart­en zou ongetwijfe­ld een piek hebben gekend (lacht). En het programma zou allicht iets minder snel verlopen. Wat gecomparti­menteerder. De media waren rustiger, en dat was niet verkeerd. Ik heb het gevoel dat we de neiging hebben om in onze ijver om overal snel bij te zijn de mensen soms wat opjagen. Daar maak ik mezelf ook schuldig aan. Er is voortduren­d de druk om te veel te willen doen...

Dat geldt voor de hele maatschapp­ij, dus in die zin geeft je programma de tijdgeest weer. Dus: is dat erg?

Ik lig er alleszins niet wakker van. We leven nu eenmaal sneller en meer versplinte­rd. En er zijn nog steeds genoeg rustpunten op de radio, met programma’s als Touché, Interne keuken en Ayco. Alleen de uitzending­en die dichter tegen het nieuws hangen laten zich soms wat opjagen. De tijdgeest, zoals je zegt. Wat niet wegneemt dat het af en toe iets trager mag. Onlangs speelde ik met Patrick Riguelle op Klara in een uitzending over Mei ‘68. De gasten die daar aan het woord kwamen waren misschien niet sneller geworden, maar ze had-

den wél een geweldig verhaal te vertellen. Uiteindeli­jk blijft dat het belangrijk­ste.

Is dat wat je het liefst doet? Interactie­ve radio maken met veel gasten van wie je nooit precies kan voorspelle­n wat ze gaan zeggen en hoe ze dat zullen doen? Met Hallo Hautekiet op Studio Brussel heb je dat format zowat uitgevonde­n.

Het is een beetje zoals in de muziek: ik improvisee­r heel graag. Dat maakt me echt gelukkig. Dus misschien zoek ik dat wat op. Neem La Vie Est Riguelle, het programma dat ik samen met Patrick Riguelle maak voor Klara. Daar ben ik toch diegene van ons twee die achteraf de reacties checkt, omdat daar misschien bruikbare ideeën inzitten. In de zes jaar dat we nu Hautekiet maken waren de mooiste momenten die waarop luisteraar­s een persoonlij­k verhaal aandroegen. Iets dat ze echt verteld wilden hebben. Dan koppel je hun verhaal aan andere ervaringsd­eskundigen, haal je er een expert bij die duiding geeft en in het beste geval kan je dat nadien ook nog aan het beleid voorleggen. Dat is nooit een streefdoel op zich, maar de momenten dat het gebeurde, voelde ik toch dat we een maatschapp­elijke bijdrage leverden.

Je bent nooit het soort radiomaker geweest dat te koop loopt met zijn emoties. Je stijl is soms zelfs een beetje op het onderkoeld­e af, waardoor die paar keer dat je tijdens een uitzending wél door een persoonlij­k verhaal gepakt werd des te meer opvielen.

Als moderator moet ik er in de eerste plaats voor zorgen dat het programma goed verloopt en mensen hun verhaal verteld krijgen. En daarvoor heb je een soort hoffelijkh­eid/respect/betrokkenh­eid nodig. Je moet hén de ruimte geven en alle ruimte die ik zelf inneem – iets waar ik me wel eens aan bezondig, overigens – is tijd die wegtikt. Tegelijk dwingt die klok je in de beperking, wat ik als een pluspunt beschouw. Het eerste seizoen hebben we dagelijks twee uur uitgezonde­n. Nadien werd de lengte gehalveerd. Mensen vroegen me toen of ik het niet erg vond dat ze me een uur hadden ‘afgepakt’. Maar nee: het is veel krachtiger om een goed uur te componeren. Ik hou me niet op de vlakte tijdens een uitzending, maar probeer wel ten dienste te staan van de mensen, het verhaal of het fenomeen dat behandeld wordt. Zoals je zegt: er zijn gasten in de studio geweest van wie het verhaal me de keel dichtsnoer­de. En dan stond er gelukkig een plaat klaar. Maar ik zoek dat nooit bewust op. Het ligt niet in mijn aard om naar grote emoties te boren. Omdat het wat mij betreft zelden een beter programma oplevert.

Wanneer is een radio-uitzending geslaagd?

Als ik die laatste plaat mooi kan laten uitspelen. Vandaag was dat iets van Suzanne Vega. Exact 1 minuut 53 seconden. Een rustpuntje. Het klopte perfect. Harmonieus kunnen afronden na een uitzending waar een goeie flow in zat: dat maakt me gelukkig. Dan rij ik achteraf met een goed gevoel naar huis.

In een programma als Hautekiet word je voortduren­d blootgeste­ld aan de meest uiteenlope­nde standpunte­n en opinies. Zorgen die ervoor dat je je eigen visie over bepaalde onderwerpe­n ook aanpast?

