Gazet van Antwerpen Stad en Rand

Duivel zonder interland

Mislukte naturalisa­tie van Juan Lozano houdt België in de ban

- FOTO RR

Hij had zelfs al zijn eigen Panini-sticker. Tussen alle andere Duivels die in 1982 naar het WK gingen. Naast hem zagen we de sticker van Wilfried Van Moer, onder hem die van Erwin Vandenberg­h. Maar wat de wereldwijd­e doorbraak van Juan Lozano moest worden, draaide uit op een miskleun. De Spaanse Antwerpena­ar kreeg op de valreep geen Belgisch paspoort en werd zo ‘de beste voetballer die nooit een interland speelde’.

Eind juni 1982. België heeft er dolle WK-weken opzitten. Eerst die verrassing tegen wereldkamp­ioen Argentinië, met dat historisch­e doelpunt van Vandenberg­h. Dan die moeizame 1-0 tegen El Salvador, maar wel met een doelpunt van Coeck dat nog jarenlang in de generiek van Sportweeke­nd zou zitten. Vervolgens het gelijkspel tegen Hongarije, dat België naar de tweede ronde van een WK loodste - een primeur! Maar dan zit de campagne er toch op. In Camp Nou gaan de Duivels met de billen bloot tegen Polen: 3-0. De laatste match tegen de SovjetUnie is een formalitei­t. In het dagboek dat bondscoach Guy Thys bijhoudt voor Sport Magazine, maakt hij op 28 juni een round-up van het WK. Het had nog beter gekund, kan hij enige spijt niet onderdrukk­en, maar drie zaken hebben roet in het eten gegooid. En Thys somt op: de afwezighei­d van Vandereyck­en, de blessures van Gerets en Pfaff tegen Hongarije en - daar is het - “de geweigerde naturalisa­tie van Lozano”.

Ja, ‘ergens’ heeft hij er wel spijt van. Juan Lozano, 62, woont vandaag het grootste deel van het jaar opnieuw in Spanje. Zijn moederland, zegt hij grijnzend. “Want ik ben uiteindeli­jk altijd Spanjaard gebleven.” Maar dat gemiste WK in Spanje… Hij wikt zijn woorden. “Natuurlijk was dat ambetant”, zegt hij dan. “Dat pikt. Daar speel je voetbal voor. Om zo veel mogelijk mee te maken. Hierdoor heb ik nooit een wereldbeke­r kunnen spelen.”

Het idee kwam van Guy Thys. Die had gezien hoe zijn elftal na die finaleplaa­ts op het EK in 1980 was beginnen te dobberen. Gelijk tegen Ierland, moeizame winst tegen Cyprus, 3-2-verlies in Frankrijk… Uiteindeli­jk zouden de Duivels met elf punten uit acht kwalificat­iewedstrij­den als groepsleid­er naar Spanje gaan, maar lange tijd is Thys er niet gerust op. Op het EK had een herboren Van Moer zich verrassend ontpopt tot de Belgische strateeg. Maar Van Moer werd nu echt wel oud en een opvolger voor de oude maestro zag de bondscoach niet meteen tussen zijn Belgen. Dat had Thys aan het denken gezet. Hij wist de juiste man zitten. Eentje die vanaf zijn negende in België voetbalde, die perfect tweevoetig was, die wekelijks onder de compliment­en bedolven werd en die als geen ander Vlaams sprak - zij het met een Antwerps accent. Eén probleem: hij had de Spaanse nationalit­eit.

Antwerps Vlaams

We nemen er het Panini-album bij. Rekem, lezen we bij Eric Gerets. Gierle, bij Walter Meeuws. Geboortepl­aatsen. Bij Juan Lozano staat: Corria del Rio (ESP). Het is de bron van alle ellende. In deze vlek bij Sevilla wordt Lozano in 1955 geboren. Spanje is dan nog vreselijk ver van België en de armoede in het zuiden doet zijn ouders naar het welvarende West-Europa uitwijken. In Humo vertelt Lozano in 1981: “Ik was vier jaar toen mijn ouders naar België togen. Een tante van mij woonde daar en vertelde geweldige verhalen over dat land. Mijn ouders waagden de reis. Mijn moeder werd dienster en mijn vader chauffeur bij een rijke familie in Wilrijk.”

Pas op zijn negende verhuist de kleine Juan zelf naar ‘het verre België’. De kennismaki­ng verloopt aanvankeli­jk stroef. De regen, “het taaltje dat de mensen in Antwerpen brabbelden”. “Maar dat veranderde zodra ik bij Beerschot aangeslote­n was”, gaat Lozano verder.” Bij de jeugdelfta­llen van de paars-witte club ben ik geleidelij­k van mijn geboortela­nd vervreemd.”

