Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Voorlaatste in 2007, Tourwinnaar in 2018
Olympisch achtervolgingskampioen, kasseispecialist en ronderenner: portret van alleskunner Geraint Thomas
Hij was al behoorlijk uniek. De enige atleet die zich met één enkele letter laat aanspreken. G. Een van die heel zeldzame renners bovendien die zowel op de olympische piste als op de Vlaamse kasseien al de allerbeste was. En zondag kan daar, op zijn 32ste, zowaar een eerste Tourzege bijkomen. Geraint Thomas. De man die alles kan.
Eén Vlaamse krant zal het die zomer opmerken. In een bijzinnetje van een bijzin, maar zijn naam staat er wel. Het is de zomer van 2007 en in Londen is op 7 juli een jonge Welshman aan het avontuur van zijn leven begonnen. Hij is pas enkele maanden prof. Op de piste kennen de trouwe volgers hem wel, maar in het wegwielrennen zorgt zijn naam alleen maar voor gefronste wenkbrauwen. Geraint Thomas – wat is nu zijn voornaam? Wat doet het er toe? Geraint Thomas is de jongste deelnemer aan de Tour dat jaar – maar geen Vlaamse krant die dat schrijft. Hij is de eerste Welshman in de Tour in 40 jaar – nog minder interessant. En over zijn prestaties hoeven ze ook al niet te schrijven. Een vijftiende plaats in Bourg-enBresse is zijn allerbeste prestatie. Verder strompelt hij in alle ritten ver achter de koplopers binnen. Op de Aubisque, waar hij zich gisteren virtueel van de eindzege in de Tour verzekerde, rijdt hij in 2007 net geen 42 minuten na ritwinnaar Rasmussen over de streep. De 21-jarige Geraint Thomas kan die avond wel janken.
“In die Tour heb ik voor het eerst echt cols gezien”, zal hij er later over zeggen. “Ik die dacht dat ik thuis in Wales wel eens een berg was opgereden.”
Niet dus.
“Het was elke dag aanklampen. Toch ben ik ervan overtuigd dat die lijdensweg mij later alleen maar heeft geholpen. Elke keer als ik mij in een wedstrijd slecht voelde, moest ik maar terugdenken aan die Tour. Daarmee vergeleken ben ik nadien nooit meer moe geweest.” Geraint Thomas wordt in het eindklassement 140ste. 141 renners halen Parijs. Het is dan dat die ene Vlaamse krant hem, een dag voor Parijs, opmerkt. Dat onze landgenoot Wim Vansevenant toch maar beter oppast. Of die Thomas snoept hem nog de rode lantaarn af.
Pendelaar
Tot zijn 29ste, we zijn dan al in 2015, doet weinig tot niets vermoeden dat Geraint Thomas ooit de Tour zou kunnen winnen. Hij barst van het talent, dat weet de wereld wel. Dat weet die wereld al langer. Thomas is een product van de nieuwe Britse wielercultuur die zich rond de eeuwwisseling ontwikkelt en die vooral op de piste tot gigantische successen zal leiden. Als kind is hij een prima zwemmer. “Maar ze wilden dat ik nog voor ik ’s morgens naar school ging in het zwembad lag om te trainen. No, thanks.”
Later probeert hij het als rugbyspeler. “Maar de anderen werden groter en breder, ik bleef lang klein.”
Dus wordt het vanaf zijn vijftiende wielrennen. Eerst nog op regionaal niveau, maar als hij samen met zijn jeugdvriend Luke Rowe doorstroomt naar de nationale jeugdselecties op piste en weg, gaat het snel. In 2003 haalt hij voor het eerst de kleinste titeltjes in de krant: hij wint KuurneBrussel-Kuurne bij de juniores. Dat wordt een groter titeltje een jaar later als Thomas – enkele uren voor Magnus Bäckstedt alle profs verrast op de piste van Roubaix – zichzelf verrast in de wedstrijd bij de juniores. Hij heeft nog nooit op NoordFranse kasseien gereden en de deelname is een lastminute-beslissing, maar hij wint. Niet onbelangrijk detail: hij combineert het datzelfde jaar met een wereldtitel bij de juniores op de piste, in de scratch.
Kasseiklassiekers en piste. Weg en baan. Tien jaar lang zal Geraint Thomas heen en weer pendelen. Hijzelf blijft tot vandaag zeggen dat zijn grote liefde ligt bij de kasseiklassiekers. Wedstrijden waar je “de bierlucht in de adem van de toeschouwers kan ruiken”. Hij houdt ervan en het zal ook in die wedstrijden zijn dat Thomas in 2011 voor het eerst als wegrenner de middelmaat ontstijgt. In Dwars door Vlaanderen wordt hij tweede, in de Ronde van Vlaanderen haalt hij net de top tien. Verdienstelijk, maar vergeleken met de hoge toppen die hij in diezelfde jaren scheert als baanwielrenner stelt het amper iets voor. Zowel in Peking 2008 als in Londen 2012 pakt hij goud op de Spelen in de ploegenachtervolging. Het lijkt mijlenver af te staan van wat hij de voorbije weken in Frankrijk presteerde. Vier kilometer in vier minuten of dik 3.350 kilometer in drie weken. Maar, zei Thomas al meermaals, het heeft hem deze maand wel geholpen. Al was het maar om de druk af te houden. “Zenuwen in de Tour? Een start van
de ploegenachtervolging, dan ben je pas nerveus.”
De Tour in die dagen? Na zijn hopeloze debuut in 2007 volgen er nog deelnames. Maar het blijft altijd bij een bijrolletje. In 2010, zijn tweede deelname, rijdt hij even in de witte trui van beste jongere. Maar als hij op zekere dag samen met Cancellara, Schleck, Evans en Hushovd in een ontspanning meegaat, spreekt de Franse commentaar van “une échappée royale, op uitzondering van die jonge Welshman”. Zo bescheiden is zijn status. In 2011 is zijn grootste Tourtriomf de (troost)prijs van de strijdlust, na rit twaalf. En in 2013 valt hij vooral op door al in rit één een barst in het bekken op te lopen maar toch de Tour uit te rijden en Froome aan de eindzege te helpen. Acht jaar eerder heeft hij bij een zware crash op de piste al zijn milt verloren, nu dit: aan volharding ontbreekt het die nog altijd weinig opvallende Thomas duidelijk niet.
Terug naar Vlaanderen
En dan komt 2015. Voor sommige renners is het moment van doorbraak niet altijd te bepalen. Hun groei is een geleidelijke groei. Anonieme plekken wordt verdienstelijke plaatsen, verdienstelijke plaatsen worden ereplaatsen, ereplaatsen worden overwinningen. Maar bij Thomas is de timing precies te definiëren. Een jaar eerder heeft hij de piste afgezworen. Been there, done
that. En plots is daar die ene grote overwinning in een eendagswedstrijd: in de E3 Harelbeke is hij de betere van wereldkampioen Peter Sagan. Het is een eerste ijkpunt. De pisterenner kan het ook in de klassiekers afmaken. Ook op de weg blijkt hij een topper. Wat helemaal blijkt als hij die zomer ook in de Tour heel lang met de allerbesten meekan: tot diep in de Tour is hij Froomes voornaamste luitenant, zelfs in de bergen, om pas in de slotdagen weg te zakken naar een vijftiende plaats. De klassieke renner kan het ook in de grote rondes. Velen kijken verbaasd op, maar de Vlaamse kasseirenners die hij drie maanden eerder op hun terrein klopte, niet eens.
“Hij was altijd al iets lichter dan de doorsnee klassieke renner”, vertelde Van Avermaet nog in deze Tour. “En met dat kleinere postuur trapte hij toch een geweldig groot verzet”, aldus Vanmarcke. “Dan heb je de power om het ook in een grote ronde waar te maken.”
Die Tour is het besef gekomen, zou Thomas begin van dit jaar opmerken in een interview. Tot dan had hij altijd gemengde gevoelens gehad bij zijn polyvalentie. Nu ging het roer om. Op de baan had hij de wereldtop bereikt. Dat hoefde niet meer. Voor de klassiekers zou hij over enkele jaren nog wel kansen krijgen.
“Dat blijft mijn grote liefde. En schrijf maar op: over enkele jaren zien jullie mij terug in Vlaanderen.”
Maar als hij als ronderenner zijn kans wilde wagen, moest het nu gebeuren. Na de lente van 2016 beslist de gewezen pistier en kasseirenner om het drie jaar lang in de grote rondes te proberen. Sinds deze zomer weten we waarom. De voorlaatste van 2007 zal straks de eerste zijn.