Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Wickelfischen
Geheel tegen de traditie in speelde de
Warmste Week zich de afgelopen dagen niet op Studio Brussel af. De slag om de thermometer was van die aard dat het me een paar keer zwart voor ogen werd. Die paar keer dat er even een windje opstak, voelde het aan alsof iemand een haardroger op mijn gezicht gericht hield. Zelfs mijn oude kat Spinvis – achttien jaar geleden geadopteerd in Italië – zocht voor één keer een plekje in de schaduw op. Meestal ligt hij nog het liefst te zonnen op de gloeiend hete witte stenen in ons stadstuintje, maar ook voor hem zijn er kennelijk grenzen.
De loden hitte zorgt er bovendien voor dat mensen zich létterlijk van hun lelijkste kant laten zien. Want met dit weer worden uiteraard ook de driekwartsbroeken bovengehaald. En de witte sokken. In open sandalen. Onder melkwitte benen. Begrijp me niet verkeerd: extreme warmte vraagt extreme maatregelen, en ik wil aannemen dat modegevoeligheid daarbij niet de grootste prioriteit wegdraagt. Maar. Het. Ziet. Er. Echt. Niet. Uit.
Aan het plein waar ik woon zitten de terrasjes vol met roodverbrande lijven die zweten uit alle denkbare klieren. Alleen al daarom bid ik vurig dat er straks een koudegolf op ons afkomt, zodat het straatbeeld weer aan esthetiek wint. Exit okselvijvers. Zelf overwoog ik de voorbije dagen meermaals om mijn tentje in de koelkamer van de Colruyt op te slaan. Ook niet écht een gezellig plekje, maar je kan er tenminste in -en uitademen zonder dat er een zuurstofmasker aan te pas komt.
Gelukkig viel me nog net op tijd te binnen dat er een beter alternatief bestaat: wickelfischen. Het is een Zwitsers fenomeen waar je in Basel niet naast kan kijken. Zodra het kwik de hoogte in klimt en het water van de Rijn rond de twintig graden schommelt, zijn ze daar niet te houden. Dan stoppen ze hun hebben en houden in een visvormige zak die ze vervolgens langs de staartkant toewikkelen. Vervolgens laten de Zwitsers zich – op, naast of onder de wickelfisch – kilometers lang stroomafwaarts de rivier afdrijven. Wie het al geprobeerd heeft, zal het bevestigen: het is een heerlijke manier om tegelijk af te koelen, je conditie een beetje aan te scherpen én aan sightseeing te doen. Je kan er – zelf geprobeerd – zelfs een flesje wijn in koel houden, zodat je achteraf aan de oever meteen aan de picknick kan beginnen. Zeker: het is opletten voor boten en watertaxi’s. Maar voor de rest zijn er geen nadelen: het water is proper, en zo’n rivier die de stad dwars doormidden snijdt geeft extra cachet.
Ook in Antwerpen was het de voorbije dagen over de koppen lopen aan de rand van de Schelde. Maar er in zwemmen is helaas nog steeds geen optie, al was de verleiding groot. En er zijn kennelijk al plannen in die richting geweest. In het archief vond ik een stukje uit 2000 terug waarin een stadsingenieur zich sterk maakte dat de droom ook in onze stad op korte termijn werkelijkheid kon worden. Intussen zijn we achttien jaar verder. Hier moeten we het dus voorlopig met een paar openluchtzwembaden stellen. En met de vijver in Boekenberg. Niet slecht, uiteraard. Al hebben ze geen van allen de omvang om er met zo’n plooivis het water in te gaan. Dus toch maar een last minute naar Zwitserland geboekt, daarnet. Geen idee is gek genoeg als het helpt om een paar dagen aan de hitte te ontsnappen.