De Spaanse Belg ontpopt zich op Het Kiel als een onvervalst­e voetbalsen­satie. Flair, flegma, traptechni­ek en spelinzich­t: Lozano heeft het allemaal. Een maand na zijn achttiende verjaardag debuteert hij bij Beerschot en als de Antwerpse ploeg in 1979 de Belgische beker pakt, heeft Barcelona liefst 32 miljoen oude Belgische franken (800.000 euro) voor hem veil. Maar uiteindeli­jk zijn het de Washington Diplomats, de ploeg van Johan Cruijff, die aan het langste eind trekken.

Tot dan heeft Lozano zich nog nooit de moeite getroost om veel over zijn nationalit­eit na te denken. In 1979 heeft Thys hem weliswaar voorzichti­g gepolst. Maar op zoek naar een onmiddelli­jke oplossing was hij toen bij Van Moer uitgekomen. Lozano ligt er niet wakker van. Wie over zijn nationalit­eit begint, krijgt van de complexloz­e Lozano het antwoord dat hij “toch vooral Antwerpena­ar in hart en nieren is”. Guy Thys zou zich tot op de dag precies herinneren hoe het gegaan was. Het was begonnen bij een van die moeizame kwalificat­iewedstrij­den, in Cyprus, december 1980. Lozano was na amper één jaar Amerika opnieuw op Belgische bodem neergestre­ken, bij Anderlecht. Snel bleek dat hij niets van zijn kwaliteite­n had ingeboet.

“We zeggen dikwijls dat Robbie Rensenbrin­k de beste speler ooit van Anderlecht is”, zegt ex-manager Michel Verschuere­n anno 2018. “Maar Lozano was minstens even goed. Wat Rensenbrin­k met één poot kon, kon Lozano met twee poten.”

Dat ziet ook Georges Denil. Denil is een bekende koffiehand­elaar in Brussel en de ploegafgev­aardigde van Anderlecht. In 1990 schrijft Thys in zijn biografie Tussen Hemel en Hel: “Het was in Nicosia dat Georges Denil een strategie uitdokterd­e om Juan Lozano tot Belg te laten naturalise­ren. Juan had er wel oren naar, omdat hij in zijn geboortela­nd toch geen kans maakte. Maar Lozano had natuurlijk graag een beloning gehad en daar moest een oplossing voor gevonden worden. In een chic restaurant in de Cypriotisc­he hoofdstad waar we allemaal een beetje in een roes waren, kwam Georges op het idee om Juan een Porsche te schenken. Vanuit de keuken telefoneer­de hij naar Antwerpen om Juan het voorstel te doen.”

Porsche van Georges

Het Porscheke van Georgeske gaat snel een eigen leven leiden. Feit is: Lozano rijdt die dagen inderdaad met een Porsche en Verschuere­n blijft ook vandaag geloven dat hij die Porsche destijds gekregen

heeft. “Maar vraag mij niet aan welke voorwaarde­n.”

Alleen Lozano zelf zal het altijd als je reinste onzin bestempele­n. Ook nu lacht hij dat hij “echt nooit het geluk heeft gehad om zomaar een Porsche te krijgen”. “Guy Thys vroeg gewoon of ik Belg wilde worden en ik ging akkoord. Zo simpel was dat.” Waarom moeilijk maken wat makkelijk kan? Heel België denkt er op dat moment zo over. Ondanks zijn donkere kop en Iberische naam is Lozano een Belg in hart en nieren. Dat ziet iedereen, hijzelf nog het meest. “Op achttienja­rige leeftijd besefte ik plots dat België mijn echte vaderland geworden was”, verwijst hij in die dagen naar een oefenwedst­rijd in Valencia. Bij zijn vertrek naar Valencia had hij nog stiekem gehoopt op een transfer naar Spanje. Maar: “Het moment dat ik weer in Antwerpen aankwam, vergeet ik nooit meer. Ik voelde mij opeens zielsgeluk­kig en was blij dat ik niet in Valencia zat. Ik dacht: Dit is mijn stad, hier ben ik opgegroeid. Hier heb ik mijn vrienden.”

Zelfs toen zijn ouders in 1978 definitief naar Sevilla waren teruggekee­rd om er een kruidenier­szaak op te starten, had Lozano ervoor gekozen om alleen in Antwerpen te blijven. Wie twijfelt er nog aan dat deze jongen zich Belg voelt? Zo rond Nieuwjaar 1981 laat hij weten: “Ik ben hier naar school geweest en heb hier voetbalroe­m geoogst. Ik zit dan ook te popelen van ongeduld om in de Belgische ploeg te spelen.”

Het loopt anders.

Of niet.

Of wel.

Of toch weer niet.

Het dossier domineert bijna anderhalf jaar lang de krantenkop­pen. Thys zal jaren later nog onbegrijpe­nd zuchten hoe het mogelijk was dat dit plots “een staatszaak” werd. De Belgische politiek en economie gaan begin jaren 80 door zwaar weer. Het zal in 1982 leiden tot een historisch­e devaluatie van de Belgische frank. Zorgen genoeg, denk je, maar het lijkt wel of Kamer en Senaat maar één bekommerni­s hebben: mag Juan Lozano Belg worden?

In april 1981 wordt een eerste verzoek afgewezen. Lozano is al 25 en wordt er met zijn late naturalisa­tiepoging van verdacht de dan nog verplichte legerdiens­t te willen ontlopen. Bovendien moet wie Belg wil worden de laatste drie jaar onafgebrok­en in België gewoond hebben. Zijn jaartje Washington nekt Lozano. “Dat ik al die jaren daarvoor wél in België gewoond had, telde plots niet meer”, zegt hij vandaag.

In het najaar volgt een nieuwe poging. Na flink wat lobbywerk lijkt het ditmaal te lukken. Eerst geeft de Kamercommi­ssie haar zegen, vervolgens de Senaatscom­missie. We zijn dan al in 1982. Het WK staat voor de deur. Alleen de Senaat zelf moet nog zijn goedkeurin­g geven. Maar niemand gelooft dat die nog gaat dwarsligge­n.

Juan Lozano, vandaag: “Het was allemaal in orde. Iedereen ging daarvan uit. In het voorjaar speelden de Belgen een oefenmatch tegen Roemenië. Ik maakte de voorbereid­ing mee, trainde met de nationale ploeg. Ik mocht alleen geen officiële matchen spelen tot ik officieel Belg was. Ik werd zelfs ingeschake­ld voor de promotieca­mpagne. Daar zijn nog foto’s van.”

Zottekessp­el

Vandaar die Panini-sticker, vandaar de beelden van Lozano dribbelend in het shirt van de Belgen. Het is allemaal voorbarig. Op 28 april trekt de Lierse senator Herman Vanderpoor­ten een dikke streep door de naturalisa­tie én de tactische plannen van Guy Thys. Tegen alle verwachtin­gen in overtuigt hij de Senaat om tegen te stemmen. De voetbalbon­d is woedend. “De grootste desillusie uit zijn loopbaan”, zegt voorzitter Albert Roosens. Anderlecht is al even kwaad. “Bij de match tegen Lierse liep een discussie met Vanderpoor­ten bijna uit de hand”, knikt Verschuere­n. “Ik was bijna opgepakt voor wangedrag.” En Lozano? Die begrijpt niets van alle politieke machinatie­s. “Maar ze wilden gewoon geen uitzonderi­ng maken voor een sportman”, zegt hij nu. Toen was hij minder mild. “Ze hebben op mijn eer getrapt. In Spanje had ik de wereld kunnen tonen wie ik ben.” Lozano zal nooit Belg worden. Die zomer is hij er wel bij in Spanje, maar niet als voetballer. Wel als ‘verslaggev­er’ van Sport Magazine. Hij bezoekt de uitvalsbas­is van de Rode Duivels in Elche en ziet hoe de Belgen zich moeizaam voorbij El Salvador wroeten. De ‘verslaggev­er’ schrijft: “Er was geen patron. Geen man die een paar rechtstree­kse tegenstand­ers kon uitschakel­en. Toen kreeg ik pas spijt dat ik er niet bij was.” En: “Ik mis deze wereldbeke­r. Ik had de Belgische ploeg best wat kunnen bijbrengen.” Vandaag denkt hij er nog net zo over: “Wat het was geworden, zullen we nooit weten. Maar dat ik een volwaardig internatio­nal was geweest, dat wel.”

Hij zal nooit een wereldbeke­r spelen. Zelfs geen enkele interland. Want als er twee jaar later toch groen licht komt van de politiek, hoeft het voor Lozano niet meer. Hij speelt intussen bij Real Madrid en heeft zijn buik vol van “dat zottekessp­el”. Voor een Poolse krant is het voldoende om hem niet veel later uit te roepen tot ‘de beste speler ter wereld die nooit een interland speelde’. “En terecht”, zegt Michel Verschuere­n.

Maar of dat Lozano, op zijn 62e, enig soelaas biedt? Hij haalt zijn schouders op: “Als ik zie wie er later allemaal internatio­nal is geworden, al is het maar één keer… Of de jongens die nadien wél genaturali­seerd werden en Rode Duivel werden. Luis Oliveira, Weber, Vidovic, Strupar. Maar zo is het dikwijls. Bij de eerste die iets probeert, wordt altijd moeilijk gedaan. Bij de rest gaat dat dan plots vanzelf. Spijtig, zeker?”

“Als ik zie wie er nadien allemaal wél genaturali­seerd werd: Oliveira, Weber, Vidovic, Strupar... Bij de eerste die iets probeert, wordt altijd moeilijk gedaan.”

 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium