Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Ik wil van mijn leven genieten. Daar voel ik me soms schuldig over”
Zes jaar geleden, in maart 2012: ouders verzamelen in paniek aan basisschool ’t Stekske in Lommel-Kolonie. Er was een bus gebotst in Sierre in Zwitserland, op de terugweg van skiklassen. Achtentwintig doden waren er, onder wie vijftien kinderen en twee begeleiders van ’t Stekske.
Vandaag staan er voor de school zeventien ijzeren palen. Ze stellen ‘stekskes’ voor – lucifers. In hun kopje, dat elke avond oplicht, zit een persoonlijke koker met briefjes en tekeningen, boodschappen aan elk slachtoffer. Bewaard tussen hemel en aarde. In het monument speelt zachte muziek – Wêr bisto van Twarres. En in de vloerplaat, gegoten in de contouren van Zwitserland, zitten zeven spots die naar boven schijnen. Het zijn de overlevenden die over hun vriendjes waken. Twee van die spots zijn Luca en Yoëlle.
Wanneer waren jullie hier voor het laatst?
Luca: “Op 13 maart. De dag van de herdenking. Tot vorig jaar was er dan altijd een officiële plechtigheid, met de burgemeester en de pers en alle nabestaanden. Dit jaar hebben ze dat niet meer gedaan. Iedereen kwam bloemen leggen wanneer hij of zij dat wou.”
Vind je dat jammer?
Luca: “Nee. Ik vind het beter zo.”
Yoëlle: “Iedereen verwerkt het op zijn manier. Ik heb mijn kettinkje dat ik nooit afdoe en de foto’s op mijn kamer. Elke dag denk ik nog aan hen, terwijl anderen de herinneringen juist afblokken. Er bestaat geen plan voor, hé. Dat was het probleem van de psychologen die na het ongeval bij ons kwamen: ze dáchten dat ze wisten hoe we ons voelden. Maar dat was helemaal niet zo.”
Ik zou net denken: een kind heeft veel psychologische begeleiding nodig na zo’n trauma.
Yoëlle: “Ik heb weinig tegen hen gezegd.” Luca: “Dat was bij ons allemaal zo. Algemene stilte. We wilden gewoon terug in onze klas gaan zitten. Tweeëntwintig bankjes stonden daar nog, vijftien bleven er leeg. Maar we hadden heel veel aan elkaar, nu nog altijd trouwens. Niet dat we veel praten over het ongeval. Dat doen we bijna nooit. We praten vooral over de dingen die voordien gebeurden: de reis, onze vrienden.”
Yoëlle: “Gisteren zaten we achterin de bus op weg naar Eindhoven. Ik zei tegen Janne
(haar beste vriendin die het ongeval ook overleefde, red.): Weet je nog, in de basisschool? Toen we altijd met de bus naar de zwemles reden? Dan zaten we altijd achterin en bij elk bultje waar we over reden, sprongen we omhoog.”
Een leuke herinnering.
Yoëlle: “Ja, ik wil niet dat dit vreemd overkomt, maar dat is wel hetgene wat blijft hangen uit onze kindertijd. De plezierige dingen. Iedereen was er toen nog bij.”
Heeft het lang geduurd voor jullie weer in een bus durfden te stappen?
Yoëlle: “Dat wel. Drie à vier jaar. Ik denk dat het bij de herdenking in Zwitserland was, in 2015. Dat was een grote stap. Ik heb ook lang getwijfeld of ik wel in de tunnel zou gaan, om daar een boodschap op de muur te schrijven.”
Luca: “Ik ben er niet ingegaan.”
Wat weten jullie nog over het ongeval?
Luca: “Niks. Ik was meteen bewusteloos.”
Yoëlle: “Ik zie me nog wel liggen op een brancard, met militairen rond me. Maar ik kwam pas echt bij bewustzijn in het ziekenhuis van Lausanne. Ik had twee gebroken benen, een verbrijzelde enkel, een klaplong en drie verschoven nekwervels. Een dwarslaesie (beschadiging van ruggenmerg, red.), hadden de dokters tegen mijn ouders gezegd.
Allicht blijft ze voor altijd verlamd. Ik weet nog dat mijn tenen begonnen te bewegen en ik
dacht: Als ik kan denken met mijn hoofd en mijn tenen bewegen, dan zal het stuk ertussen ook wel goed komen.(lacht) Logisch denken
bij een 12-jarige.”
Yoëlle lag drie maanden in het ziekenhuis en belandde in een rolstoel. Er volgden jaren van operaties, revalidatie, eindeloze kinesessies om opnieuw te leren stappen. Vandaag is haar rechterarm nog half verlamd. Stappen lukt, maar voorzichtig en slechts over korte afstanden. “Ze is mijn heldin”, zegt mama Jacoline, die haar tot bij het monument heeft gebracht. “Ongelofelijk hoe sterk dat kind de voorbije zes jaar is geweest.”
Hoe zie je dat zelf? Heb je pech gehad, of had je geluk?
Yoëlle: “Ik denk zeker niet dat ik pech heb gehad. Ik heb vooral heel veel geluk dat ik nog leef. Die beperkingen, die moet ik erbij nemen. Dat is gewoon zo.”
Luca: “Ik denk nooit: waarom is ons dit overkomen? Dat is gewoon tijdverlies. Ik ben daar heel realistisch in: it happens. Ongevallen gebeuren. Niet alle mensen maken ze mee, maar ze gebeuren.”
Als 12-jarige verwacht je dat niet. Dan is sterven iets voor oude mensen. Was het moeilijk om met de gedachte dat je kón doodgaan om te gaan?
Luca: “Op je twaalfde denk je niet zo filosofisch als een volwassene. Ik dacht niet aan de dood. Over vragen als: waarom is die bus dáár gebotst? Waarom zijn mijn vriendjes dood en ik niet? Ik dacht gewoon: Amai, zo
erg. De bus is gebotst en mijn vrienden zijn er niet meer. Ik had heel veel verdriet. Maar de vragen die door mijn hoofd spookten, waren heel praktisch: Wanneer kan ik naar huis? Wanneer kan ik weer stappen? (Luca brak twee benen en moest ook maandenlang revalideren, red.) Van ons groepje waren er ook die wel begonnen te piekeren en nu nog worstelen om het een plek te geven. Iedereen doet het op zijn manier.” Zijn jullie nu meer volwassen dan jullie leeftijdsgenoten? Luca: “Soms denk ik wel: Waar maken jullie
je druk over? Van die boyfrienddrama’s of van die typische pietluttige vriendendiscussies…”
Yoëlle: “Echt, hé! Binnenkort is het galabal op school, en iedereen maakt zich druk: Oh nee! Met wie moet ik gaan? Ik heb geen date! (lacht) Ik heb me die vraag nooit gesteld. Janne en ik zeiden meteen: Wij gaan gewoon met elkaar. Dat zit er wel in bij ons: we maken er sowieso iets leuks van, want we schatten de dingen naar waarde. Een fuif, een namiddag shoppen, naar de cinema: dat gewoon kunnen doen, daar geniet ik van.”
Nabestaanden
Op een van de bankjes komt een man zitten. Hij verbergt zijn kin in z’n jas en staart zwijgend naar het monument. Een kwartiertje ongeveer. Dan stapt hij weer weg. Luca en Yoëlle worden wat voorzichtiger, dempen hun stem. “Het is de grootvader van een van de overleden kinderen. Het is en blijft ongemakkelijk, als je die mensen ziet. Dan kruipen we automatisch wat in onze schulp.”
Luca: “Sommigen zijn vriendelijk, voor anderen is het duidelijk heel confronterend. Zij denken: Waarom zij wel en mijn kind niet? Je voelde dat destijds, na het ongeluk. Mijn ouders en ik hebben een tijdje vermeden om gewoon over straat te lopen. Nu nog is die spanning aanwezig. Als ik een nabestaande zie, dan weet ik nog altijd niet hoe ik me moet gedragen.”
Yoëlle: “Ik vind het heel erg voor hen. Als wij in dit interview zeggen: We willen genieten
van het leven, dan hoop ik dat ik hen niet kwets. Wij hebben ons leven nog, natuurlijk moeten we daarvan genieten. Maar ik voel me wel schuldig om dat te zeggen.” BERT HEYVAERT
Yoëlle
‘‘Ik denk zeker niet dat ik pech heb gehad. Ik heb vooral heel veel geluk dat ik nog leef.’’
Luca
‘‘Bij leeftijdsgenoten denk ik soms wel: waar maken jullie je druk over?’’