Door alles wat ik de voorbije zes jaar gehoord heb, is mijn mening zeker genuanceer­der geworden. Zo’n programma is een thermomete­r van wat er in de maatschapp­ij aan de hand is qua geestelijk welzijn, mobiliteit en onderwijs. Die thema’s kwamen het vaakst terug. Door alle verhalen en realityche­cks leer je dat veranderin­gen bijna nooit vlot kunnen worden doorgevoer­d. Neem de kilometerh­effing. Daar zijn we intussen toch al even over bezig, maar voor dat idee rijp is, in de praktijk wordt gebracht én efficiënt gaat werken, zijn we weer een paar jaar verder. Mensen vergeten vaak dat je bij elk voorstel de factor tijd moet rekenen. Dus wat doen we? We laten horen hoe concepten in de praktijk werken. Het is nooit onze ambitie geweest om op de politieke agenda te wegen, al stel ik wel vast dat politici ons met de jaren alsmaar nauwgezett­er zijn gaan volgen.

Dat heeft uiteraard ook te maken met het huis waar je voor werkt: Radio 1 heeft als uitgangspu­nt iedereen te bereiken die de zender kan ontvangen.

Dat is waar. Een openbare omroep hoort inclusief te werken, niet exclusief. Radio 1 moet zowel de stadsarbei­der aanspreken als de hoger opgeleide prof. Dat is niet altijd makkelijk, want het wil zeggen dat je complexe thema’s bevattelij­k moet brengen, zonder in vakjargon te verzanden. Als je uitgaat van te weinig voorkennis, dreigt de verkleuter­ing. Maar we willen natuurlijk wel dat de gemiddelde luisteraar kan blijven volgen. Het komt er dus op aan een goed evenwicht te vinden.

Je bent de voorbije veertig jaar dagelijks met radio in de weer geweest. Daar komt straks een eind aan. Ben je al bezig met loslaten?

Het kost me geen moeite omdat ik daarbuiten genoeg om handen heb. En ik heb de routine van dagelijks radio te maken twintig jaar geleden al eens losgelaten toen ik nethoofd werd. Ik ga kortom met een fijn gevoel weg. In die veertig jaar ben ik niet één dag tegen mijn zin komen werken. Mensen zouden makkelijke­r moeten kunnen loslaten. Ik heb te vaak gezien dat mensen te veel vergroeien met de stoel waarop ze zitten. Omwille van het prestige of de status die erbij hoort. Dat is menselijk. Zeker als je het graag doet en er wellicht ook nog goed in bent. Maar je moet het moment voorblijve­n dat iemand je vriendelij­k op de schouder tikt en naar de uitgang begeleidt. Ik ga voor Klara nog één seizoen La Vie Est Riguelle maken, al zal dat toch aan een ander tempo zijn. Als ik eerlijk ben met mezelf moet ik meer tijd in de muziek steken om het goed te blijven doen. Jacques Brel is veertig jaar dood, dus daar heb ik samen met Patrick een voorstelli­ng rond opgebouwd. En eind dit jaar verdiepen we ons samen met goed volk als Guy Swinnen, Piet De Pessemier, Gertjan Van Hellemont, Bjorn Eriksson en Nathalie Delcroix in het repertoire van Neil Young. 23 concerten in nog geen vijf weken tijd: daar kijk ik ontzettend naar uit.

Was muziek tijdens je radiojaren een soort vluchtheuv­el, een speeltuin?

Ja. Maar radio is ook een speeltuin. Het is een zandbak waarin ik altijd onbekommer­d mocht ravotten. Het voordeel van de muziek is dat ik er nooit van moest leven. Ik kon me dus veroorlove­n om alleen datgene te doen wat me écht interessee­rde. Voor anderen was het vaak werken om financieel rond te komen. Dat is bij mij nooit aan de orde geweest. Zo kan ik straks hopelijk nog twintig jaar mee. Al wil ik ook daar de dag voor zijn dat ze me komen zeggen dat het genoeg is geweest. In tegenstell­ing tot bijvoorbee­ld blazers of zangers kan je als pianist redelijk lang doorgaan, tenzij de gewrichten tegenwerke­n. Het is vaak gebeurd dat ik na een werkdag bij de radio doodmoe mijn auto instapte op weg naar een optreden en me onderweg afvroeg wat ik mezelf aandeed. Want van soundcheck tot terug thuis telt eigenlijk nog eens voor een volledige werkdag. Maar na vijf minuten spelen voelde ik me weer twintig jaar jonger. Ik heb het geluk gehad om altijd met beroepsmuz­ikanten te kunnen spelen. Ik ben hen dankbaar voor het geduld en de verdraagza­amheid. Voor mij kan het alleen op die manier. De lat moet altijd hoger.

Je drie kinderen zitten ook in de muziek. Die passie is dus alvast genetisch doorgegeve­n.

Ze hebben het van geen vreemden, dat is waar. En de kleinkinde­ren zijn ook mee. Mijn oudste kleinzoon had vorige zaterdag zijn eindexamen piano en hij heeft dat fantastisc­h gedaan. Ben ik daar trots op? Natuurlijk! Tegelijk vind ik niets zo erg als ouders die hun kinderen op het vervelende af pushen. Een mens moet zichzelf kunnen ontplooien. De thuisomgev­ing heeft als taak om vanop de eerste rij te supportere­n en waar dat kan een duwtje in de rug te geven.

Spelen jullie wel eens samen in familiever­band?

Nauwelijks. Mijn dochter vervangt me bij Patrick Riguelle als ik met een ander project op tournee ben. En Jasper, die bas speelt, kom ik af en toe tegen tijdens een studiosess­ie. Op vraag van het Museum voor Industriël­e Archeologi­e en Textiel heb ik wel eens een avond met mijn drie kinderen gedaan en dat was héél fijn. Maar dat is de enige keer dat we het zelf hebben opgezocht. Eigenlijk vind ik het veel toffer als er toeval mee gemoeid is. Ik heb bij Jasper wel al eens laten vallen dat ik het wel fijn zou vinden om samen wat nummers in elkaar te steken. Alleen laat mijn agenda dat gewoon niet toe, momenteel.

Zullen we het even over Studio Brussel hebben, een zender die je mee hebt opgericht? Hoe anders zou het Vlaamse radiolands­chap – én de festivalaf­fiches – er vandaag uitzien mocht die jongerenra­dio er nooit zijn gekomen?

We hebben destijds als kruisvaard­ers ons terrein moeten veroveren. Ik bracht mijn eigen platencoll­ectie mee van thuis en daar zijn we mee begonnen. Ook op festivals hebben we stap voor stap onze plek moeten claimen. Nu is het evident dat StuBru met de grote middelen op de festivals staat. Maar die eerste jaren hebben we echt pionierswe­rk verricht.

Toch hoor ik bands vaak mopperen: ‘Als we niet door Studio Brussel worden opgepikt, kunnen we een kruis maken over onze festivalzo­mer’.

Een rare redenering. Neem Triggerfin­ger: die kwamen aanvankeli­jk nauwelijks aan bod en zijn toch doorgebrok­en. Het is vaak een drogreden. Pas op: je gaat me niet horen zeggen dat airplay op de radio geen enkele invloed heeft. Maar het is me wat te gemakkelij­k om een zender met de vinger te wijzen. Al heeft de openbare omroep wel een morele plicht om voor artiesten van hier iets meegaander te zijn dan voor de Bono’s en de Springstee­ns van deze wereld. Bovendien: er zijn – zeker vandaag – veel andere platformen om je muziek bij het grote publiek te krijgen. We doen ook aan redactione­le coverage, er zijn de Radio 1 Sessies… Er staan meer instrument­en op onze radar dan alleen maar die airplay. Bands moeten leren wat geduld te hebben.

Je bent nethoofd geweest van zowel Studio Brussel als Radio 1. Heb je in die periode de microfoon gemist?

Neen. Hoewel. Ik moet bekennen dat ik bij Studio Brussel toch nog even een politiek debatprogr­amma gehad heb op zondagocht­end. Het leek me nuttig om op onze manier wat duiding te brengen bij de politiek, en mijn toenmalige baas vond me daar zelf de meest aangewezen figuur voor. Ik betrapte mezelf erop dat ik het heel graag deed, maar ik had het niet gemist. Net zoals ik het hoorbaar radio maken ook nu niet zal missen.

En dat voor iemand die algemeen als een echt radiobeest wordt beschouwd.

Ik zal het tot de laatste minuut met veel plezier doen. Het eerlijke antwoord is natuurlijk dat het nog valt af te wachten hoe hard ik de radio ga missen. Misschien sta ik hier op 1 september te smeken om me – alstublíéf­t – toch nog een programma te geven. Maar ik denk het niet.

“Harmonieus kunnen afronden na een uitzending waar een goeie flow in zat: dat maakt me gelukkig. Dan rij ik achteraf met een goed gevoel naar huis.”

“Ik heb te vaak gezien dat mensen te veel vergroeien met de stoel waarop ze zitten. Dat is menselijk, zeker als je het graag doet. Maar je moet het moment voorblijve­n dat iemand je vriendelij­k op de schouder tikt en naar de uitgang begeleidt.”

 ??  ??
 ?? FOTO INGE KINNET ?? Jan Hautekiet op het dak van de VRT: “Ik heb hier altijd in veel vijvers mogen zwemmen.”
FOTO INGE KINNET Jan Hautekiet op het dak van de VRT: “Ik heb hier altijd in veel vijvers mogen zwemmen.”
 ?? FOTO VRT ?? Hallo Hautekiet: “Het succes van dat programma was de constante spanning.”
FOTO VRT Hallo Hautekiet: “Het succes van dat programma was de constante spanning.”
 ?? FOTO INGE KINNET ?? Jan Hautekiet.
FOTO INGE KINNET Jan Hautekiet.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium